Gemeenten komt een belangrijke rol toe waar het gaat om natuurbescherming. Zij hebben immers de primaire zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving – waarvan natuur integraal onderdeel uitmaakt – en voorzien voor hun grondgebied op integrale wijze via hun omgevingsplannen en andere instrumenten in de bescherming daarvan. NvT Ontwerp Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet, p.13. Afdeling 3.7, 4.4, 8.6, 8.6A, 8.6B, 7.3 en 11.5 Bkl.
Vanzelfsprekend hebben gemeenten rekening te houden met de regels in de omgevingsverordening over het Natuurnetwerk Nederland en de regels over aangewezen bijzondere natuurgebieden of landschappen. De inhoud van die regels nemen gemeenten op in het omgevingsplan. In omgevingsplannen moet bovendien ook rekening worden gehouden met Natura 2000-gebieden en de effecten daarop. De in het omgevingsplan toebedeelde functies en activiteiten moeten op voorhand worden getoetst op mogelijke significante negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied en kunnen in principe alleen worden toegestaan als het gebied niet wordt aangetast.
Ook de waterschappen komt een belangrijke rol toe, aangezien waterkwaliteit en waterkwantiteit bepalende factoren zijn voor veel natuurwaarden, en aangezien de waterschappen schadelijke exoten als beverratten en muskusratten bestrijden.
Evenwichtige toedeling van functies aan locaties
De gemeente stelt in het omgevingsplan regels over activiteiten als het Rijk of de provincie die activiteiten niet al heeft geregeld:
regels over houtopstanden binnen de bebouwde kom;
regels houtopstanden buiten bebouwde kom onder voorwaarden of met ander oogmerk;
grenzen (bebouwde kom en nabijheid bebouwde kom) waarbinnen niet gejaagd mag worden;
rekening houden met instructieregels in omgevingsverordeningen over natuurnetwerk;
rekening houden met Natura 2000-gebieden. Voor omgevingsplan moet een passende beoordeling worden gemaakt.
Bij het opstellen van het omgevingsplan hebben gemeenten dus te letten op de regels over natuur in de omgevingsverordening en wat al is geregeld op landelijk niveau en in de instructieregels van het Bkl.
Soortenbescherming in het omgevingsplan
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Natuur is onderdeel van die fysieke leefomgeving. Provincies en het Rijk kunnen met gemeenten afspreken om bepaalde aanvullende regels in het omgevingsplan op te nemen. Dus ook gemeenten mogen decentraal regels stellen over natuur, bijvoorbeeld door het treffen van maatregelen. Ook met het omgevingsplan is het mogelijk om te zorgen voor de bescherming van flora en fauna, door bijvoorbeeld eisen te stellen bij de constructie van gebouwen met nestmogelijkheden voor vogels. Dit voorkomt achteruitgang van de biodiversiteit.
Gebiedsbescherming in het omgevingsplan
Gemeenten kunnen in het omgevingsplan dus ook zelf gebieden aanwijzen die zij belangrijk vindt om de natuur verder te beschermen. Hier kan ze ook eigen regels aan koppelen in het omgevingsplan.
Houtopstanden en bebouwde kom
De regels met betrekking tot de bescherming van houtopstanden zijn inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in het Bal. Voorheen opgenomen in hoofdstuk 4 van de Wnb. Art. 11.112 Bal. Art. 5.165b Bkl.
Bebouwingscontour jacht
Gemeenten moeten in hun omgevingsplan een bebouwingscontour jacht aanwijzen waarbinnen het jachtgeweer vanwege het veiligheidsrisico in beginsel niet mag worden gebruikt voor het doden van dieren, ook doden buiten de jacht overigens, bijvoorbeeld in het kader van populatiebeheer of schadebestrijding. Art. 5.165a Bkl.
Bebouwingscontour boskap
Voor houtkap in het buitengebied hebben de regels in het Bal een exclusief karakter. Gemeenten kunnen alleen regels stellen vanuit een ander oogmerk dan natuurbescherming, dus niet landschappelijke waarden, natuurwaarden of behoud areaal houtopstanden, wel bijvoorbeeld om redenen van veiligheid. Gemeenten kunnen ook regels stellen over houtopstanden die in het Bal zijn uitgezonderd, zoals bepaalde rijbeplantingen langs wegen, houtopstanden op erven en fruitgaarden. In een omgevingsplan wordt een bebouwingscontour houtkap aangewezen aansluitend aan stedelijk gebied. Wat het buitengebied is wordt door de gemeenten aangeduid door in het omgevingsplan de bebouwingscontour houtkap aan te wijzen. Voor de toepassing van art. 11.111, lid 2, aanhef en onder a, Bal.