Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Het kabinet heeft ten aanzien van de bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen in februari 2019 toegezegd de mogelijkheid om dit instrument te behouden nog eens te zullen overwegen

Kamerstukken II 2018/19, 35 133, nr. 3, p. 194.. En al in de eerste Nota van wijziging van 3 april 2019 op de ontwerp Aanvullingswet is in de Omgevingswet een nieuwe Afdeling 13.7 opgenomen waarin artikel 13.22 bepaalt dat in overeenkomsten over bij AMvB aangewezen activiteiten bepalingen kunnen worden opgenomen over financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied op basis van een omgevingsvisie of een omgevingsprogramma Kamerstukken II 2018/19, 35 133, nr. 3, p. 1.. Vervolgens is in de derde nota van wijziging van 3 september 2019 bepaald dat, zolang er nog geen gemeentelijke omgevingsvisie als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Omgevingswet is vastgesteld, het college van burgemeester en wethouders in een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.22, eerste lid, van de Omgevingswet ook bepalingen kan opnemen over financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied op basis van een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening Kamerstukken II 2018/19, 35 133, nr. 14, p. 2..

In de Aanvullingswet wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen binnenplanse en gebiedsoverstijgende (bovenwijkse) kosten. De kostensoortenlijst is dus niet alleen van toepassing op het verhaal van kosten die binnen het gebied zijn gemaakt, maar ook op het verhalen van bovenwijkse kosten als het exploitatiegebied daar ten dele profijt van heeft, mits de kosten naar evenredigheid worden toebedeeld en de kosten toerekenbaar zijn aan dat gebied. Mogelijk dat ook bovenplanse kosten, mits wordt voldaan aan de criteria profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid (PPT) en ze voorkomen op de kostensoortenlijst, verhaald kunnen worden.

De NEPROM is bang dat door het vervallen van het onderscheid tussen binnenplanse en bovenwijkse kosten er meer mogelijkheden tot kostenverhaal worden gecreëerd en baatafroming op de loer ligt. Hiertegen in kan worden gebracht dat de PPT-criteria onverkort van toepassing blijven en de gemeente de kostentoerekening aan de betreffende activiteiten dus goed zal moeten motiveren, zoals nu ook al het geval is. Bij de behandeling van het ontwerp Aanvullingsbesluit zijn over de toepassing van de criteria van profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid (PPT-criteria) opnieuw kritische vragen gesteld Kamerstukken II 2019/20, 35 133 nr. 37. (Vragen en antwoorden Aanvullingsbesluit grondeigendom Omgevingswet; in dit geval vragen door de fractie van D66).: ‘Kunnen die criteria in de nieuwe afdeling 13.6 nog verplichtend worden opgelegd, ook gegeven de slechte toerekenbaarheid van deze criteria bij investeringen op stadsniveau?’ Ook wil de Kamer weten in hoeverre een eventuele verplichting van het opnemen van PPT-criteria rijmt met het aangenomen amendement Ronnes c.s. inzake een verplichte bijdrage aan ontwikkelingen. Het kabinet antwoordt: “..dat in artikel 13.11, eerste lid, van het wetsvoorstel is bepaald dat alle kosten die voldoen aan de zogenoemde PPT-criteria, moeten worden verhaald op grond van de regeling kostenverhaal. Kosten op stadsniveau die voldoen aan de PPT-criteria, zoals de aanleg van een weg die nodig is om een nieuwbouwwijk te ontsluiten (wijkontsluitingsweg), dienen met toepassing van afdeling 13.6 te worden verhaald. Daarnaast voorziet het wetsvoorstel door het aannemen van het amendement Ronnes c.s. in een publiekrechtelijk afdwingbare regeling om een financiële bijdrage voor de ontwikkeling van gebieden te verlangen ter verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Daarvoor gelden de zogenoemde PPT-criteria niet. In plaats van de PPT-criteria moet voldaan zijn aan het vereiste van een functionele samenhang tussen de ontwikkeling waarvoor de financiële bijdrage wordt gevraagd en de activiteit die de initiatiefnemer wil uitvoeren. Als de bouwactiviteit bestaat uit de bouw van een nieuwe woonwijk, kan bijvoorbeeld een bijdrage worden verlangd voor de aanleg van een gemeentelijke rondweg of een stadspark, als die niet direct noodzakelijk zijn voor de bouw van een nieuwbouwwijk.” Kamerstukken 2018/19, 35 133, nr. 34.