De mogelijkheid om in het omgevingsplan een vergunningplicht in het leven te roepen voor activiteiten is niet beperkt tot de in het omgevingsplan toe te delen functies aan locaties en de andere in verband daarmee gestelde regels. Voor alle met het oog op de doelen van de wet gestelde regels in het omgevingsplan kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om een vergunningplicht in het leven te roepen. Naast de vergunningplicht die het omgevingsplan zelf in het leven kan roepen, blijft op grond van de Omgevingswet zelf de mogelijkheid bestaan om een vergunning te verlenen voor activiteiten die afwijken van het omgevingsplan. Enerzijds gaat het daarbij om activiteiten die het omgevingsplan zelf vergunningplichtig stelt, maar waarvoor de vergunning met toepassing van de binnenplanse beoordelingsregels zou moeten worden geweigerd.
Voorbeeld: een vergunningplicht in het omgevingsplan mag omgebouwd worden met beoordelingsregels. Als een aanvraag niet voldoet aan die beoordelingsregels moet de (binnenplanse) vergunning worden geweigerd, maar kan nog wel een vergunning worden verleend voor handelen in strijd met het omgevingsplan (buitenplanse omgevingsplanactiviteit).
Terras
De gemeente staat terrassen in de openbare ruimte toe in het omgevingsplan. Daarom neemt de gemeente in het omgevingsplan een vergunningplicht op voor het inrichten van een terras. Een beoordelingsregel kan dan zijn dat voetgangers voldoende doorgang hebben.
Bron: IPLO, https://iplo.nl/regelgeving/regels-voor-activiteiten/omgevingsplanactiviteit/dit-houdt-de-omgevingsplanactiviteit-in/.
Anderzijds gaat het om activiteiten die het omgevingsplan in absolute zin verbiedt, waarvoor ook geen binnenplans vergunningenstelsel is opgenomen en waarvoor dus evenmin binnenplanse beoordelingsregels zijn gesteld. In beide gevallen bestaat de mogelijkheid om de activiteit met het verlenen van een vergunning toe te staan. MvT Invoeringswet Omgevingswet, Kamerstukken II 2017-2018, 34 986, nr.3, p. 63.
Let op: dit vereist een bijzondere oplettendheid van de gemeenteraad, aangezien het college van B&W voor de vergunningen het bevoegd gezag is.
Het kader waarbinnen die vergunning kan worden verleend is hetzelfde als die van het specifieke oogmerk van een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’. Op grond van art. 4.2 Ow. Zie ook T.H.H.A. van der Schoot, ‘Functies toedelen aan locaties met de Omgevingswet: theorie en praktijk van ruimtelijke ordening nieuwe stijl (deel I)’. Praktijk Omgevingsrecht, PRO 2022/1, p. 12-15 en deel 2 PRO 2022/2, p. 4 - 9.
Dat betekent dat ook van de regels over activiteiten die in het omgevingsplan zijn opgenomen Regels over activiteiten ingevolge art. 4.1 Ow. Regels over toedeling van functies op grond van art. 4.2 Ow. MvT Wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet, Kamerstukken II 2017-2018, 34 986, nr. 3, d.d. 29 juni 2018.
Een binnenplanse omgevingsplanactiviteit is een activiteit die die past binnen het omgevingsplan en waar een vergunning voor nodig is. Bijlage onderdeel A Omgevingswet.
De reden voor een binnenplanse OPA kan zijn dat het voor een initiatiefnemer niet altijd duidelijk is of een activiteit aan de (beoordelings-)regels uit het omgevingsplan voldoet. Bijvoorbeeld bij een open norm als ‘redelijke eisen van welstand’. Voor de binnenplanse OPA gelden decentrale beoordelingsregels. Art. 8.0a Bkl.
Beoordelingsregels zijn door de gemeente vastgesteld en kunnen divers zijn. Niet alleen regels gericht op een evenwichtige toedeling van functies, maar alle regels met het oog op de doelen van de wet kunnen een beoordelingsregel zijn, waaronder in ieder geval het belang van de gezondheid.
Let op: als de aanvraag niet voldoet aan de decentrale beoordelingsregels, wordt het vanzelf een aanvraag voor een buitenplanse OPA.