Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Je kunt geen omelet bakken zonder eieren te breken. Volgens het welbekende “Wikipedia” is dit een vaste uitdrukking waarmee bedoeld wordt dat men, om een bepaald doel te bereiken, onvermijdelijk andere zaken moet opofferen. Er zijn weinig gebieden waar het spreekwoord zo sterk van toepassing is als dat van de ruimtelijke ordening en het beheer van de openbare ruimte in ons land. Maatregelen op deze terreinen beogen het algemeen belang te dienen, maar kunnen ook leiden tot nadeel voor sommige burgers of ondernemingen, hetzij in de vorm van gebruiksbeperkingen, hetzij in de vorm van hinder of financiële schade.

Als schade veroorzaakt wordt door wanprestatie of onrechtmatig handelen van de overheid, dan wordt algemeen aanvaard dat de overheid deze schade volledig dient te vergoeden.

Indien de overheid echter rechtmatig – dat wil zeggen geheel in overeenstemming met de geldende wetten en regels – en geheel in het algemeen belang handelt, ligt het minder voor de hand dat de overheid eventuele schade die door haar handelen bij burgers ontstaat zou moeten vergoeden.

Sinds de jaren 50 van de vorige eeuw wordt echter in ons rechtssysteem aanvaard dat de overheid, ook indien zij geheel rechtmatig handelt, toch verplicht kan worden om schade te vergoeden. De grondslag voor deze vergoedingsplicht ligt in het zogenoemde égalitébeginsel, ofwel het beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten. Dit rechtsbeginsel houdt in dat als een rechtmatige overheidshandeling wordt verricht in het openbaar belang (en daarmee ten voordele van een grote groep burgers), maar deze overheidshandeling tot onevenredig nadeel leidt voor een kleine groep burgers, dit onevenredig nadeel door de overheid (en daarmee ten laste van de algemene middelen) aan die burgers moet worden gecompenseerd.

Anders dan bij wanprestatie of onrechtmatig handelen van de overheid, kan een burger bij rechtmatig handelen van de overheid in beginsel geen aanspraak maken op volledige vergoeding van zijn schade: alleen het deel van zijn schade dat als onevenredig wordt beschouwd, komt voor vergoeding in aanmerking. Om die reden wordt schadevergoeding bij rechtmatig overheidshandelen aangeduid als een “tegemoetkoming” (planschade) of als “nadeelcompensatie”.

Tot op heden (2023) bestaat voor nadeelcompensatie nog geen geldende algemene wettelijke regeling. Wel heeft de wetgever in de loop der jaren al in een aantal bijzondere wetten uitdrukkelijk een grondslag voor nadeelcompensatie opgenomen. Het bekendste voorbeeld hiervan is de planschaderegeling (afdeling 6.1 Wro), maar soortgelijke regelingen zijn onder meer ook opgenomen in de Tracéwet, Monumentenwet en Waterwet. Daarnaast hebben diverse overheden in deze leemte voorzien door eigen nadeelcompensatieregelingen vast te stellen.

Inmiddels is begin 2013 de “Wet nadeelcompensatie” aangenomen, die alsnog zal gaan voorzien in een algemene wettelijke regeling voor nadeelcompensatie in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Vanaf het moment dat de Omgevingswet per 1 januari 2024 in werking treedt zal het begrip “planschade” op den duur worden vervangen voor het begrip “nadeelcompensatie”. Door het ruime overgangsrecht van Wet ruimtelijke ordening naar Omgevingswet zal het huidige planschaderecht echter nog lange tijd toegepast worden. Titel 4.5 Awb ofwel de “Wet nadeelcompensatie” treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking.

Na de inleiding in hoofdstuk 1 van dit boek, zal in hoofdstuk 2 een algemeen overzicht worden gegeven van de wijze waarop schade als gevolg van overheidshandelen in ons rechtssysteem aan de orde komt. Ingegaan zal worden op het verschil tussen schade als gevolg van respectievelijk wanprestatie door de overheid, onrechtmatig overheidshandelen en rechtmatig overheidshandelen. In dit hoofdstuk zal bovendien worden uiteengezet, dat dit boek zich met name beperkt tot schade als gevolg van overheidshandelen bij de uitoefening van haar bevoegdheden en taken op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting en het beheer van de openbare ruimte en infrastructuur.

In de hoofdstukken 3 tot en met 7 wordt de huidige planschaderegeling – als de in de praktijk meest bekende en meest toegepaste nadeelcompensatieregeling – besproken, zowel wat betreft de procedurele aspecten als de inhoudelijke beoordeling van aanvragen.

Vervolgens wordt in de hoofdstukken 8 en 9 het “klassieke” nadeelcompensatierecht besproken, zoals dit buiten gevallen van planschade wordt toegepast bij schade als gevolg van rechtmatig overheidshandelen op het terrein van de ruimtelijke ordening en de inrichting en het beheer van de openbare ruimte en infrastructuur.

In hoofdstuk 10 wordt ingegaan op het nieuwe schadevergoedingsrecht van hoofdstuk 15 van de Omgevingswet en titel 4.5 Awb.

In deze uitgave worden, al naar gelang de context, de termen “adviseur” en “deskundige” door elkaar gebruikt. Wat de auteur betreft zijn deze begrippen synoniem, daar waar het de door bestuursorganen bij het beoordelen van aanvragen om tegemoetkoming in planschade en/of nadeelcompensatie in te schakelen deskundigen betreft.