Enkele jaren geleden vroeg een collega-docent omgevingsrecht mij: ‘Ben jij dan voor de Omgevingswet?’ Ik antwoordde dat we als docenten geen keuze voor of tegen de Omgevingswet hoeven te maken, maar dat we onze studenten moeten voorbereiden op de praktijk wanneer de Omgevingswet van kracht wordt, zodat zij als afgestudeerden uit de voeten kunnen met de instrumenten uit de Omgevingswet. Dat geldt onverkort voor bestuurders, ambtenaren en juristen.
Een en ander heeft geresulteerd in een lesdictaat, dat inmiddels is uitgegroeid tot dit boek.
Zoals bekend is de inwerkingtreding een aantal keer uitgesteld, mede door de complexiteit van het digitaal stelsel dat de Omgevingswet moet ondersteunen. Inmiddels is het zover: op 1 januari 2024 is nu na een voorbereidingsperiode van nagenoeg tien jaar de Omgevingswet van kracht geworden:
één wet voor de gehele fysieke leefomgeving.
Mogelijk is menig wethouder afgelopen 1 januari 2024 snel naar het gemeentehuis gelopen waarbij hij of zij voor de kast met ordners vol met bestemmingsplannen, beheersplannen en verordeningen stond met de gedachte: ‘Welkom omgevingsplan’ en daarbij verzucht: ‘nu begint het echt…’
Voor nieuwe gemeenteraadsleden en bestuurscolleges na de verkiezingen van maart 2022 en zelfs Tweede Kamerleden na de verkiezingen van november 2023, is het een zware klus om zich in korte tijd de Omgevingswet en alles wat daarbij hoort eigen te maken. Een uitdaging op zich. Het nieuwe bestuur gaat op zoek naar mooie resultaten voor de samenleving. Denk aan een te realiseren doel op woningbouw of de energietransitie. Datzelfde bestuur heeft de mogelijkheid om keuzes te maken in relatie tot de Omgevingswet die kunnen bijdragen aan een scherpe gemeentelijke rol en het tempo van afwegen, zowel bij de omgevingsvisie als via de invulling van bestuurlijke afwegingsruimte die men wenst om een ruimtelijk initiatief te vergunnen.
Deze bestuurlijke besluiten hebben impact op het te bouwen omgevingsplan en vragen aanpassing van de werkprocessen en procedures. Naarmate men meer met de Omgevingswet werkt en ervaart waar de eigen keuzes liggen, wordt helder wat werkt en wat niet. Dit vraagt om een doorlopend reflecteren van de eigen werkwijze op de eigen (gemeentelijke) rol en de gemeentelijke (digitale) dienstverlening, ook na 2024.
Iedere gemeente had op 1 januari 2024, de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet ‘automatisch’ een omgevingsplan. Dit omgevingsplan bestaat uit een tijdelijk deel en een nieuw deel. Het tijdelijk deel is per 1 januari 2024 gevuld met o.a. de oude bestemmingsplannen en de bruidsschat.
Het nieuwe deel van het omgevingsplan is dan nog leeg. De gemeenten gaan het nieuwe deel vullen
door omgevingsplanregels vast te stellen. Alle regels die de gemeente vaststelt, komen dan in het nieuwe deel en moeten voldoen aan het juridische kader voor het omgevingsplan (de rijks- en provinciale regels). Het nieuwe deel van het omgevingsplan vervangt uiteindelijk het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Gemeenten hebben tot 2032 de tijd om het tijdelijk deel van het omgevingsplan gefaseerd te vervangen door het nieuwe omgevingsplan.
Vanaf 2024 zal de nodige jurisprudentie ontstaan om de Omgevingswet nog scherper op het netvlies te krijgen, waarbij eerdere arresten en uitspraken onder het oude recht hun waarde nog zullen moeten bewijzen. Daar waar aspecten beleidsneutraal zijn overgenomen in de Omgevingswet lijkt dat in eerste instantie gemakkelijk, maar een nieuwe integrale blik kan hier best eens verandering in gaan brengen, zeker nu terreinen als ruimte, milieu, natuur en gezondheid op een andere manier (integraal) worden gewogen. Dat vergt een cultuurverandering en wie kan dat beter zeggen dan de minister van VRO bij de inwerkingtreding in 2024:
‘We zijn klaar voor de start. Maar daarmee niet klaar met de Omgevingswet. Het is een enorm grote wetgevende operatie, die een structuurverandering vormt in het omgevingsdomein. En die vervolgens een cultuurverandering in gang zet. Er gaan allerlei vragen opkomen. Er zal onduidelijkheid zijn. Een project van een dergelijke omvang kan nooit vlekkeloos verlopen. Het eerlijke verhaal is dat er her en der zeker rimpelingen zullen zijn. Dat er brandjes zullen zijn die geblust zullen moeten worden. We moeten onszelf in staat stellen om die problemen snel te verhelpen. We hebben met het Informatiepunt Leefomgeving een zeer uitgebreide ondersteuningsstructuur ingericht, die alle vragen van gemeenten kan beantwoorden. Daarnaast is er een calamiteitenmanagement ingericht. Maar de belangrijkste beheersingsmaatregel is misschien wel de telefoon. Je kunt als burger altijd de gemeente bellen. En de gemeente, of wie dan ook, met ons.’
Deze vierde druk is vanwege de omvang, gepubliceerd op dunner papier en daarom in zwart/wit. Omdat de infographics dan niet goed tot hun recht komen, zijn de meeste infographics uit deze druk weggelaten. De lezer kan deze infographics nog steeds bekijken via onderstaande websites:
Scan de QR-code hieronder om de infographics van Aan de slag met de Omgevingswet te bekijken, of ga naar https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/ondersteuning/publicaties-omgevingswet-bzk/overzicht-downloads-infographics/.
Scan de QR-code hieronder om de PONT Omgeving infographic transitie Omgevingswet te bekijken, of ga naar https://www.omgevingsweb.nl/nieuws/infographic-transitie-omgevingswet/.
Ook zijn nog meer verwijzingen naar interessante bronpublicaties over specialistische onderwerpen opgenomen in de voetnoten. Deze publicatie heeft daarom zowel het karakter van een studieboek als van een naslagwerk voor de gespecialiseerde beroepspraktijk en handreiking voor gemeenteraadsleden hoe om te gaan met het omgevingsplan. Bovendien is de inhoud zo veel mogelijk aangepast aan de wettekst zoals die geldt per 1 januari 2024 en de Toepassingsprofielen Omgevingsplan 3.0.
Daar waar noodzakelijk of verhelderend zal wel worden teruggegrepen op de diverse memories en nota’s van toelichting bij de diverse (voorstellen) aanvullingswetten, aanvullingsbesluiten, aanvullingsregelingen en amendementen.
Werken met het omgevingsplan is vooral bedoeld als handleiding voor (beleids-)medewerkers van gemeenten en omgevingsdiensten en cursisten of studenten van de diverse opleidingen op het vlak van de fysieke leefomgeving. Het boek gaat uit van de stand van zaken op 1 maart 2024 en van bijdragen van gezaghebbende schrijvers in diverse vaktijdschriften en weblogs.
Deze publicatie is een collage van informatie uit diverse kamerstukken (waaronder ook antwoorden op recente kamervragen), commentaren uit het werkveld, nieuwsbrieven, diverse weblogs, artikelen, bijdragen op www.omgevingsweb.nl, enz. Diverse collegae hebben voor en achter de schermen gezorgd voor kritische noten, inspiratie, opmerkingen en aanvullingen, waarvoor mijn hartelijke dank.
Aangezien niet alle lezers de tijd hebben om alle artikelen, rapporten en weblogs zelf te raadplegen is gekozen om daar waar noodzakelijk (of gewenst) teksten aan hun oorspronkelijke artikelen te ontlenen met vermelding van de bron. Ook heeft het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) met de beantwoording van een groot aantal vragen bijgedragen aan de kwaliteit van deze derde geheel herziene uitgave.
Parlementaire, juridische en wetenschappelijke teksten zijn geredigeerd en gelardeerd met praktijkvoorbeelden. De oorspronkelijke (digitale) bron is in een voetnoot aangegeven, voorafgegaan door: ‘Zie uitvoeriger’ of ‘Ontleend aan’. Hiermee blijft de oorspronkelijke bron auteursrechtelijk beschermd en eenvoudig beschikbaar voor de lezer.
Hiermee is het beeld van het omgevingsplan onder de Omgevingswet compleet en kunnen studenten, docenten, gemeenteraden, colleges en adviseurs aan de slag met het volledige instrumentarium.
Kom je er ondanks de informatie in dit boek niet uit, dan kun je altijd je vraag stellen aan het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).
Ik wens studenten veel leesplezier om de nieuwe rechtsfiguur te bestuderen en iedereen in het werkveld veel inspiratie om aan de slag te gaan met de omgevingsplannen.
Geldermalsen, 2 april 2024