In artikel 12.2 van de Omgevingswet (2016) was geregeld dat het omgevingsplan duidelijkheid moet bieden over de exploitatiegebieden en de wijze van kostenverhaal (via exploitatieregels of exploitatievoorschriften) Dit geldt niet alleen voor exploitatieregels, maar ook als besloten wordt het kostenverhaal door te schuiven en exploitatievoorschriften aan omgevingsvergunningen te verbinden omdat er binnen een exploitatiegebied binnenplanse verevening mogelijk is, daarbuiten niet.. Voor een projectbesluit en een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit geldt dat de basis daarvoor niet vooraf in een omgevingsplan wordt vastgelegd. De begrenzing van het exploitatiegebied zal in die gevallen dus worden geregeld in de exploitatievoorschriften. Het exploitatiegebied is in deze systematiek dan (maximaal) de locatie waarvoor het projectbesluit of de omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit wordt aangevraagd.
Begripsverwarring
In de huidige Wro-praktijk is er vaak verwarring over de begrippen ’bovenwijkse voorzieningen’, ‘bovenplanse kosten’ en ‘bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen’. Kosten van bovenwijkse voorzieningen staan op de kostensoortenlijst en kunnen zonder meer worden verhaald, dat wil zeggen zonder daarvoor een basis te hebben in een structuurvisie. Bij bovenplanse kosten en bijdragen in ruimtelijke ontwikkelingen is dit anders omdat in de huidige systematiek van de Wro de structuurvisie hier een cruciale rol speelt.
Bovenplanse kosten (6.13, zevende lid, Wro) kunnen nu alleen worden verhaald bij een samenhangende ontwikkeling van verschillende locaties, op grond van een structuurvisie waarin die samenhang duidelijk moet worden beschreven. Bovenplanse kosten hebben veel weg van bovenwijkse voorzieningen, maar er is een belangrijk verschil. Bij bovenplanse kosten is er sprake van verevening tussen verschillende exploitatiegebieden. Een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen is alleen te vragen in het privaatrechtelijke spoor, maar ook alleen dan als er sprake is van een structuurvisie waarin de bestemming van die bijdragen concreet is aangegeven. Zowel de mogelijkheid tot het verhalen van bovenplanse kosten als het vragen van een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen (6.24 lid 1 Wro) kwamen in de Omgevingswet (2016) en aanvankelijk ook in de consultatieversie van de Aanvullingswet te vervallen met de bedoeling om de grondkosten te verlagen en de locatieontwikkeling te versnellen. In de Aanvullingswet (2020), zoals aangenomen door de Eerste Kamer, zien we toch weer de mogelijkheid van een financiële bijdrage terugkomen, zowel in het private als in het publieke spoor. Verderop in dit boek komen we daar uitvoeriger op terug.
Daarnaast regelde artikel 12.2 Omgevingswet ook het kostenverhaal voor bovenwijkse voorzieningen (het huidige 6.13 zesde lid Wro). Deze voorzieningen liggen niet volledig in het exploitatiegebied, maar omdat het exploitatiegebied daar wel profijt van heeft dienen de kosten van bovenwijkse voorzieningen naar evenredigheid aan dat exploitatiegebied te worden toegerekend. Deze systematiek is dezelfde als onder de huidige Wro.
Tegen het schrappen van de mogelijkheid tot het (privaatrechtelijk) vragen van een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling is heftig geprotesteerd door IPO en VNG. Het vervallen van de mogelijkheid tot het overeenkomen van een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen zou voor veel gemeenten tot problemen kunnen leiden bij de uitvoering van hun kwaliteitsbeleid in het landelijk gebied. Veel beleidsregelingen onder benamingen als ‘rood-voor-rood’, ‘kwaliteitsimpuls groene ruimte’, schuur-voor-schuur’, etc. worden nu immers (deels) gefinancierd vanuit een bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen. De VNG en IPO zijn onder meer om die reden geen voorstander van het schrappen van de mogelijkheid om een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling te kunnen vragen. Er is immers volgens de IPO/VNG niet altijd een direct profijt aan te tonen voor de specifieke ontwikkeling, waardoor het voor gemeenten noodzakelijk is dat de bestaande mogelijkheden voor het verhalen van dit soort kosten ook onder de nieuwe wetgeving mogelijk is. De VNG stelde daarom voor de mogelijkheden voor kostenverhaal voor bovenwijkse voorzieningen met het ministerie verder uit te werken in een gezamenlijke handleiding zodat het mogelijk blijft dat anterieur een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling kan worden afgesproken.