Volgens de VNG blijkt uit het loslaten van de macro-aftopping, zoals het kabinet eerder van plan was, maar ook uit de toevoeging van de hiervoor besproken nieuwe verdeelsleutel dat het kabinet kennelijk minder waarde hecht aan de inbrengwaarde als een belangrijke kostencomponent. Het zou slechts voor extra lasten zorgen in het systeem van kostenverhaal. De VNG is het daar niet mee eens omdat de inbrengwaarde zorgt voor een correctie op de te verhalen exploitatiebijdrage en fungeert als een verevening tussen de verschillende exploitatiebijdragen. De toepassing van de inbrengwaarde laat volgens de VNG op een objectieve wijze zien, dat de individuele ontwikkelende partij in staat moet worden geacht de exploitatiebijdrage te kunnen dragen. Een vereenvoudiging van de raming van de inbrengwaarde is daarom wat de VNG betreft bespreekbaar, het afschaffen niet.
De NEPROM sluit zich voor wat betreft het handhaven van de inbrengwaarde als kostensoort hierbij aan en is – begrijpelijk – uitgesproken tegenstander van het loslaten van de macro-aftopping. Volgens de NEPROM is het loslaten van de macro-aftopping in geval van organische gebiedsontwikkeling, zoals het kabinet voorstelt, ook niet nodig omdat het kostenverhaal wordt afgestemd op de fasering in de contracten of in het (globale) exploitatieplan. Ook de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) pleit voor handhaving van de macro-aftopping De Rli pleit ook voor kostenverhaal middels een forfaitaire bijdrage, maar daar wil het kabinet niet in meegaan omdat dit in de praktijk zou leiden tot een te hoog of juist te laag kostenverhaal..
Met de Aanvullingswet kiest het kabinet voor een andere benadering van het kostenverhaal. Niet meer vanuit de fictie van een gemeentelijke grondexploitatie, maar uitgaande van kostenverhaal op basis van opbrengstpotentie of profijt. Het is dan ook niet meer dan logisch om ook de huidige vereveningssystematiek en de betekenis van de inbrengwaarde kritisch tegen het licht te houden. Tegelijkertijd dient wel steeds oog te worden houden op de ervaringen in de praktijk. In ruim 11 jaar Wro hebben gemeenten en marktpartijen werkwijzen ontwikkeld die misschien niet ideaal, maar toch zeker praktisch werkbaar zijn. Op dit moment is het immers al vrij lastig om beroepsgronden tegen de financiële onderdelen van een exploitatieplan goed te onderbouwen, maar het is in ieder geval duidelijk waar die onderdelen op zijn gebaseerd. Indien de verplichting tot onderbouwing van bepaalde kostensoorten zoals inbrengwaarden zou worden losgelaten, dan zijn de kosten niet goed meer te controleren.
In artikel 13.17, eerste lid is nu bepaald dat zowel de opbrengsten als de waardevermeerdering en de inbrengwaarde van de gronden worden geraamd op basis van objectief bepaalbare maatstaven. Bij Amvb worden nadere regels gesteld over de methoden waarmee de in het eerste lid bedoelde ramingen dienen te worden uitgevoerd (13.17, tweede lid).