Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

    De Tweede Kamer heeft met de Invoeringswet Omgevingswet het bevoegd gezag ook een aanvullende mogelijkheid gegeven om onder voorwaarden de uitgebreide procedure toe te passen bij de voorbereiding van de beslissing over een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, ook zonder verzoek of instemming van de aanvrager.

    De Eerste Kamer heeft op 11 februari 2020 ingestemd met de Invoeringswet Omgevingswet.

    Die bevoegdheid kan alleen toegepast worden bij een activiteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben. Verder geldt dat voorafgaand aan het nemen van het besluit de aanvrager in de gelegenheid moet zijn gesteld zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.

    Amendement Kamerstukken II 34 986, nr. 49; indieners: Smeulders, Van Eijs, Ronnes, d.d. 7 maart 2019, aangenomen 14 maart 2019.

    Een buitenplanse OPA is dus een activiteit die niet voldoet aan de regels van het omgevingsplan. Er zijn twee varianten:

    • een activiteit waarvoor het omgevingsplan bepaalt dat een vergunning nodig is, maar het volgens de beoordelingsregels niet mogelijk is de vergunning te verlenen;

    • een andere activiteit in strijd met het omgevingsplan, maar beperkt door instructieregels en instructies gesteld door het Rijk en de provincie.

    In het eerste geval kan de vergunning niet zomaar worden geweigerd op grond van de beoordelingsregel van de binnenplanse OPA. De vergunning kan dan mogelijk worden verleend met het oog op evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In het tweede geval is de activiteit in strijd met het omgevingsplan, maar kan een vergunning mogelijk wel verleend worden als voldaan wordt aan een evenwichtige toedeling van functies en de instructieregels en instructies van Rijk en provincie.

    Voor beide gevallen kan dan mogelijk een vergunning voor een buitenplanse OPA verleend worden. Daarvoor staan de beoordelingsregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Een van die regels zegt dat een vergunning alleen wordt verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

    Art. 8.0a, lid 2 Besluit kwaliteit leefomgeving.

    Die beoordelingsregels komen overeen met de regels die gelden bij het opstellen van een omgevingsplan.

    Beoordelingsregels staan in art. 8.0b tot en met 8.0e Besluit kwaliteit leefomgeving.

    Een goede motivatie bij de aanvraag is dus erg belangrijk om te kunnen vaststellen of de gevraagde activiteit voldoet aan die evenwichtige verdeling. Vooroverleg in een omgevingstafel (of intake-tafel) kan hieraan bijdragen.

    Zie ook T.H.H.A. van der Schoot, ‘Functies toedelen aan locaties met de Omgevingswet: theorie en praktijk van ruimtelijke ordening nieuwe stijl (deel I)’. Praktijk Omgevingsrecht, PRO 2022/1, p. 12-15 en deel 2 PRO 2022/2, p. 4-9.

    Let op: dat betekent dat ook de instructieregels uit hoofdstuk 5 van het Bkl toegepast worden bij de beoordeling van een vergunningaanvraag.