Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beantwoording Kamervragen over verbetering kwaliteitsborging in de bouw, het ERB-rapport ‘Erkende technische oplossingen’ en de aanpak van knelpunten omgevingsrecht ten behoeve van de bouwpraktijk

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst over de onderwerpen verbetering kwaliteitsborging in de bouw, het ERB-rapport ‘Erkende technische oplossingen’ en de aanpak van knelpunten omgevingsrecht ten behoeve van de bouwpraktijk. Deze vragen zijn ingezonden op 13 maart 2014.

21 March 2014

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  DEN HAAG

Datum 20 maart 2014

Betreft Antwoord op schriftelijke vragen over Kamerstuknummer 32757-91 en -92 en 33118-10

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst over de onderwerpen verbetering kwaliteitsborging in de bouw, het ERB-rapport Erkende technische oplossingen en de aanpak van knelpunten omgevingsrecht ten behoeve van de bouwpraktijk. Deze vragen zijn ingezonden op 13 maart 2014.

 

Tevens zend ik u hierbij het recent opgeleverde rapport van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) van het onderzoek naar voorbeelden uit het buitenland ter versterking van vraaggericht bouwen door de bouwsector dat ik heb laten uitvoeren in het kader van de verbetering van de kwaliteitsborging in de bouw.

 

De minister voor Wonen en Rijksdienst,

 

drs. S.A. Blok

Download:

// ////

Verbetering kwaliteitsborging,Kamerstuknummer 32757-92

Vragen 1, 3 en27

Wilt u alle bestaandesystemen voor private kwaliteitsborging integreren in het nieuwe stelsel? Welkesystemen wel en welke niet? Welke aanpassingen zijn daarvoor nodig? Hoe wordtvoorkomen dat de bouwsector kwaliteitscriteria ontwikkelt die (onbedoeld)nieuwe toetreders, nieuwe werkwijzen of innovatieve producten belemmeren? Deopdrachtgever kiest, afhankelijk van de risicoklasse, welk instrument hij moetgebruiken. Moet het te gebruiken instrument niet automatisch volgen uit derisicoklasse?

Antwoord vragen 1,3 en 27

Ik kies er voor omeen regeling op te zetten waarbij private partijen voorstellen voorinstrumenten voor kwaliteitsborging doen, zodat deze instrumenten aansluitenbij de bestaande bouwpraktijk.

Er zullen wettelijkecriteria worden vastgesteld waaraan instrumenten voor kwaliteitsborging moetenvoldoen. Hierbij zal worden uitgegaan van verschillende soorten risicoklassenvan gebouwen en daarbij passende en proportionele instrumenten. Voor eenvoudigebouwwerken valt te denken aan beroepskwalificaties, scholing en branchetoezichtals invulling van de kwaliteitsborging. Voor bouwwerken met hoge risicoszullen zwaardere eisen gelden, zoals voor de onafhankelijkheid van dekwaliteitsborger. De nog op te richten of aan te wijzen toelatingsorganisatiezal dit stelsel uitwerken en toetsen aan de wettelijk gestelde criteria. Ik verwachtdat er meerdere instrumenten per risicoklasse zullen worden ontwikkeld.Hierdoor heeft een opdrachtgever binnen de risicoklasse van zijn bouwwerkstraks de keuze tussen verschillende door de toelatingsorganisatie goedgekeurdeinstrumenten voor kwaliteitsborging. Op deze manier wordt voorkomen dat debouwsector zelf criteria ontwikkelt die nieuwe toetreders, nieuwe werkwijzen ofinnovatieve producten belemmeren.

Vraag 2

Leidt een privaatstelsel ook inhoudelijk tot deregulering? Zet u in op het schrappen van regels,zoals aantallen wandcontactdozen, berekeningen van materiaalgebondenmilieueffecten en eisen aan lichtinval? Hoe wordt de proportionaliteit bewaakt,in het bijzonder bij minder complexe bouwwerken?

Antwoord vraag 2

Het nieuwe stelselvoor kwaliteitsborging leidt niet tot deregulering wat betreft de voorschriftenin het Bouwbesluit. Wanneer de door mij voorgestelde versterking van de positievan de consument effectief blijkt te zijn, kan wel verdere deregulering wordenoverwogen. Binnen de private borgingsinstrumenten zal gewerkt kunnen worden metprivate documenten die voorbeelden geven van oplossingen die voldoen aan hetBouwbesluit 2012. Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn brief van 7 februari2014. Dit zal vooral bij minder complexe bouwwerken kunnen worden toegepast,zodat de toetsing hiervan eenvoudiger (proportioneel) kan zijn.

Vraag 4

Wat zijn de criteriaom uiteindelijk te kiezen voor een van de stelsels?

Antwoord vraag 4

Zoals ik mijn briefvan 27 november 2013 heb aangegeven is mijn streven dat het nieuwe wettelijkestelsel voor kwaliteitsborging in 2015 in werking zal treden. Omdat ik eenzorgvuldige overgang wil van het huidige stelsel naar kwaliteitsborging lijkthet nu verstandig dat voor een periode van minimaal drie jaar vanafinwerkingtreding beide stelsels naast elkaar bestaan. Deze periode zal wordengebruikt om te bezien of op basis van opgedane ervaringen aanpassingen in hetnieuwe stelsel voor kwaliteitsborging noodzakelijk zijn. In deze periode zal ikhet stelsel evalueren en een voorstel doen voor het vervolg. Ik heb hiervoornog geen criteria vastgesteld en stel mij voor dat dit in de aanloop naar deevaluatie in samenspraak met betrokken partijen zal worden

gedaan. Hoofdpunt hierbij zal zijn in hoeverrevolledige overgang naar het nieuwe wettelijke stelsel verantwoord kan wordendoorgevoerd op basis van de in deze periode opgedane ervaringen. Betrokkenpartijen zullen de mogelijkheid krijgen hierover hun opvattingen kenbaar temaken.

Vraag 5

In hoeverre maken deontwikkelingen vergunningen overbodig? In hoeverre verkort het de doorlooptijdvan een bouwproject? Kunnen de legeskosten worden verlaagd?

Antwoord vraag 5

Mijn plannen voorverbetering van de kwaliteitsborging hebben alleen betrekking op debouwtechnische eisen voor bouwwerken. De plannen hebben dus geen betrekking opde ruimtelijke aspecten. Voor de ruimtelijke aspecten zullen gemeenten nogsteeds bouwplannen moeten toetsen op bijvoorbeeld het bestemmingsplan voorvergunningverlening. Uit ervaringen tot nu toe en ook uit de MKBA die ik heblaten uitvoeren blijkt dat de doorlooptijd van bouwprojecten kan wordenverkort, onder meer doordat bouwtechnische wijzigingen van bouwplannen nietmeer terug naar de gemeente hoeven. De legeskosten zijn wettelijk gemaximeerdop honderd procent kostendekkendheid van de door de gemeenten gemaakte kostenop macroniveau. Met de nieuwe kwaliteitsborging zullen taken van de gemeentenkomen te vervallen waardoor voor deze taken geen leges meer kunnen worden geïnd.In gemeenten waar reeds met nieuwe kwaliteitsborging ervaring wordt opgedaanblijkt dat gemeenten aanzienlijke kortingen op leges doorvoeren (

Legesverordening 2014 korting BRL 5019

).

Vraag 6

Hoe verhoudt zich deNederlandse kwaliteitsborging tot ontwikkelingen elders in de Europese Unie? Opwelke punten gaat het Nederlandse stelsel verder dan de Europese richtlijnen?

Antwoord vraag 6

In de meesteWest-Europese en Scandinavische landen is sprake van een vorm van privatekwaliteitsborging. Nederland vormt een uitzondering met haar volledig publieketoezicht. Met de beoogde invoering van private kwaliteitsborging sluitNederland dus beter aan bij de meeste andere Europese landen. Er is geen sprakevan Europese richtlijnen voor kwaliteitsborging. Binnen de EU wordt dit geheelovergelaten aan de lidstaten. Ik kan u daarom ook niet aangeven op welke puntenhet beoogde Nederlandse stelsel verder gaat dan de Europese richtlijnen. Welmeen ik dat de voorliggende voorstellen een evenwichtige combinatie van zowelpublieke als private elementen bevat.

Vraag 7

Klopt het dat inIJsland en Zweden slechte ervaringen zijn geweest met een vergelijkbaar stelselvan private kwaliteitsborging? Kunt u dit toelichten?

Antwoord vraag 7

In veel landen issprake van vormen van meer private kwaliteitsborging in de bouw, zij het datdeze stelsels onderling verschillen, waardoor vergelijkingen moeilijk zijn. Hetis mij bekend dat in Zweden de rol van de gemeente (bevoegd gezag) binnen deprivate kwaliteitsborging is versterkt. De gemeenten in Zweden hebben bij eenbouwproject meer mogelijkheden gekregen om de private kwaliteitsborging testuren en te beoordelen. In IJsland schijnt een soortgelijke ontwikkeling tezijn geweest. Ik merk hierbij op dat in het door mij beoogde stelsel ook noggoed wordt gekeken naar de rol van bevoegd gezag en brandweer bij complexe enrisicovolle bouwwerken. Een ander punt dat, naar ik begrepen heb, in Zwedenspeelde was dat de technische bouwregelgeving was gedereguleerd tot alleenalgemene functionele eisen, waardoor er voor de private toetsers veel ruimtewas om zelf invulling te geven aan de regelgeving. Dit is teruggedraaid en inZweden is weer sprake van concrete prestatie-eisen en bepalingsmethoden, netzoals in Nederland.

Vraag 8 en 45

Kunt u aangeven hoe uverwacht dat gemeenten gedurende de drie jaar dat het duale stelsel wordtuitgevoerd hun capaciteit in overeenstemming kunnen brengen en houden met hetaantal te behandelen vergunningen? Hoe wordt in een duaal overgangstrajectvoorzien in voldoende capaciteit bij gemeenten, terwijl de vraag onzeker is?Hoe wordt voorkomen dat na afloop van het overgangstraject de gemeentelijkecapaciteit en expertise vergaand zijn verdwenen, terwijl de conclusie kan zijndat het systeem van private kwaliteitsborging nog onvoldoende functioneert?

Antwoord vraag 8en 45

Ten eerste merk ik opdat alleen de preventieve toetsing aan het Bouwbesluit 2012 en het toezichttijdens de bouw onder het nieuwe borgingsstelsel zal vervallen. Het toezicht opbestaande bouwwerken blijft een gemeentelijke taak. Het afstemmen van decapaciteit van een gemeente met het aantal te behandelen vergunningen hierbijis niet eenvoudig, omdat altijd onzeker zal zijn hoeveel aanvragen precieszullen worden gedaan. Ook de afgelopen jaren hebben gemeenten aan dezeverantwoordelijkheid uitvoering gegeven, ondanks het feit dat door demarktomstandigheden de omvang van het aantal te behandelen vergunningen metgrote onzekerheden werd omgeven. De grootste onzekerheden doen zich voor bijkleinere gemeenten met een beperkt apparaat, omdat hier de flexibiliteit omschommelingen op te vangen minder groot is. Deze gemeenten zouden kunnenoverwegen om hun taken ten aanzien van het toetsen van de bouwkwaliteit bijregionale uitvoeringsdiensten neer te leggen. Vanwege de grotere omvang vandeze diensten is het voor hen minder complex om op veranderende omstandighedenin te spelen.

Vraag 9

Kunt u aangeven hoe udenkt gemeenten zover te krijgen te voldoen (al dan niet door deze opdracht bijde Regionale uitvoeringsdienst (RUD) te beleggen) aan de wet betreffendevergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) en dan meer specifiek aan dekwaliteitscriteria terwijl gemeenten weten dat alle investeringen eigenlijkdesinvesteringen zijn?

Antwoord vraag 9

Gemeenten kunnen,wanneer zij niet zelf voldoen aan de criteria voor deskundigheid enbeschikbaarheid, er voor kiezen om de taken in samenwerking met anderegemeenten uit te voeren, de taken uit te besteden of op te dragen aan een RUD.In dit kader zal ik bezien welke kwaliteitscriteria in redelijkheid verplichtgesteld kunnen worden wanneer sprake is van het nieuwe stelsel, omdat danimmers de bouwtechnische toets en het toezicht tijdens de bouw als taak zalvervallen. Ik zou niet willen spreken van desinvesteringen. Dekwaliteitscriteria die op basis van de Wet VTH verplicht zullen worden gesteldhebben niet enkel betrekking op vergunningverlening, maar ook op toezicht enhandhaving. Er zal nog steeds een omgevingsvergunning nodig zijn voor de toetsaan bouwverordening, bestemmingsplan en welstand. Er blijft tevens een taakvoor de gemeente met betrekking tot de bestaande voorraad en de gebruiksfasevan het bouwwerk, waaronder brandveilig gebruik (al dan nietvergunningplichtig) en bij andere dan bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit2012, zoals omgevingsveiligheid.

Vraag 10

Wat gaat u doenwanneer na drie jaar blijkt dat de private sector niet adequaat is voorbereidom het volledige systeem in te voeren? Hoe wordt voorkomen dat gedurende dezedrie jaar de publieke afdelingen bouw- en woningtoezicht worden afgebroken?

Antwoord vraag 10

Bij de vormgeving vanhet nieuwe stelsel voor kwaliteitsborging in de bouw is goed gekeken naarervaringen in andere landen. Daarom ben ik over een adequate voorbereiding doorde private sector optimistisch. Mocht het onverhoopt zo zijn dat na drie jaarde private sector onvoldoende is voorbereid dan zal aan de hand van de preciezeredenen moeten worden besloten wat de beste wijze is om kwaliteitsborging voorde periode daarna vorm te geven. Verschillende geledingen in de

bouwsector zijn reeds bezig zich op de introductie vanprivate kwaliteitsborging voor te bereiden. Zo worden al langere tijd diversepilots uitgevoerd met over het algemeen positief positieve ervaringen.Noemenswaardig zijn bijvoorbeeld het experiment garantiewoningen, het onderzoekarchitect aan zet en de kopgroepprojecten van de Rijkvastgoedbedrijf. In hetexperiment garantiewoningen wordt in vijf gemeenten de preventieve toets op hetbouwplan door de gemeente vervangen door een private toets op het geredebouwwerk door enkele waarborginstellingen. Dit experiment wordt uitgevoerd voorgrondgebonden woningen die vallen onder het keurmerk garantiewoning. Hetexperiment start naar verwachting na de zomer. In het onderzoek Architect aanZet onderzoekt de gemeente Rotterdam in samenwerking met de Bond vanNederlandse Architecten of het mogelijk is dat architecten voor kleinebouwwerken (onder andere woningen) de kwaliteitsborging verzorgen in plaats vande gemeente. De BNA verzorgt dan een register van erkende architecten diebewezen gekwalificeerd zijn voor dergelijke kwaliteitsborging. Omdat hiersprake is van een onderzoek is het nog wel de gemeente die de feitelijkevergunning verleent. De Rijkvastgoedbedrijf enkele kopgroepprojecten voor om tewerken met private kwaliteitsborging in eigen projecten.

Bij eenovergangsperiode van drie jaar meen ik dat er alles bijeen genomen voldoendetijd is om aan de hand van opgedane ervaringen het stelsel op een verantwoordewijze in te voeren. Wanneer knelpunten blijken zullen deze zoveel mogelijkreeds gedurende de periode van drie jaar in overleg met marktpartijen wordenopgelost.

Vragen 11 en 46

Op welke wijze wordtgezorgd dat private partijen ook voldoen aan de kwaliteitscriteria die via deWet VTH voor publiekrechtelijke partijen gelden? Hoe verhouden zich de criteriavoor private kwaliteitsborging tot de criteria uit de Wet-VTH?

Antwoord vragen 11en 46

Ik zal zorgen vooreen stelsel waarbij borgingsinstrumenten alleen worden toegelaten wanneer zevoldoen aan de criteria die ik aan de kwaliteitsborging zal stellen. Detoelatingsorganisatie ziet daar op toe. Wanneer de toelatingsorganisatieconstateert dat niet voldaan wordt aan de kwaliteitscriteria, wordt hetborgingsinstrument niet toegelaten tot het stelsel. Indien een toegelatenborgingsinstrument alsnog niet blijkt te voldoen kan worden opgetreden. Ik denkdaarbij aan het intrekken van de toelating of het schorsen van eeninstrument. De kwaliteitscriteria voorinstrumenten die ik zal stellen en het toezicht op de toepassing van dieinstrumenten, zullen zoveel mogelijk hetzelfde kwaliteitsniveau hebben als deWet VTH zal hanteren voor de overheid. Ik zal daarbij rekening houden met deproportionaliteit van de eisen.

Vraag 12

Het lijkt nu alsofalleen het toetsen en toezicht dat door een publiekrechtelijke partij wordtuitgevoerd geld kost voor de aanvrager. Private opdrachten kosten echter ookgeld. Wie brengt deze kosten in beeld?

Antwoord vraag 12

In de MKBA, die ikheb meegezonden met mijn brief van 27 november 2013 en die is uitgevoerd doorEcorys, zijn de kosten voor verbetering van de kwaliteitsborging in beeldgebracht. Maatschappelijk gezien levert dit een positief saldo op, waarbij devoordelen met name neerkomen bij burgers en bedrijven.

Vraag 13

Hoe kijkt u aan tegenhet feit dat het voorgestelde systeem botst met artikel 3 tot de Brandweerzorg:a. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken vanbrandgevaar van de wet op de Veiligheidsregios? Wat gaat u doen om dit op telossen?

Antwoord vraag 13

De voorstellen voor de verbetering van dekwaliteitsborging in de bouw botsen niet met artikel 3 van de Wetveiligheidsregios (Wvr). De gemeente zal in haar rol van bevoegd gezag straksnog steeds bij bepaalde risicovolle gebouwen een aanvraag om een omgevingsvergunning,dan wel een melding, voor brandveilig gebruik binnenkrijgen. Deze rol wijzigtniet. De kwaliteitsborger moet het bevoegd gezag dan ook, vooral bij bouwwerkenmet hoge risicos, in een vroeg stadium van het bouwproces betrekken zodat ookde veiligheidsregio (brandweer) voldoende worden meegenomen.

Vraag 14

Kunt u toelichtenwelke toets op bouwkwaliteit, in de zin van waarborging van een goed opgeleverdbouwwerk, er plaatsvindt in het proces van vergunningverlening door degemeente?

Antwoord vraag 14

De gemeente geeft eenomgevingsvergunning af als uit de gegevens bij de aanvraag om eenomgevingsvergunning blijkt dat gebruik wordt gemaakt van een voor het bouwwerkgeschikt borgingsinstrument. De gemeente toetst vervolgens bij de gereedmeldingof hierbij een verklaring van de kwaliteitsborger is gevoegd, dat het bouwwerkvoldoet aan de gestelde eisen. Er vindt in beide gevallen geen inhoudelijketoets plaats.

Ik ben aan hetonderzoeken welke informatie gemeenten wanneer nodig hebben om haar taken voorde fase na oplevering van het bouwwerk uit te kunnen voeren. Aan de hand van deconclusies van dit onderzoek kan ik bepalen of een overdrachtsdocumentwenselijk is en zo ja, welke informatie dit document moet bevatten.

Vraag 15

Kunt u de aannametoelichten dat gemeenten zelf kiezen voor het verkleinen van de capaciteit voorBouw- en Woningtoezicht (BWT)?

Antwoord vraag 15

Exacte cijfershierover zijn niet beschikbaar, maar na het begin van de economische crisishebben gemeenten zich veelal als eerste ontdaan van de flexibele schil (in dehoogtijdagen werd tussen 15 en 20% van de BWT-capaciteit geleverd via inhuur enoutsourcing). Vervolgens zijn de gemeenten overgegaan tot het ontslaan vanbepaalde specialistische medewerkers en het schrappen of herverdelen vanbijbehorende taken en/of meer generieke reducties van hun BWT-formatie tot somsongeveer de helft van de oorspronkelijke bezetting. Overigens zijn deverschillen tussen gemeenten hierbij groot.

Vraag 16

Kunt u precies duidenwelke wettelijke taken of beleidsbeslissingen ten grondslag zouden liggen aande jarenlange inzet op verbetering van het publieke toezicht en de daarmeebeoogde verbetering van bouwkwaliteit?

Antwoord vraag 16

Gemeenten hebben opgrond van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (voorheen Woningwet) de taakom omgevingsvergunningaanvragen te beoordelen en toezicht te houden op deuitvoering hiervan. Het tweedelijnstoezicht op gemeenten was tot 1 oktober 2012belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, voorheenVROM-Inspectie). Vanaf 2003 heeft de ILT/VROM-Inspectie gewerkt aan eenverbetering van de gemeentelijke taken. De VROM-Inspectie heeft onder andere inde periode van 2003 tot 2008 alle gemeenten onderzocht op de uitvoering vanbouwtaken en verbetertrajecten in gang gezet. Dit is gebeurd in opdracht van debewindspersonen die verantwoordelijk waren voor de Woningwet.

Vraag 17

Kunt u toelichten waarom bouwers in de huidigesystematiek van toetsing aan het Bouwbesluit 2012 schijnbaar te weinig aandachtgeven aan bouwkwaliteit? Waarom zouden zij dit via private kwaliteitsborging,waarbij de bouwsector zichzelf toetst, ineens wel in voldoende mate doen?

Antwoord vraag 17

Het is belangrijk tebenadrukken dat er veel goed gaat in de bouw, ook ten aanzien van debouwkwaliteit. In de bestaande bouwpraktijk bestaat tegelijkertijd vaakonduidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor de bouwkwaliteit. Dit komtonder andere doordat gemeenten een preventieve bouwplantoets uitvoeren waarbijzij zich een oordeel vormen over de bouwkwaliteit en hiervoor een vergunningverlenen en daarvoor leges in rekening brengen. Daarbij komt dat sprake is vansterke versnippering van het bouwproces, waarbij individuele bouwpartijen welzorg dragen over het eigen werk, maar met uitzondering van complexe bouwwerkenniemand verantwoordelijk is voor de integrale kwaliteit van het eindproduct.

De faalkosten in debouwsector zijn dan ook hoog en worden door de bouwconsument betaald. Een anderbelangrijk punt is dat het voor niet deskundigen niet eenvoudig is ombouwkwaliteit inzichtelijk te maken, waardoor de prikkel voor opdrachtnemers enuitvoerders sterk is om te sturen op prijs in plaats van op kwaliteit.

Mijn voorstellen voorkwaliteitsborging beogen hierin verandering te brengen. Hierbij sluit ik aanbij dat deel van de huidige bouwpraktijk waarbij private partijen met oog vooreen goed bouwkwaliteit werken aan bouwprojecten. Uitgangspunt is dat bouwendepartijen zelf de kennis, mogelijkheden en ervaring in huis hebben om goedebouwkwaliteit te leveren. In aanvulling daarop worden in mijn voorstellenmaatregelen uitgewerkt die bedrijven maximaal stimuleren om die kwaliteit ookte leveren. Een eerste maatregel is dat de verantwoordelijkheid voor debouwkwaliteit helder is doordat de gemeentelijke bouwplantoets vervalt.Daarnaast zal door de afgifte van een prestatieverklaring door deopdrachtnemer/bouwer ten aanzien van de bouwkwaliteit bij het moment vanoplevering een sterke prikkel voor de bouwer ontstaan om het bouwproces zodanigaan te passen dat het eindresultaat voldoet aan de regelgeving, de contractuelevoorwaarden en de vereisten van goed en deugdelijk werk. Bij de oplevering/gereedmelding bij hetbevoegd gezag zal alle relevante informatie over het bouwwerk beschikbaar zijn.

Door mijn voorstel omde kwaliteit van de bouwsector te laten benchmarken kunnen opdrachtgeverseenvoudiger naast kostenaspecten ook kwaliteit in de opdrachtverleningmeewegen.

Overigens merk ik opdat het in de voorstellen niet zo is dat de bouwsector zichzelf gaat toetsen.Zo zal in geval van eenvoudige bouw een gecertificeerd architect of eengecertificeerde bouwer aan de eisen van het certificaat moeten voldoen enzullen er sancties door de certificerende instelling volgen wanneer blijkt dateen bedrijf onvoldoende kwaliteit levert. Bij meer complexe en risicovolle bouwzullen onafhankelijk toezichthouders toezien op de bouwkwaliteit.

Vraag 18

Zal per risicoklasseworden vastgelegd aan welke eisen de instrumenten voor privatekwaliteitsborging moeten voldoen? Is er enige vorm van publieke controle op denaleving van deze eisen?

Antwoord vraag 18

In mijn brief van 27november 2013 heb ik geschreven dat per risicoklasse zal worden vastgelegd aanwelke eisen instrumenten voor private kwaliteitsborging moeten voldoen. Ik zaleen toelatingsorganisatie aanwijzen die verantwoordelijk wordt voor detoelating van kwaliteitsborgingsinstrumenten en het toezicht op de naleving vandoor de overheid aan de instrumenten gestelde criteria. Ik zal daarbij hetonderzoek betrekken dat de kwartiermakers doen naar een geschikte vorm en detaken. Daarbij staat de verbetering van de kwaliteitsborging voorop. Ik wildaarbij zoveel mogelijk gebruik maken van de deskundigheid binnen de bouwsectorzelf. Verder zal ik waarborgen dat de erkenning van borgingsinstrumentenobjectief, onafhankelijk

en op deskundige wijze plaatsvindt. De toelatingsorganisatiezal hierover regulier aan mij rapporteren.

Vraag 19

Hoe wordt deverplichting aan de opdrachtgever om zelf de kwaliteitsborging te organiserendaadwerkelijk gehandhaafd, wanneer in ieder geval de preventieve toets van degemeenten vervalt? Hoe kan voorkomen worden dat in onderlinge afspraak wordtafgedongen op waarborgen?

Antwoord vraag 19

Het voorstel in mijnbrief van 27 november 2013 is dat de gemeentelijke bouwplantoetsing vervalt,indien de opdrachtgever aantoont dat hij gebruik maakt van een toegelatenborgingsinstrument. Een borgingsinstrument wordt toegelaten, indien dit voldoetaan in de wet vastgelegde criteria. Deze criteria worden zodanig geformuleerd,dat indien aan deze criteria wordt voldaan, het aannemelijk is dat met hetbouwen met gebruikmaking van het borgingsinstrument aan de voorschriften vanhet Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Voorts zal de bouwer bij oplevering eenprestatieverklaring dienen af te geven.

Op de goede werkingen gebruik van een toegelaten borgingsinstrument zal worden toegezien door detoelatingsorganisatie. Deze kan de toelating van het instrument intrekken,indien blijkt dat het instrument niet goed functioneert. Daarnaast heeft deopdrachtgever privaatrechtelijke mogelijkheden om van de opdrachtnemer/bouwergoed en deugdelijk werk te eisen en kan de opdrachtnemer/bouwer aansprakelijkworden gesteld voor de schade, indien deze een gebrekkig werk oplevert. In dehiervoor genoemde brief heb ik voorstellen opgenomen om de positie van debouwconsument te versterken, zodat het voor hem gemakkelijker wordt om zijnrecht op goed en deugdelijk werk te halen.

Vragen 20 en 21

Kunt u aangeven welkerol de brandweer zal houden bij de beoordeling van brandveiligheid in derisicoklassering via de 80-18-2 systematiek? Op welke manier wordtbrandveiligheid geborgd in de risicoklassering via de 80-18-2 systematiek?

Antwoord vragen 20en 21

In het Bouwbesluit2012 is vastgelegd dat de brandweer moet worden betrokken bij debrandweeringang en de bereikbaarheid van het bouwwerk voor hulpdiensten. Datblijft onveranderd, ook voor private kwaliteitsborgers. Daarnaast zal ik in hetnieuwe stelsel borgen, dat de private kwaliteitsborger het bevoegd gezag en deveiligheidsregio vooral bij bouwwerken met hoge risicos, in een vroeg stadiumvan het bouwproces moeten betrekken zodat ook de expertise en de belangen vande veiligheidsregio voldoende worden meegenomen. Voorts ben ik voornemens ombij de inrichting van de toelatingsorganisatie er voor te zorgen dat debestaande kennis en expertise op het gebied van brandveiligheid een goedeplaats krijgt.

Voor bouwwerken methoge risicos zullen zwaardere criteria gelden voor de kwaliteitsborging,bijvoorbeeld voor de onafhankelijkheid van de kwaliteitsborger en de bewezendeskundigheid op gebieden zoals brandveiligheid. Tot slot geldt voor bouwwerkenmet hoge risicos dat er voor het gebruik een gebruiksmelding ofgebruiksvergunning nodig is. Die wordt verleend door de gemeente, veelal opadvies van de brandweer.

Vraag 22

Hoe toont u aan dathet brandveiligheidsniveau niet verslechtert in gebouwen die straks via privatekwaliteitsborging tot stand kunnen komen?

Antwoord vraag 22

Allereerst merk ik opdat de regels over de brandveiligheid bij introductie van het nieuweborgingssteslsel onveranderd blijven, omdat in mijn voorstellen alleen depreventieve bouwplantoets door het bevoegd gezag vervalt. Ik zal eentoelatingsorganisatie aanwijzen die

verantwoordelijk wordt voor de toelating vanborgingsinstrumenten en het toezicht op de naleving van de wettelijk aan deinstrumenten gestelde criteria. In deze toelatingsorganisatie zal ook expertiseworden ingeruimd op het gebied van brandveiligheid, zodat bestaande expertiseop dit terrein behouden blijft in het nieuwe stelsel. Bij de uitoefening vanhet toezicht zal deze toelatingsorganisatie ook steekproefsgewijs controlerendat de instrumenten voor kwaliteitsborging leiden tot gebouwen die voldoen aanhet Bouwbesluit 2012. De toelatingsorganisatie zal hierover regulier aan mijrapporteren. Als een borgingsinstrument niet adequaat blijkt te zijn, dan is detoelatingsorganisatie bevoegd om sancties treffen. In het uiterste geval kandit betekenen dat de toelating van een instrument voor kwaliteitsborging tothet stelsel wordt ingetrokken.

Vraag 23

Wat is het wezenlijkeverschil tussen de toelatingsorganisatie die u voor ogen heeft en dekennisautoriteit die het Expertisecentrum Regelgeving Bouw voorstaat? Zijn dezeideeën met elkaar te verenigen?

Antwoord vraag 23

Detoelatingsorganisatie die ik voor ogen heb is een publiekrechtelijkeorganisatie die publieke taken uitvoert. Deze toelatingsorganisatie beoordeeltinstrumenten voor kwaliteitsborging die door de markt worden ontwikkeld, aan dehand van criteria die wettelijk worden gesteld. Hiermee wordt beoogd om tekomen tot instrumenten die goed aansluiten bij de bouwpraktijk. Daarnaast zaldoor de toelatingsorganisatie en de instellingen die het keurmerk verlenensteekproefsgewijs worden beoordeeld in hoeverre instrumenten ook in de praktijkwerken waarbij, wanneer blijkt dat dit onvoldoende het geval is, de toelatingvan de instrumenten kan worden ingetrokken.

Uit het advies vanhet Expertisecentrum Regelgeving Bouw (ERB) maak ik op dat de kennisautoriteitzelf opdrachten zal geven aan kennisinstituten en dus sterk autonoom sturendzal opereren zonder dat duidelijk is in hoeverre dit aansluit op de bestaandebouwpraktijk en de bestaande kennis en ervaring in de sector. Dit geldt tevensvoor het beoordelen van gelijkwaardigheid en complexe probabilistischeontwerpen bij hoogrisico bouwwerken. In de visie van ERB is deze beoordelingeen taak voor de kennisautoriteit, waarbij ook niet duidelijk is in hoeverrehierbij wordt aangesloten bij de huidige bouwpraktijk. De indruk ontstaat dathet toch vooral de kennisautoriteit is die uiteindelijk de besluiten neemt. Alsapart punt ziet ERB ook nog ruimte voor een separate consumentenautoriteit,waarbij het mij niet duidelijk is hoe deze beide autoriteiten zich tot elkaarverhouden en bijvoorbeeld tot de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Al met alkent het ERB-rapport een aantal elementen die aansluiten bij mijn voorstellenen ook voorstellen die in de door mij gedane voorstellen kunnen wordeningepast. Tegelijkertijd zijn er dus een aantal onduidelijkheden en meen ik datde voorstellen van ERB op een aantal van de hier genoemde punten onwenselijkzijn.

Vraag 24

Bestaat er bij u eenvoornemen om een onderscheid te maken in de 'complexe' gebouwen waar maatwerkvereist is en de 'standaard' gebouwen waarbij met toepassing van de regels vanhet Bouwbesluit 2012 kan worden volstaan? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord vraag 24

Ja. De genoemde80-18-2-verdeling wijst daarop. Deze behoeft mogelijk verdergaandedifferentiatie. Praktijkervaringen, evaluatierapporten en periodiekerapportages van de toelatingsorganisatie kunnen aanleiding geven tot aanpassingdaarvan.

Vraag 25

Kunt u toelichten watde meerwaarde is van het enerzijds streng beoordelen van een via standaardprocedé gebouwde fundering van een ziekenhuis en het anderzijds lichtbeoordelen van een bijzonder ingewikkeld en weinig toegepast ventilatiesysteemin een verder standaard

appartementengebouw? Oftewel, wat is de nut van deindeling in risicoklassen die feitelijk geen relatie hebben tot de complexiteitvan de toegepaste bouwtechniek?

Antwoord vraag 25

Zoals in antwoord opvraag 24 is gesteld behoeft de 80-18-2-verdeling nadere differentiatie. De inde vraag besloten verwijzing naar onlogische toekenning van risicos is eenaandachtpunt bij de verdere uitwerking.

Vraag 26

Bij een recentrenovatieproject in Amsterdam heeft de installateur per ongeluk de nieuwecv-ketels aangesloten op het verkeerde kanaal. Hierdoor werden de bewonersblootgesteld aan het risico van koolmonoxidevergiftiging. Het gebrek werdtoevallig ontdekt door een deskundige bewoner, zelf werkzaam in deinstallatiebranche. Hoe worden deze fouten opgespoord als het gemeentelijkebouwtoezicht niet meer komt kijken?

Antwoord vraag 26

In geen enkel stelselvan kwaliteitsborging kunnen alle risicos volledig worden uitgesloten. Deomschreven situatie laat zien dat zich in het bestaande stelsel calamiteitenkunnen voordoen en ook in het nieuwe stelsel kan dit gebeuren. Wel denk ik dathet nieuwe stelsel aanvullende prikkels bevat om calamiteiten zoveel mogelijkte beperken. Zo geeft de opdrachtnemer/bouwer op het moment van oplevering eenprestatieverklaring af ten aanzien van de bouwkwaliteit. De kwaliteitsborgergeeft bij oplevering verklaring af dat het bouwwerk voldoet aan hetBouwbesluit, wat betekent dat hij hierop toezicht heeft gehouden.

Vraag 28

Waarom is er, vanuithet oogpunt van zorgvuldige invoering, niet voor gekozen om eerst te startenmet invoering van private kwaliteitsborging voor de laagste risicoklassen (80%van de vergunningen) en pas later voor de hogere risicoklassen? Wat zijn debezwaren hiertegen?

Antwoord vraag 28

De laagste risicoklassen betreft met namewoningbouw en eenvoudige utiliteitsbouw. Weliswaar zijn de risicos hier laag,maar tegelijkertijd zijn de aantallen hoog. Dit betekent dat ook bij een laagpercentage calamiteiten relatief veel bouwconsumenten hier last van hebben.Daarbij komt dat juist bij de hogere risicoklassen bijvoorbeeld door de inzetvan specialistische toetsers (zogenaamde Technische Inspection Services, TIS)al veel ervaring is opgedaan met kwaliteitsborging door specialistische privatebureaus. Deze ervaringen zijn overigens over het algemeen goed. Dit pleit vooreen omgekeerde benadering waarbij juist de hogere risico bouwwerken als eersteonder de nieuwe kwaliteitsborging vallen.

Vraag 29

Waarom is er driejaar lang een duaal stelsel noodzakelijk? Kan het private stelsel zich dan welnaar behoren ontwikkelen? Hoeveel extra kosten zijn daaraan verbonden? Wat gaater fout als de overgangstermijn wordt beperkt tot zes maanden?

Antwoord vraag 29

De periode van driejaar beoogt het midden te vinden tussen enerzijds een voldoende lange periodewaarin ervaring kan worden opgedaan met het nieuwe stelsel en eventuelewijzigingen tijdig kunnen worden doorgevoerd en anderzijds een periode die nietonnodig lang is. De overgangsperiode kan worden benut om de werking van hetstelsel te volgen, maar ook om ontwikkelingen ten aanzien van betaalbaarheidvoor opdrachtgevers te volgen, zodat ook hier meer duidelijkheid ontstaat. Uitde MKBA blijkt dat een duale periode in algemene zin extra kosten met zichmeebrengt ten opzichte van een stelsel met meer private verantwoordelijkheden.Hieruit is echter niet af te leiden wat de precieze extra kosten zijn voor denu voorgestelde duale periode

met een duur van drie jaar. Hier staat tegenover dat deovergang naar het nieuwe stelsel met meer waarborgen kan worden omkleed. Zokrijgt de bouwsector de tijd om private instrumenten te ontwikkelen en krijgenbouwconsumenten de tijd om aan het nieuwe stelsel te wennen.

Vraag 30

In veel gevallen zal,als het om omgevingsveiligheid gaat, ook overleg met de brandweer noodzakelijkzijn. Op welke wijze wordt geborgd dat de brandweer geconsulteerd wordt insituaties waarin dit noodzakelijk is?

Antwoord vraag 30

Het bevoegde gezag verleentin het nieuwe stelsel voor kwaliteitsborging een omgevingsvergunning indien eenbouwplan voldoet aan de voorschriften van het bestemmingsplan, aan welstand enals blijkt dat het bouwproject geen gevaar oplevert voor de directe omgeving enindien uit de gegevens bij de aanvraag blijkt dat gebruik wordt gemaakt van eenvoor het bouwwerk geschikt borgingsinstrument. Als het om omgevingsveiligheidgaat, zal het bevoegd gezag hier net als in de huidige situatie overleg overvoeren met de brandweer. Daarnaast zal ik in het nieuwe stelsel borgen, dat deprivate kwaliteitsborger het bevoegd gezag en de brandweer vooral bijbouwwerken met hoge risicos, in een vroeg stadium van het bouwprocesbetrekken, zodat ook de belangen van de brandbestrijdende instanties voldoendeworden meegenomen.

Vraag 31

Hoe ziet u deverschillende rollen en verantwoordelijkheden in het kader van deinterbestuurlijke verantwoordelijkheid van de provincies wanneer er sprake isvan versnipperde informatie, aansprakelijkheden, verantwoordelijkheden enbevoegdheden in het toezicht op bouwwerken?

Antwoord vraag 31

Het interbestuurlijken tweedelijnstoezicht wordt niet anders geregeld dan in het huidige systeem.Tot en met de oplevering van het bouwwerk vindt toezicht plaats op de in vraag19 genoemde wijze (er is dan geen gemeentelijke toetsing dus ook geeninterbestuurlijk toezicht

).

Bij de oplevering/gereedmelding bij hetbevoegd gezag (meestal de gemeente), zal alle relevante informatie over hetbouwwerk beschikbaar zijn. Ik ben aan het onderzoeken welke informatiegemeenten wanneer nodig hebben om hun taken voor de fase na oplevering van hetgebouw bouwwerk uit te kunnen voeren. Aan de hand van de conclusies van ditonderzoek kan ik bepalen of een overdrachtsdocument wenselijk is en zo ja,welke informatie dit document moet bevatten. Ik verwacht dan ook niet dat ersprake zal zijn van versnipperde informatie. Bovendien blijft het toezicht opde bestaande bouw een gemeentelijke taak.

Vraag 32

Krijgen privatekwaliteitsborgers de verplichting om gemeenten te informeren wanneerkwaliteitsborging onvoldoende functioneert? Zo nee, hoe kunnen gemeenten huntaak vervullen wanneer zij afhankelijk zijn van spontane klachten ensignalen?

Antwoord vraag 32

De gemeente ontvangtbij de aanvraag voor de omgevingsvergunning gegevens waaruit moet blijken datgebruik wordt gemaakt van een voor het bouwwerk geschikt borgingsinstrument. Degemeente bekijkt of inderdaad bij de bouw gebruik zal worden gemaakt van hetjuiste toegelaten borgingsinstrument en geeft de omgevingsvergunning af onderdeze voorwaarde. Als er signalen van derden ten aanzien van bouwtechnischeaspecten bij de gemeente binnenkomen zal de gemeente deze signalen doorgevenaan de opdrachtgever. Wanneer de private kwaliteitsborger van oordeel is dat debouwer onvoldoende kwaliteit levert, kan hij de opdrachtgever vragen de bouwstil te leggen totdat aan de vereiste kwaliteit wordt voldaan. De opdrachtgeverheeft er belang bij de bouwer aan te spreken omdat hij anders de kwaliteitsverklaringvan de kwaliteitsborger niet krijgt en uiteindelijk het bouwwerk niet gereedkan melden.

Daarnaast heeft ook de gemeente de mogelijkheid omhandhavend optreden in de situatie dat een certificaat wordt ingetrokken of detoelatingsorganisatie de erkenning van het borgingsinstrument intrekt. In diegevallen wordt niet langer voldaan aan de voorwaarde voor verlening van deomgevingsvergunning en kan de gemeente de nodige maatregelen treffen, zoals hetstilleggen van de bouw. Bezien wordt of het nodig is voor de kwaliteitsborgereen verplichting op te nemen om de gemeente te informeren over de intrekkingvan het certificaat. Ook als de veiligheid van de omgeving van de bouwplaats inhet geding is kan de gemeente optreden.

Vraag 33

Klopt het dat in devoorgestelde overgangsperiode van drie jaar de gemeente te allen tijde een rolhoudt bij de omgevingsvergunning, namelijk de toets op welstand,brandveiligheid en bestemmingsplan? Kunt u dit toelichten?

Antwoord vraag 33

Ja, de gemeente houdtop deze terreinen haar bestaande rol. Toetsing van welstand en bestemmingsplanwordt niet onder het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging gebracht. De redenhiervoor is dat het hier aspecten betreft met een sterk lokaal karakter. Bijkwaliteitsborging gaat het om borging van kwaliteit op grond van landelijkuniforme regelgeving. Ten aanzien van de brandveiligheid zal geregeld wordendat bij bouwwerken in de hoogste risicoklasse (hoogbouw en andere risicovollegebouwen zoals stations en ziekenhuizen) vanaf het begin de brandweer betrokkenwordt (zie ook de antwoorden bij vraag 21, 22 en 30).

Vraag 34

Welk politiek mandaatheeft u voor het uitwerken van een duaal systeem van bouwplantoetsing enprivate kwaliteitsborging, zoals de kwartiermakers daar nu aan werken?

Antwoord vraag 34

Het traject van dekwartiermakers is een initiatief vanuit de bouwsector en vloeit voort uit dezogeheten Actieagenda Bouw, eveneens een initiatief vanuit de bouwsector. Eenvan de adviezen van een werkgroep onder de Actieagenda Bouw was omkwartiermakers de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging telaten begeleiden zodat de bouwsector zich zo goed mogelijk kan voorbereiden.Uiteraard geldt dit alles onder voorbehoud van politieke besluitvorming. Mijnbemoeienis met het kwartiermakerstraject is dat ik een subsidie heb verstrektvanwege het belang van het werk en mijn waardering voor dit eigen initiatiefvan de bouwsector. Het is een onjuist beeld dat de kwartiermakers in mijnopdracht een systeem voor kwaliteitsborging uitwerken.

Vragen 35, 36, 37,38 en 39

Wat is de exactetaakomschrijving van de kwartiermakers? Op welke wijze is de onafhankelijkheidvan de kwartiermakers gegarandeerd? Bestaat er nog betrokkenheid tussen dekwartiermakers en de bouwsector? Zo ja, welke? Kunt u garanderen dat dekwartiermakers op geen enkele wijze persoonlijk of zakelijk profijt zullenhebben van de door hun op te zetten systematiek van private kwaliteitsborgingen dualisering van de bouwplantoetsing? Kunt u dit toelichten? Klopt het dat dekwartiermakers actief meewerken aan seminars waarin het nieuwe systeem dat zijontwikkelen tegen betaling aan mensen uit de bouwwereld wordt toegelicht?

Antwoord vragen35, 36, 37, 38 en 39

Omdat dekwartiermakers niet werken in mijn opdracht, is van een daadwerkelijketaakomschrijving geen sprake. Wel heb ik voorwaarden verbonden aan de door mijverleende subsidie en duidelijk gemaakt dat de werkzaamheden van dekwartiermakers plaatsvinden onder voorbehoud van politieke besluitvorming.

De werkzaamheden vande kwartiermakers hebben betrekking op een tweetal activiteiten. De eerste ishet vormgeven van een organisatiestructuur voor de toelatingsorganisatie, diedoor de markt ontwikkelde instrumenten voor kwaliteitsborging zal beoordelen.Tweede activiteit betreft

het realiseren van draagvlak zodanig dat het beoogdestelsel op de juiste wijze landt bij betrokken partijen. Om in het kader vanhun werkzaamheden in volledige onafhankelijkheid te kunnen werken hebben dekwartiermakers voor zover zij belangen hadden met sectorpartijen deze belangenafgestoten. Alle afwegingen en keuzes omtrent de vormgeving van het nieuwestelsel vinden plaats onder mijn verantwoordelijkheid.

Vraag 40

Kunt u toelichtenwaarom de kwartiermakers nu uitgaan van een as built dossier, terwijl ditniet eerder in de kabinetsvoornemens voorkwam?

Antwoord vraag 40

In mijn brief van 27november 2013 heb ik onder andere aangegeven dat het nieuwe stelsel dient toete zien op het gehele bouwtraject, van initiatief tot en met oplevering,waarbij wordt verklaard dat het bouwwerk voldoet aan de regelgeving, decontractuele afspraken en vereisten van goed en deugdelijk werk. Hierbij zaleen dossier bij oplevering dienen te worden overlegd. Wat de kwartiermakersaanduiden wanneer zij spreken over een as built dossier sluit goed aan bij dein mijn brief gedane voorstellen.

Vraag 41

Kunt de meest recenteplannen van de kwartiermakers vergelijken met het ERB/STABU/RIGO/NEN voorstel,en opnieuw een uitspraak doen over de mate waarin de verondersteldebureaucratie verschilt?

Antwoord vraag 41

Ik zie een aantalpunten waarop het advies van ERB/STABU/RIGO/NEN aansluit bij de door mij inmijn brief van 27 november 2013 gedane voorstellen. Zo signaleert ERB c.s.schijnzekerheid over de rol van het bevoegde gezag en bepleit zijvereenvoudiging van toezicht en controle. Ook pleit ERB c.s. voor verleggingvan het toetsmoment of voldaan is aan de wettelijke eisen naar het moment vanoplevering, voor het overleggen van een overdrachtsdossier, voor gegarandeerdekwaliteit van opgeleverde bouwwerken, in de vorm van prestatiegaranties en vooreigen verantwoordelijkheid van bouwende partijen voor deze gegarandeerdekwaliteit.

Op een aantal anderepunten is het advies in mijn ogen onduidelijk. Bij het beoordelen op landelijkniveau van innovatieve oplossingen lijkt het er op dat de kennisautoriteit dezebeoordeling doet. Ook lijkt het advies er vanuit te gaan dat de inzet vanhoogwaardige kennis bij hoog risicoprojecten, met name de kennis van devoorgestelde kennisautoriteit betreft. Het beeld ontstaat dat dekennisautoriteit bestaat uit een groep experts die met een onheldere positie enmandaat, vanuit een monopoliepositie verregaande bevoegdheden uitoefent tenaanzien van de toetsing en borging van de bouwkwaliteit. Hierbij blijft onhelderhoe wordt aangesloten op de bouwpraktijk en hoe gebruik wordt gemaakt van dekennis en ervaring van de sector, inclusief die van het bevoegd gezag. Destatus van de kennisautoriteit en hoe het kennisniveau en autoriteit wordengeborgd blijven onbeantwoorde vragen. Voorts blijft ERB c.s. onhelder over detoegevoegde waarde is van de door haar voorgestelde erkende technischeoplossingen ten opzichte van de mogelijkheden van maatwerk binnen het huidigestelsel. In het advies wordt niet tegemoetgekomen aan het knelpunt vanonduidelijkheid omtrent de verantwoordelijkheid voor de bouwkwaliteit.

Op een aantal puntendeel ik de insteek van het advies van ERB c.s. niet. Zo wordt de oprichtingbepleit van een kennisautoriteit en een aparte consumentenautoriteit, waardoorde versnippering van de bouwsector verder zal toenemen. Ook blijft de gemeenteeen rol houden, in de vorm van het aanhouden van een front office en deafgifte van een ingebruiknamevergunning zonder dat hierbij helder is hoe zichdit verhoudt tot een eenduidige verantwoordelijkheid voor de bouwkwaliteit diein mijn ogen bij de bouwsector dient te liggen. Voor zover de erkendetechnische oplossingen inhouden dat de bouwkwaliteit wordt getoetst aan dehand van het papieren opleverdossier, ben ik van oordeel dat kwaliteitsborginggericht op de kwaliteit van het gerede

bouwwerk bij oplevering sterk de voorkeur verdient.Voorts ben ik geen voorstander van een zogeheten ingebruiknamevergunning,wanneer hierbij alleen de plannen op papier getoetst worden.

Vraag 42

Kunt u toelichtenwelke structurele besparingen op de totale toetsingskosten er te verwachtenzijn indien er wordt overgegaan op private kwaliteitsborging?

Antwoord 42

OnderzoeksbureauEcorys heeft de maatschappelijke kosten en baten in beeld gebracht van detotale effecten van het nieuwe stelsel. Hieruit volgt dat de jaarlijkse kostenin het nieuwe stelsel van private kwaliteitsborging op macroniveau 27,5miljoen dalen. Uitgangspunten hierbij zijn dat de gecalculeerde doorlooptijdwinstvan 4 weken gerealiseerd kan worden, de nieuw te vormen private toetsers voormarktwerking zorgen, de private toetsers een efficiencyslag realiseren en datprivate toetsers de kosten voor toetsing in rekening brengen op basis vanwerkelijk bestede tijd (zonder kruissubsidiëring, zoals in het huidiglegessysteem aan de orde is).

Vraag 43

Met welke aannames isgewerkt bij de totstandkoming van de maatschappelijk kosten- en batenanalyse(MKBA); met name aannames over de verkorting van de doorlooptijd en de daarmeesamenhangende rentekosten?

Antwoord vraag 43

In de MKBA is bij deberekening van de kosten uitgegaan van een versnelling van de doorlooptijd naar4 weken. Randvoorwaarde in het onderzoek is dat er versnelling van de toets opruimtelijke, esthetische en veiligheidsaspecten voor derden wordt gerealiseerd.Pilots laten overigens zien dat met private kwaliteitsborging daadwerkelijk eenverkorting van de doorlooptijd kan worden gerealiseerd.

Vraag 44

Is geïnventariseerdwelke formatie gemeenten overhouden als een groot deel van hun toezichthoudendetaak vervalt (kwantitatief en kwalitatief)? Is onderzocht of er voldoendekritische massa overblijft om serieus toezicht te houden op de bestaande bouw?Wat wordt de handhavingsstrategie? Hoe hoog is de minimale pakkans bij groveovertredingen van de wet?

Antwoord vraag 44

Ik heb gekozen vooreen overgangsperiode van ten minste drie jaar zodat alle betrokken partijenervaring op kunnen doen met het stelsel van private kwaliteitsborging. Ik erkendat dit onzekerheid oplevert voor gemeenten en de kritische massa. Daar staateen zorgvuldige overgang naar het nieuwe stelsel tegenover. Ik verwijs naar hetantwoord op vraag 9. Er is nog geen landelijke handhavingsstrategievastgesteld. Gemeenten bepalen hun eigen handhavingsstrategie. Ik kan geenindicatie geven van een minimale pakkans.

Vraag 47

In hoeverre draagtprivate kwaliteitsborging bij aan het verminderen van kruissubsidiëring? Hoeworden de kosten voor de private borging doorberekend aan opdrachtgevers?

Antwoord vraag 47

Gemeenten zijnbevoegd tot en verantwoordelijk voor de vaststelling van legestarieven. Dehoogte van de leges zijn wettelijk gemaximeerd op honderd procentkostendekkendheid op macroniveau. Wel zijn binnen deze grenzen in het huidigestelsel de legesinkomsten uit grotere bouwprojecten lange tijd de inkomstenbrongeweest waarmee kosten van kleine bouwprojecten grotendeels werden gedekt(kruissubsidiëring). Hiermee werd de bouwplantoets van kleine projecten

betaalbaar gehouden. Met het structureel wegvallen vangrotere bouwprojecten vervalt voor gemeenten een belangrijke inkomstenbron. Inhet nieuwe stelsel zullen voorts taken van gemeenten komen te vervallenwaardoor gemeenten voor deze taken geen leges meer kunnen heffen. Voor deovergebleven taken voor ruimtelijke aspecten kunnen gemeenten in de toekomstnog wel leges heffen. In hoeverre private kwaliteitsborging invloed heeft opkruissubsidiëring is afhankelijk van het beleid dat gemeenten voeren voor delegestarieven. Opdrachtgevers zullen bij private kwaliteitsborging voor debouwtechnische aspecten betalen voor de geleverde borging. Naar verwachtingzullen private kwaliteitsborgers weinig kruissubsidiëring toepassen tussenverschillende projecten.

Vraag 48

Moet het voldoen aaneisen van goed en deugdelijk werk niet geregeld zijn vóór en ten grondslagliggen aan de invoering van private kwaliteitsborging? Welke belemmeringen zijner op dit direct te eisen van bouwers?

Antwoord vraag 48

Het voldoen aan deeisen van goed en deugdelijk werk kan nu al worden geëist. Daarvoor is eenwetswijziging niet nodig. De norm goed en deugdelijk werk komt niet alszodanig voor in de wet, maar wordt in verreweg de meeste gevallen tussenpartijen overeengekomen door het gebruik van de standaardmodellen voor koop- enaannemingsovereenkomsten. In de rechtspraak wordt deze norm ook toegepast alsdeze niet door partijen is overeengekomen. Daarmee wordt invulling gegeven aanartikel 6:248 van het Burgerlijk Wetboek op grond waarvan een overeenkomst nietalleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke naarde aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen vanredelijkheid en billijkheid voortvloeien. Hierdoor maakt de eis voor goed endeugdelijk werk deel uit van een overeenkomst, ook als partijen dit nietuitdrukkelijk zijn overeengekomen. Als de bouwer geen goed en deugdelijk werklevert, schiet hij tekort in de nakoming van de overeenkomst en kan hij wordenaangemaand tot herstel van de gebreken. In mijn brief van 27 november 2013 hebik voorstellen opgenomen om de positie van de bouwconsument te versterken,zodat het voor hem makkelijker wordt om zijn recht op goed en deugdelijk werkte halen.

Vraag 49

In de MKBA staatbrandveiligheid als PM-post weergegeven, omdat dit niet te kwantificeren zouzijn. Hoe verhoudt zich dit tot de internationale vergelijking die detoenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als bijlagebij zijn brief van 15 december 2011 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, waarinzowel een internationale vergelijking wordt gemaakt van de kosten vanbrandveiligheidsmaatregelen in gebouwen (3,0% van de totale bouwkosten) als deaantallen doden per miljoen inwoners?

Antwoord vraag 49

Het rapport uit 2011waaraan u refereert, betreft het rapport van het Economisch Instituut voor deBouw (EIB) met als titel Bouwen voor Kwaliteit. Onderzoek naar mogelijkhedenom een betere prijs/kwaliteit van bouwwerken te realiseren. In dit rapport is eeninternationale vergelijking opgenomen van onder andere debrandveiligheidsmaatregelen in gebouwen en de aantallen doden per miljoeninwoners. Het EIB heeft deze vergelijking opgenomen om na te gaan of inNederland internationaal gezien veel kosten moeten worden gemaakt om te voldoenaan de technische bouwvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012. Het EIBconcludeert dat de kosten van de technische brandveiligheidsmaatregelen ingebouwen in Nederland ongeveer op het gemiddelde niveau liggen. Verder concludeertEIB dat wij met deze gemiddelde kosten goede resultaten bereiken voor watbetreft het aantal dodelijke brandslachtoffers. De internationale vergelijkingvan het EIB heeft geen betrekking op de wijze waarop het toezicht opbrandveiligheid (privaat of publiek) is geregeld. Er is dus geen directeverhouding tussen dit EIB-rapport en de MKBA. In de MKBA is de brandveiligheidals PM-post aangeven, omdat door de onderzoekers geen uitspraak kon wordengedaan of private

kwaliteitsborging leidt tot een gelijkwaardige ofmogelijk hogere borging van de brandveiligheid, dit omdat de rol van bevoegdgezag (en brandweer) binnen het nieuwe stelsel ten tijde van dit onderzoek nogniet duidelijk is. Zoals eerder gemeld zal ik bevoegd gezag (brandweer) bijcomplexe gebouwen een expliciete rol geven met betrekking tot debrandveiligheid.

Vraag 50

Op welke wijze zijnfaalkosten betrokken in de MKBA?

Antwoord vraag 50

In de MKBA van Ecorys wordt debouwtechnische kwaliteit betrokken. Deze kwaliteit wordt niet contant gemaaktin economische maatschappelijke baten, maar is dit onderdeel als kwalitatiefeffect meegenomen in de analyse.

Vragen 51 en 53

Kunt u aangeven watconsumenten hebben aan het keurmerk garantiewoningen, indien er sprake is vanverbouw of renovatie van een bestaande woning? Hoe ziet de garantieregelingeruit voor verbouwingen? Als die garantieregeling er niet is: waarom zou ditsnel in belang groeiende segment niet onder de garantieregeling moeten vallen?

Antwoord vragen 51en 53

Het keurmerk garantiewoningenwordt beheerd door de Stichting Garantiewoning, een particulier initiatief vanVereniging Eigen Huis, Bouwend Nederland, Neprom en NVB-Bouw. Het keurmerkgarantiewoning stelt eisen aan waarborgcertificaten die doorwaarborginstellingen worden uitgegeven. Het keurmerk zelf is geenwaarborgregeling. Het keurmerk geeft aan dat een specifiek waarborgcertificaataan de eisen van het keurmerk voldoet. Het is de verantwoordelijkheid vanmarktpartijen om zelf waarborgregelingen te ontwikkelen en deze al dan nietvoor verlening van het keurmerk voor te leggen aan de StichtingGarantiewoningen.

Het keurmerkgarantiewoning geldt voor nieuwe koopwoningen en voor transformatie tot woning.Het keurmerk geldt niet voor verbouwing of renovatie van woningen. De redenhiervoor is dat voor verbouwing en renovatie andere criteria nodig zijn danvoor nieuwbouw en transformatie.

Er is op dit momentéén waarborgregeling voor verbouw en renovatie van woningen. Deze wordtuitgevoerd door de Stichting Bouwgarant. Deze regeling omvat een verzekeringvoor extra afbouwkosten in geval van faillissement van de bouwer, een garantieop herstel van verborgen en constructieve gebreken die optreden na oplevering,een modelcontract en een geschillenregeling. De waarborgregeling van StichtingBouwgarant dekt verbouwingen tot 350.000 exclusief BTW. Deze waarborgregelingheeft dus geen keurmerk van de Stichting Garantiewoning maar biedt welvergelijkbare garanties zoals afbouwverzekering en verzekering van herstel vanverborgen en constructieve gebreken.

Ik vind het deverantwoordelijkheid van de markt om zelf een keurmerk op te zetten voorwaarborgregelingen voor verbouw en renovatie. Evenzeer vind ik het deverantwoordelijkheid van de markt om waarborgregelingen voor verbouw enrenovatie te ontwikkelen en aan te bieden.

Vraag 52

Kan nauwkeurigerworden aangegeven hoe de 15% nieuwbouwwoningen dat niet valt onder eengarantieregeling is samengesteld? Hoeveel procent valt in het duurdere segment(boven de NHG-grens)?

Antwoord vraag 52

Navraag in de sectorleert dat dit niet tot in detail kan worden aangegeven. De inschatting binnende sector is dat een groot deel van deze 15% woningen betreft in het duurderesegment boven de NHG-grens. Het gaat vooral om twee categorieën woningen:catalogusbouw en woningen gebouwd onder particulier opdrachtgeverschap. Bijcatalogusbouw wordt uitgegaan van standaardconcepten, bewezen oplossingen, hooggehalte fabrieksmatig werk en levert daardoor relatief kleinere risicos

op. Bij particulier opdrachtgeverschap is meestal eenarchitect betrokken, vaak ook als bouwmanager. Deze professionele begeleidingbetekent ook een waarborg tegen risicos.

Vraag 54

Hoe wordt deaansprakelijkheid bij de handhaving geregeld? En, wie is aansprakelijk? Hoe isbijvoorbeeld de aansprakelijkheid geregeld in het geval een gemeente op verzoekvan een private kwaliteitsborger besluit niet te handhaven en er vervolgensongelukken gebeuren of schade ontstaat? Hoe wordt voorkomen dat hier een grijsgebied ontstaat doordat een gemeente zegt dat ze onvoldoende informatie had vande private kwaliteitsborger om te kunnen gaan handhaven?

Antwoord vraag 54

Vooraansprakelijkheid geldt als uitgangspunt dat degene die de fout heeft gemaaktaansprakelijk is voor de schade die als gevolg daarvan is ontstaan. Bij deschending van een wettelijke norm moet de schade worden vergoed, indien degeschonden norm beoogt de benadeelde tegen deze schade te beschermen. Bij eenuitvoeringsfout ligt het voor de hand dat de aannemer door de opdrachtgeverwordt aangesproken. Bij een eventuele ontwerpfout ligt het voor de hand dat hijde architect aanspreekt. Ik sluit niet uit dat straks ook de privatekwaliteitsborger in sommige gevallen aansprakelijk te houden is, maar danalleen in die gevallen waarbij deze, bij de uitvoering van zijn borgingstaak,jegens de opdrachtgever nalatig is geweest. Er zal zich niet gauw een situatievoordoen waarbij de gemeente een wettelijke norm overschrijdt die deopdrachtgever of een derde als benadeelde tegen schade beoogt te beschermen.Deze heeft in het nieuwe stelsel immers geen inhoudelijk toetsende rol meertijdens de bouw, maar hij heeft alleen een bevoegdheid om handhavend op tetreden indien blijkt dat de kwaliteitsborging zijn certificaat intrekt, detoelatingsorganisatie de toelating van het borgingsinstrument intrekt of eenonveilige situatie in de omgeving van de bouwplaats ontstaat. Er ontstaat naarmijn mening geen grijs gebied, omdat de verantwoordelijkheden van dekwaliteitsborger en de gemeente elkaar niet overlappen.

Vraag 55

Zou een verplichteverzekerde garantie voor utiliteitsbouw ontwikkeld op basis van design enconstruct niet logisch zijn? De ontwikkelaar heeft daar namelijk het ontwerp-en bouwproces volledig in eigen hand.

Antwoord vraag 55

In mijn brief van 27november 2013 heb ik geschreven dat ik van mening ben dat een verplichteverzekerde garantie voor de utiliteitsbouw mij niet wenselijk lijkt. Ik ben vanmening dat de opdrachtgevers in de utiliteitsbouw voldoende zakelijk zijn omzelf te besluiten of zij een verzekerde garantie nemen of zelf het risicowillen lopen. Bij contracten op basis van design-construct is wel sprake vaneen verzekering maar die geldt dan voor het consortium omdat de financier dateist.

Vraag 56

Hoe lang blijft eenaannemer aansprakelijk voor verborgen gebreken? Is er daarvoor een algemeenaanvaarde norm? Kan bijvoorbeeld een probleem met vloeren of fundamenten na 25jaar nog tot aansprakelijkheid leiden? Hoe ligt de aansprakelijkheidsverdelingtussen gemeente, architect en aannemer?

Antwoord op vraag56

De verjaringstermijnis geregeld in artikel 761 van het Burgerlijk Wetboek. Elke rechtsvorderingwegens een gebrek in het opgeleverde werk verjaart door verloop van twee jarennadat de opdrachtgever ter zake heeft geprotesteerd. Indien de opdrachtgever deaannemer een termijn heeft gesteld waarbinnen deze het gebrek zal kunnen wegnemen,begint de verjaring pas te lopen bij het einde van die termijn, of zoveeleerder als de aannemer te kennen heeft gegeven het

gebrek niet te zullen herstellen. 2. De rechtsvorderingverjaart in ieder geval door verloop van twintig jaren na de oplevering ingeval van aanneming van bouwwerken en door verloop van tien jaren na deoplevering in alle andere gevallen.

Voor deaansprakelijkheidsverdeling zie antwoord op vraag 54.

Vraag 57

'Een integraalopleverdossier voor gebouwen stimuleren': Waarom is dit voornemen zovrijblijvend geformuleerd?

Antwoord vraag 57

Partijen in Nederlandlaten al verschillende goede voorbeelden zien van het overdragen van informatieover gebouwen aan de eigenaren/gebruikers. Samen met Vereniging Eigen Huis gaik verkennen hoe we deze informatieoverdracht naar eigenaren/gebruikers verderkunnen stimuleren, zonder op voorhand daarbij regels voor te willenontwikkelen. Met marktpartijen ben ik daarnaast aan het verkennen hoe eenopleverdossier er verder uit zou kunnen zien waarbij ook de noodzakelijkeinformatie voor het bevoegd gezag voor hun toezichttaak na oplevering van eenbouwwerk in een opleverdossier is opgenomen.

Vraag 58

Kunt u aangeven opwelke manier buren en omwonenden bij private bouwplantoetsing inspraak houdenbij de vergunning en totstandkoming van bouwprojecten in hun directe nabijheid?Op welke wijze komen er voor hun garanties met oog op hun veiligheid?

Antwoord vraag 58

Aan de huidigeinspraakmogelijkheden bij de verlening van de omgevingsvergunning worden geenwijzigingen aangebracht. Dat betekent dat buren en omwonenden bedenkingenkunnen indienen tegen de ontwerpvergunning. De voorschriften van hetBouwbesluit 2012 bieden waarborgen voor de omgevingsveiligheid.

Vraag 59

Op basis van welkeinformatie/dossiers moet de gemeente gaan handhaven bij de bestaande bouw enbij nieuwbouw? Wie is bij nieuwbouw verantwoordelijk voor de overdracht van dedossiers? Welke informatie moeten deze dossiers bevatten?

Antwoord op vraag59

De gemeente moet bijbestaande gebouwen handhaven op basis van de relevante informatie over hetbouwwerk die vanaf de gereedmelding voor haar beschikbaar is gesteld. Ik ben meaan het beraden welke informatie beschikbaar moet zijn en waar deze informatiewordt opgeslagen.

Vraag 60

Hoe wilt u debetrokkenheid van de veiligheidsregios en RUDs bij de handhaving vormgeven?

Antwoord vraag 60

Aan de rol van deveiligheidsregios en de RUDs/omgevingsdiensten zullen als zodanig geenwijzigingen worden aangebracht. De gemeente is belast met de organisatie van debrandweerzorg. De gemeente kan indien zij dit nodig acht geadviseerd wordendoor de brandweer. De gemeenten kunnen hun (handhavende) bevoegdheden inzakebouwregelgeving eventueel mandateren aan een RUD. Hierin komt geen verandering.Wel komt er een wijziging in de rol van het bevoegd gezag (gemeenten) bijvergunningverlening. Daarnaast zal ik in het nieuwe stelsel borgen, dat deprivate kwaliteitsborger het bevoegd gezag en de brandweer vooral bijbouwwerken met hoge risicos, in een vroeg stadium van het bouwproces moetenbetrekken zodat ook de belangen van de veiligheidsregio voldoende wordenmeegenomen.

ERB-rapport Erkende technische oplossingen,Kamerstuknummer 32757-92

Vraag 1

Hoe verhoudt zich deontwikkeling van erkende technische oplossingen tot ontwikkelingen elders in deEuropese Unie? Sluiten deze oplossingen aan op keurmerken elders? Hoe zou ditgaan met een Kennisautoriteit?

Antwoord vraag 1

Voor zover ik weet iser in geen enkel EU-land een stelsel van erkende technische oplossingen zoalsvoorgesteld in het rapport van ERB c.s. of wordt zon stelsel ontwikkeld. Hetvoorbeeld van de approved documents in het Verenigd Koninkrijk, dat ERB noemtin haar rapport, is naar mijn mening minder vergaand dan de erkende technischeoplossingen die ERB voorstelt. Uit het ERB-rapport volgt naar mijn ideeonvoldoende hoe de erkende technische oplossingen aansluiten bij buitenlandsekeurmerken, en hoe dit zich verhoudt tot de voorgestelde Kennisautoriteit dieERB voorstelt. Ik merk hierbij op dat het gebruik van buitenlandse keurmerkenin strijd kan zijn met de Verordening Bouwproducten, die het gebruik vankeurmerken niet toestaat voor productkenmerken die onder deze verordeningvallen.

Vraag 2

Wat is het verschiltussen de erkende technische oplossingen die het Expertisecentrum RegelgevingBouw (ERB) bepleit en het private stelsel van kwaliteitsborging dat het kabinetvoor ogen heeft?

Antwoord vraag 2

Zie het antwoord opvraag 41 onder Verbetering bouwregelgeving, Kamerstuknummer 32757-92.

Vraag 3

Verschillen deerkende technische oplossingen inhoudelijk van de standaarden die de afgelopenjaren reeds onder de regie van het KOMO zijn opgesteld?

Antwoord vraag 3

Ja, aangezien debasis van de erkende technische oplossing de prestatieverklaring is die moetworden opgesteld bij de CE-markering op het bouwproduct, terwijl de privatemerken waaronder KOMO een eigen standaard hebben ontwikkeld. Wanneer de privatemerken eveneens de productprestaties uit de prestatieverklaring als basisgebruiken voor de aansluiting op de eisen in het Bouwbesluit 2012 zouden ze welvergelijkbaar kunnen zijn met die van de erkende technische oplossing.Vooralsnog is dit niet het geval.

Vraag 4

Belemmert een stelselvan erkende technische oplossingen innovaties in de bouwsector? Belemmert hetmarkttoetreding van producten of producenten? Maakt het daarbij uit of deerkende technische oplossingen uitgaan van prestatie-eisen of van specifiekeproducten of werkwijzen?

Antwoord vraag 4

Zoals ik in mijnbrief van 7 februari 2014 heb aangegeven, is er naar mijn oordeel geen behoefteaan een nieuw stelsel van erkende technische oplossingen en kan de bouwpraktijkop dit moment al voldoende uit te voeten met de bestaande instrumenten (erkendekwaliteitsverklaringen, prestatieverklaringen en private documenten). Hetstelsel van erkende technische oplossingen leidt in mijn ogen tot een toenamevan de bureaucratie doordat al deze bestaande producten volledig geautoriseerdmoeten worden bovenop de daarvoor reeds bestaande kwaliteitscontrole en eentoename van gestandaardiseerd bouwen die volgens mij inderdaad kan leiden totbelemmeringen voor innovaties en markttoetreding. Deze belemmeringen kunnen bijvoorbeeldoptreden, als men voor een nieuw product eerst een erkende technische oplossingmoet hebben alvorens succesvol de

Nederlandse bouwmarkt te kunnen betreden. Uit hetERB-rapport volgt verder dat de erkende technische oplossing altijd betrekkingheeft op zowel het specifieke product, de verwerking van dit product in eenbouwdeel en de te leveren prestatie-eis van dit bouwdeel.

Vraag 5

Klopt het dat desystematiek van ERB/RIGO/Stabu/NEN erop gericht is om het as built dossierverzekerbaar te krijgen, waarmee het de toets der kritiek van de verzekeraarkan doorstaan? En, klopt het dat de systematiek van ERB/RIGO/Stabu/NEN gerichtis op een voldoen aan de wettelijke eisen die zijn gesteld via Bouwbesluit 2012en Omgevingswet, waarna het aan de opdrachtgever is om te besluiten of die hetbouwwerk wel of niet te verzekeren?

Antwoord vraag 5

De systematiek vanERB/RIGO/Stabu/NEN is er niet direct op gericht om het as built dossierverzekerbaar te krijgen. Het ERB c.s. stellen in de eindrapportage wel dat metdeze systematiek het eenvoudig is te bewijzen dat conform Bouwbesluit 2012 isgebouwd. Het uitgangspunt van het ERB c.s. hierbij is dat de bouwer die werktmet erkende technische oplossingen, ook zal bouwen volgens deze erkendetechnische oplossing. In mijn ogen doet het rapport van het ERB c.s. geennadere uitspraken over de vraag of het aan de opdrachtgever is om te besluiteneen bouwwerk wel of niet te verzekeren.

Vraag 6

Op welke manier wordtvoorkomen dat oneerlijke concurrentie ontstaat bij het mogelijke duale stelsel?

Antwoord vraag 6

Over de vormgevingvan het nieuwe stelsel vindt voortdurend overleg plaats met betrokken partijen.Hierbij is vanuit verschillende partijen gewezen op het risico van oneerlijkeconcurrentie. Vanuit gemeenten wordt er op gewezen dat zij dienen te voldoenaan kwaliteitscriteria op grond van de wet VTH, die niet onverkort voor privatekwaliteitsborgers zullen gelden. Private kwaliteitsborgers vragen aandacht voorhet feit dat zij moeten concurreren met gemeenten die ook andere publiekeinkomstenbronnen hebben naast de leges die zij voor hun toetsingsactiviteitenontvangen. Aan de hand van de feitelijke ontwikkeling zal worden bezien of enin hoeverre maatregelen noodzakelijk zijn om evenwichtige concurrentieverhoudingente waarborgen.

Vraag 7

Hoeveel heeft hetonderzoek door ERB de overheid gekost?

Antwoord vraag 7

Het onderzoek heeft 29.948,49 inclusief BTW gekost.

Vraag 8

Geldt deregulering envermindering van regeldruk vooral voor de overheid of ook voor particulieren enbedrijven? Op welke manier draagt het rapport en uw zienswijze bij aan hetverminderen van de bureaucratie voor alle betrokkenen in de bouw?

Antwoord vraag 8

Deregeldrukvermindering die ik in mijn brief van 27 november 2013 heb beschrevengeldt voor burgers, professionals en bedrijven. Verbetering van dekwaliteitsborging zorgt voor een vermindering van administratieve lasten vanburgers, professionals en bedrijven naar gemeenten, zij hoeven immers geentekeningen en berekeningen meer aan te leveren voor het verkrijgen van deomgevingsvergunning voor het bouwen. Daarbij geldt dat er kosten zijn voor deprivate partijen, maar daar staan weer baten door het verkorten van deproceduretijd en de afname van faalkosten tegenover, die naar verwachtingleiden tot besparingen.

Vraag 9

Wat voegt deinstelling van een kennisautoriteit toe aan bestaande certificerendeinstellingen?

Antwoord vraag 9

Bij beantwoording vande vragen 23 en 41 onder Verbetering kwaliteitsborging ben ik uitvoerig ingegaan op de kennisautoriteit zoals voorgesteld in het advies van ERB. Hetvoorstel van ERB voor deze kennisautoriteit is onvoldoende uitgewerkt om helderte kunnen aangeven wat deze aan het bestaande stelsel van certificerendeinstellingen zou kunnen toevoegen.

Vraag 10

Klopt de constateringvan ERB/RIGO/Stabu/NEN dat instanties die kwaliteitsverklaringen voor productenof bouwelementen afgeven (bijvoorbeeld organisaties die het Komo keur dragen)in hun publicaties erkennen dat deze KOMO erkende kwaliteitsverklaringen nietzonder meer voldoen aan het Bouwbesluit?

Antwoord vraag 10

ERB c.s. heeftonderzoek gedaan naar de mogelijkheid en wenselijkheid om te komen tot eenautoriteit die zogenoemde technische oplossingen beoordeelt - en bij voldoendekwaliteit erkent - om aan de hand hiervan zekerheid te verkrijgen datbouwwerken met toepassing van die erkende technische oplossingen voldoen aan debouwtechnische voorschriften. In het onderzoek is een reeks van bestaandetechnische oplossingen onderzocht in hoeverre zij al voldoen aan debeoordelingscriteria die een dergelijke autoriteit zou stellen aan een erkendetechnische oplossing. Een van die onderzochte bestaande oplossingen is dezogenoemde Erkende Kwaliteitsverklaring (EKV).

EKVs zijncertificaten voor bouwproducten en bouwprocessen met een relatie naar debouwregelgeving en die tot stand zijn gebracht in een privaat stelsel voorcertificatie in de bouw. Deze EKVs dragen vaak maar niet noodzakelijkerwijs het KOMO-merkteken. Dit stelsel kent zoveel checks en balances dat de overheiddit stelsel heeft erkend en in de bouwregelgeving aan de toepassing van EKVseen doorwerking heeft gegeven. De onderdelen van een bouwplan waar een productmet een EKV correct wordt toegepast, mogen niet meer door het bevoegd gezagworden getoetst in het kader van de vergunningprocedure. De onderliggendegedachte is dat uit het oogpunt van het terugdringen van administratieve enbestuurlijke lasten de gehele bouwkolom en de toezichthouder er vanuit mogengaan dat met een correcte toepassing van een product met een EKV wordt voldaanaan de voorschriften.

Na deinwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 zijn alle EKVs en de onderliggendenormatieve documenten gescreend en zo nodig aangepast op het Bouwbesluit 2012.Met het volledig van kracht worden van de Europese Verordening Bouwproducten isde opgave om de EKVs en onderliggende normatieve documenten te screenen en zonodig aan te passen om strijdigheid met de Verordening op te heffen. Dit procesvan het CE-proof maken van EKVs is door de Stichting KOMO in gang gezet.Lopende dit proces voeren EKVs de navolgende disclaimer.

BRL-en enkwaliteitsverklaringen zoals gepubliceerd op deze site kunnen worden gebruiktom aan te tonen dat aan de eis in het Bouwbesluit 2012 en/of BesluitBodemkwaliteit wordt voldaan. Echter, in verband met de inwerkingtreding van deVerordening bouwproducten nr. 305/2011 per 1 juli 2013 is er wel een formeelvoorbehoud.

De Verordening nr.305/2011 stelt de CE-markering in alle lidstaten van de EU verplicht encentraal, waardoor dit beperkingen oplegt aan de uitspraken die onder privatekeurmerken kunnen worden gedaan. Volgens artikel 8.3 van de verordening moetende prestaties van het product op de essentiële kenmerken, die onder eengeharmoniseerde norm of Europese technische beoordeling vallen, wordengecommuniceerd via de CE-markering.

Ten aanzien van deimplicaties van de verordening in relatie tot de BRL-en en KV-en waarmeeconformiteit wordt aangetoond met de nationale regelgeving vindt momenteel nogonderzoek

plaats. In publicaties van SBK, alsmede in de vermeldeBRL-en en KV-en, kunnen uitspraken of eisen op detailniveau (nog) in conflictzijn met de verordening en onjuiste uitspraken bevatten.

Aan dezepublicatie van BRL-en en KV-en kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.

Deze disclaimer wordttijdelijk gevoerd om de EKVs CE-proof te maken. Dit betreft een majeureoperatie, die evenwel niet zal leiden tot technisch-inhoudelijke aanpassingenvan EKVs maar tot een helder scheiden van CE-Markeringen en EKVs

Vraag 11

Volgens ERB is er,ook in de sfeer van leges, aantoonbaar sprake van lastenverlichting bij 80% vanhet bouwvolume. Kunt u toelichten hoe de door u gesignaleerde extrabureaucratie zich verhoudt tot deze structurele vermindering van de lastendruk?

Antwoord vraag 11

Bij het antwoord op vraag41 onder Verbetering kwaliteitsborging ben ik ingegaan op de bureaucratischeaspecten die ik signaleer bij de voorstellen van ERB. De lastenverlichting bij80% van het bouwvolume waar ERB over spreekt is voor mij niet helderaangetoond. Voor zover ik het begrijp wordt er door ERB vanuit gegaan dat doorgebruik van erkende technische oplossingen de taak van de gemeenten wordtverlicht waardoor de leges voor 80% van de bouwwerken afnemen. Zie ook mijnbeantwoording van de hierna volgende vraag.

Vraag 12

Kunt u uitgebreideruitleggen waarom het systeem van ERB in uw ogen zal leiden tot bureaucratie?

Antwoord vraag 12

Er is een aantalelementen in het voorstel van ERB die voor zover ik het goed begrijp zullenbijdragen aan verdere bureaucratie. Eerste element is dat men zowel eenkennisautoriteit als een aparte consumentenautoriteit bepleit, zonder datduidelijk is hoe deze zich verhouden met bestaande instellingen. Tweede elementis dat ERB voorstelt om de bouwkwaliteit te toetsen aan de hand van hetopleverdossier, dus vergelijkbaar met de huidige preventieve bouwtoets eentoets van de plannen op papier. Het zal in mijn beeld een grote administratievelast met zich meebrengen wanneer hierbij alle gebruikte erkende technischeoplossingen bijgevoegd moeten worden. Derde element is dat ik het advies zobegrijp dat de kennisautoriteit de bouwkwaliteit toetst vanuit een theoretischebenadering in samenwerking met kennisinstituten, zonder duidelijke aansluitingop de bestaande bouwpraktijk. Vierde element is dat de kennisautoriteit tenaanzien van innovatieve oplossingen en hoogrisicoprojecten het exclusieve rechtlijkt te hebben op besluiten te nemen. Vijfde element is dat de gemeente in hetadvies van ERB een rol houdt omdat daar een front office dient te wordengevestigd en een zogenaamde ingebruiknamevergunning dient te worden afgegeven,zonder dat helder is hoe dit zich verhoudt tot de verantwoordelijkheid voor debouwkwaliteit van bouwende partijen. Zesde element zes is de introductie vanerkende technische oplossingen zonder dat wordt aangegeven wat de meerwaardeis ten opzichte van bestaande instrumenten die maatwerk mogelijk maken bij hetrealiseren van een goede bouwkwaliteit bij eenvoudige bouwwerken.

Vraag 13

Hoe ziet hetkwartiermakerstraject van de bouwsector er exact uit en wie zijn daarbijbetrokken, ook in de tweede of derde lijn?

Antwoord vraag 13

Hetkwartiermakerstraject vloeit voort uit de Actieagenda Bouw en is een initiatiefvanuit de sector. Onder voorbehoud van politieke besluitvorming wordenwerkzaamheden voorbereid voor het vormgeven van een organisatiestructuur voorde toelatingsorganisatie en het realiseren van draagvlak zodanig dat hetbeoogde stelsel op de juiste wijze landt bij betrokken partijen. De kwartiermakerszijn drie personen met diverse ervaringen vanuit verschillende geledingen. Eenvan

de kwartiermakers heeft een eigen ingenieursbureaugeleid, een ander is lang actief geweest vanuit het gemeentelijke bouw- enwoningtoezicht en een derde heeft een eigen adviesbureau en is werkzaam geweestbij de Rijksoverheid. Om in het kader van hun werkzaamheden in volledigeonafhankelijkheid te kunnen werken hebben de kwartiermakers voor zover zijbelangen hadden met sectorpartijen deze belangen afgestoten. Recent is gekekenhoe de diverse geledingen van de bouwsector bij het kwartiermakerstrajectkunnen worden betrokken. Afhankelijk van de uitkomsten van het debat over dedoor mij gedane voorstellen zal hieraan de komende periode nader invullingworden gegeven. Ik acht het van belang dat de bouwsector op deze wijze ingelegenheid wordt gesteld zich zo tijdig mogelijk op eventuele veranderingenvoor te bereiden.

Vraag 14

Klopt het dat degenoemde drie miljoen euro een garantstelling betreft om het aantrekken van marktfinancieringte vergemakkelijken, en dus niet direct ten laste komt van uw begroting?

Antwoord vraag 14

Het klopt dat degevraagde drie miljoen euro een garantstelling betreft. ERB maakt nietduidelijk voor welke periode deze garantstelling nodig is. Een garantstellingkomt echter tijdens de periode waarin de garantstelling loopt, direct ten lastevan mijn begroting. Pas na afloop van de garantstelling is het geld weerbeschikbaar. In mijn begroting is geen ruimte voor een garantstelling van driemiljoen euro.

Vraag 15

Welke punten neemt uwel over uit het ERB-rapport?

Antwoord vraag 15

Op een aantalhoofdpunten deel ik de opvattingen van het ERB-rapport. Dit betreft degesignaleerde schijnzekerheid over de huidige rol van het bevoegde gezag en hetpleidooi voor vereenvoudiging van toezicht en controle en voor verlegging vanhet toetsmoment of voldaan is aan de wettelijke eisen naar het moment vanoplevering. Ook onderschrijf ik het nut van het overleggen van eenoverdrachtsdossier, voor gegarandeerde kwaliteit van opgeleverde bouwwerken inde vorm van prestatiegaranties en voor eigen verantwoordelijkheid van bouwendepartijen voor deze gegarandeerde kwaliteit.

Vraag 16

Wat is detaakformulering of opdracht van de kwartiermakers en wat is hun status?

Antwoord vraag 16

Zie het antwoord vande vragen 35 tot en met 39 onder Verbetering Kwaliteitsborging, Kamerstuknummer32757-9.

Vraag 17

Hoe beoordeelt u dedraagvlakontwikkeling van de kwartiermakers en wat is de stand van zaken opdit moment? Is er een verschil van inzicht of opvatting tussen u en dekwartiermaker(s)? Zo ja, welk?

Antwoord vraag 17

Dedraagvlakontwikkeling van de kwartiermakers beoordeel ik als positief. Er isgoede aansluiting bij alle geledingen van de huidige bouwpraktijk. Het gaathierbij om ontwerp en engineering, ontwikkeling en uitvoering, toelevering,beheer borginsinstrumenten, professionele opdrachtgevers, eindgebruikers enbevoegd gezag. Alle grote partijen vanuit deze geledingen zijn betrokken. Demeeste partijen tonen zich voorstander van een nieuw stelsel voorkwaliteitsborging, ook al hebben zij tegelijkertijd de nodige opvattingen enwensen ten aanzien van de nadere invulling van het nieuwe borgingsstelsel.

Er is in die zin geen verschil van opvatting tussen mijen kwartiermakers dat ik in overleg met de Kamer de politieke besluiten neemover de invulling van de systematiek van kwaliteitsborging in de bouw. Binnendeze politieke kaders zullen de kwartiermakers in overleg met mijn departementen alle betrokken partijen bezien wat de meest optimale invulling van hetstelsel, rekening houdend met de huidige bouwpraktijk.

Vraag 18

Kunt u toelichten inwelke mate er ruimte is in de systematiek van de kwartiermakers voor toepassingvan de erkende technische oplossingen van het ERB?

Antwoord vraag 18

Zoals ik elders indeze brief heb aangegeven is voor mij onvoldoende helder aangetoond wat demeerwaarde is van de door ERB geadviseerde erkende technische oplossingen.Tegelijkertijd maakt het huidige en ook het nieuwe stelsel het werken meterkende technische oplossingen gewoon mogelijk. ERB zal dan wel in overleg metsectorpartijen moeten aantonen wat de meerwaarde van erkende technische oplossingenprecies inhoudt. Wanneer dit alsnog mocht lukken kunnen partijen in onderlingoverleg tot nadere invulling van de voorstellen van ERB komen. Ten aanzien vande uitwerking van erkende technische oplossingen concludeer ik dat ERB zichdient te richten op de huidige marktpartijen om in overleg met hen demeerwaarde en verdere uitwerking te bespreken.

Vraag 19

Waarom verkiest uverbeteringen binnen het huidige stelsel boven het introduceren van een nieuwinstrument, om vervolgens over een nieuw stelsel spreken?

Antwoord vraag 19

De door mij gedanevoorstellen kennen een aantal nieuwe elementen zoals helderheid omtrent deverantwoordelijkheid voor de bouwkwaliteit, het vervallen van de preventievebouwtoets, verlegging van het toetsmoment naar het moment van oplevering, hetborgen van het gerede bouwwerk in plaats van de bouwplannen op papier enaanvullend een aantal maatregelen ter bescherming van de bouwconsument en terstimulering van de door de sector te leveren bouwkwaliteit. Dit alles leidt inmijn ogen tot een nieuw stelsel.

Ten aanzien van hetdoor ERB voorgestelde instrument van de erkende technische oplossing heb ikaangegeven dat de meerwaarde ten opzicht van bestaande instrumenten mijonduidelijk is. Vandaar dat ik voor wat betreft instrumenten de voorkeur hebvoor aanpassing van bestaande instrumenten, boven introductie van een nieuwinstrument met een onduidelijke meerwaarde.

Vragen 20 en 21

Waarom kiest u vooreen vrijwillige verzekerde garantie en geen verplichte? Op welke manier verwerktu de aangenomen motie over de verzekerde garantie?

Antwoord vragen 20en 21

Mijn argumenten om tekiezen voor een vrijwillige verzekerde garantie en niet voor een verplichtezoals gevraagd in de motie hierover, verschillen per deelsegment. Ik heb mijnoordeel gevormd op basis van consultatie van het veld. Ik ben van mening dat deopdrachtgevers in de utiliteitsbouw voldoende zakelijk zijn om zelf tebesluiten of zij een verzekerde garantie nemen of zelf het risico willen lopen.Voor koopwoningen wordt ongeveer 85 procent van de markt al gedekt door hetKeurmerk Garantiewoning als eis voor een Nationale Hypotheekgarantie. Deresterende 15 procent koopwoningen valt naar beste inschatting van debouwsector voor het grootste deel in in het duurdere segment boven deNHG-grens. Het gaat vooral om woningen die onder particulier opdrachtgeverschapworden gebouwd waaronder catalogusbouw. Bij catalogusbouw wordt uitgegaan vanstandaardconcepten, bewezen oplossingen, hoog gehalte fabrieksmatig werk enlevert daardoor relatief kleinere risicos op. Bij andere vormen vanparticulier opdrachtgeverschap is veelal een architect betrokken, die vaak ooktoezicht uitvoert op de bouw. Deze professionele

begeleiding betekent ook een waarborg tegen risicos.Voor een klein deel gaat het ook om gebouwen die moeilijk te verzekeren zijn ofwaarvan de verzekeraar de risicos niet goed in kan schatten.

Om de effectiviteitvan een vrijwillige verzekerde garantie in combinatie met privatekwaliteitsborging in de praktijk te toetsen, ben ik samen met een aantalgemeenten een experiment aan het voorbereiden in het kader van de Crisis- enHerstelwet, waarbij voor woningen gebouwd onder deze garantieregeling depreventieve toets en het toezicht op de naleving vervalt. De kwaliteitsborgingwordt daarbij door de waarborginstellingen (Woningborg, SWK en Bouwgarant)uitgevoerd.

Voorts wil ik naderbezien in hoeverre de huidige garantieregeling verdere aanscherping behoeft. Ikdenk hierbij aan de mogelijkheid van aanvullende waarborgen voor debouwconsument zodat deze zonder uitzondering krijgt wat hij mag verwachten,namelijk in aanvulling op het voldoen aan Bouwbesluit 2012 en de geslotencontracten ook het voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk.

Vraag 22

Wanneer zal hetvoorstel voor de vereenvoudiging van de bouwregelgeving voor particuliereopdrachtgevers aan de Kamer worden voorgelegd?

Antwoord vraag 22

Het voorstel voor devereenvoudiging van de bouwregelgeving voor particuliere opdrachtgevers zal ikin 2014 aan de Kamer voorleggen.

Vraag 23

Wanneer zal hetwettelijk kader aan de Kamer worden voorgelegd waarin het vertrouwen wordtgegeven aan erkende personen of bedrijven die werken volgens het Bouwbesluit2012?

Antwoord vraag 23

Het wettelijk kadervoor het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging, waaronder ook de erkenning vanpersonen en bedrijven, zal in 2015 aan de Kamer worden voorgelegd.

Korte termijnknelpunten Omgevingswet, Kamerstuknummer 33118-10

Vraag 1

Welke keyperformance indicator heeft u geformuleerd voor stroomlijning van debouwregelgeving? Welke ranking in Doing Business 2015 en 2016 ambieert u op ditpunt?

Antwoord vraag 1

De kritiekeprestatie-indicator (key performance indicator) voor het stroomlijnen van debouwregelgeving is het streven om de proceduretijd voor verplichte onderzoekenen het aanvragen van de omgevingsvergunning in tijd terug te brengen. InNederland kosten de procedures die nodig zijn om een bouwwerk te realiserenzijn verplichte onderzoeken (30 dagen), het aanvragen van deomgevingsvergunning (98 dagen) en het aanvragen van water en telefoonaansluitingen(36 dagen) relatief veel tijd. Ook het niet verplichte vooroverleg met degemeente wordt door Doing Business voor 15 dagen meegeteld.

Rond deonderzoeksverplichtingen worden al acties ondernomen. Veelonderzoeksverplichtingen vloeien voort uit Europese regelgeving . Dedepartementen die onderzoeken verplichten bekijken de mogelijkheid datgemeenten risicokaarten beschikbaar stellen. In deze risicokaarten worden dangebieden aangewezen waar het onderzoek zeker noodzakelijk is, maar ook waar eendergelijk onderzoek niet nodig is omdat de kans dat daar een bedreigdediersoort, archeologische vindplaats of anderszins aangetroffen zal wordenverwaarloosbaar is. Met deze maatwerk aanpak kan het aantal verplichteonderzoeken beperkt worden.

Voor het bekorten van de procedure bijomgevingsvergunning loopt reeds de lange termijn actie van de Omgevingswet,maar die is eerst in 2018 gereed dus valt buiten deze periode. Een aanbevelingvan de Wereldbank om deze procedure te verkorten is te werken met risicoklassenen het privatiseren van delen van het bouwtoezicht. Over deze beide onderwerpenheb ik u mijn voornemens toegezonden en deze zijn 27 maart onderwerp vangesprek. Hiermee worden de procedures bekort waardoor hopelijk dat is medeafhankelijk van wat andere landen doen - ook een betere score in Doing BusinessWordt behaald in 2015 en 2016.

Vragen 2 en 3

Welke garantiesworden in de nieuwe systematiek opgenomen om brandveiligheid te garanderen?Welke rol krijgt de brandweer hierin? Diverse (besturen van) veiligheidsregioshebben bij de ministers van Infrastructuur en Milieu, van Binnenlandse Zaken enKoninkrijksrelaties, van Veiligheid en Justitie en voor Wonen en Rijksdiensthun zorgen geuit over de negatieve effecten die de private kwaliteitsborging inde bouw (en de nieuwe Omgevingswet) heeft voor de verantwoordelijkheden van debevoegde gezagen voor brandveiligheid. Op grond waarvan geeft u tot op hedengeen gehoor aan het expliciete en breed gedragen verzoek van deveiligheidsregios om de adviesrol van de veiligheidsregio/brandweer in hetwetsvoorstel te borgen? Hoe denkt u dat de bevoegde gezagen hun bestuurlijkeverantwoordelijkheid omtrent het voorkomen en beperken van brand op grond vande Wet veiligheidsregios kan blijven nemen, zonder structurele betrokkenheidvan de brandweer bij (ver)bouwplannen?

Antwoord vragen 2en 3

Zie het antwoord opde vragen 20 en 21 onder Verbetering kwaliteitsborging, Kamerstuknummer32757-92.

Vraag 4

Hoe kan een privatepartij toetsen of aan regelgeving is voldaan en verantwoording afleggen aan uover toetsing? Het parlement heeft daardoor geen enkele zeggenschap want zijkan bij de minister niet navragen hoe de regelgeving wordt gehandhaafd en wat deproblemen zijn. Het tweedelijns toezicht evenmin. Hoe ziet u ditstaatsrechtelijk?

Antwoord vraag 4

De regels waar eenbouwwerk ten minste aan moet voldoen liggen vast in het Bouwbesluit 2012. Ikzie geen reden waarom een private partij minder goed in staat zou zijn om debouwkwaliteit te toetsen dan een publieke partij. Er zijn veel gemeenten diedeze toetsing nu reeds uitbesteden. Ook het huidige waarborgstelsel is privaatvan karakter evenals het huidige stelsel van certificering en normalisatie. Er vindtgeen verandering plaats in de verantwoordelijkheid die ik heb als minister voorhet systeem. De nog op te richten toelatingsorganisatie zal jaarlijks aan mijrapporteren. In die zin zie ik dan ook geen wijziging in de rol van de ministeren het parlement.

Vraag 5

Hoe kan de procedurevan bezwaar, beroep en hoger beroep functioneren als het bevoegd gezag nietlanger een beschikking neemt om een gebouw in gebruik te mogen nemen?

Antwoord vraag 5

De opdrachtgever kan een bouwwerk nietgereed melden zonder verklaring dat gebouwd is overeenkomstig het Bouwbesluit2012. Wanneer sprake is van een geschil tussen opdrachtgever en de privatekwaliteitsborger met betrekking tot de verklaring, zullen zij indien zij daarniet onderling uitkomen - zich tot een geschillencommissie kunnen wenden,indien het borgingsinstrument daarin voorziet, of tot de burgerlijkerechter.

Als eenkwaliteitsborger zich terugtrekt en daarmee het borgingsinstrument niet meerkan worden gebruikt, kan de gemeente handhavend optreden omdat in strijd wordtgehandeld met de voorwaarde waaronder de omgevingsvergunning is verleend.Daartegen staat bezwaar en beroep open. In geval een bouwwerk zondergereedmelding in gebruik wordt genomen, kan de gemeente handhavend optreden inverband met illegaal gebruik van het bouwwerk.

Vraag 7

Hoe kan degemeente/bevoegd gezag na ingebruikname handhaven op projecten en gebouwenwaarvan de dossiers in private handen zijn?

Antwoord vraag 7

De gemeente moet bijbestaande bouw handhaven op basis van de relevante informatie over het gebouwdie vanaf de gereedmelding voor haar beschikbaar is gesteld. Ik ben me aan hetberaden welke informatie beschikbaar moet zijn en waar deze informatie wordtopgeslagen.

Vraag 8

Welke waarborgenbiedt het beschreven stelsel van private kwaliteitsborging tegen beïnvloedingdoor de opdrachtgever/bouwer, gelet op ervaringen in het buitenland dieuitwijzen dat dergelijke agency-problemen groot kunnen zijn?

Antwoord vraag 8

Het stelsel zoalsdoor mij voorgesteld zie ik als een gemengd publiek/privaat stelsel. Ik benbekend met de ervaringen in het buitenland waarbij sprake is van beïnvloedingdoor de opdrachtgever/bouwer. Allereerst merk ik op dat een dergelijkebeïnvloedingsmogelijkheid ook bestaat in het huidige stelsel. Maatregelen diede ruimte voor beïnvloeding beperken zijn onder andere de instelling van detoelatingsorganisatie en versterking van de positie van de bouwconsument. Ikbekijk bij dat laatste element onder andere naar mogelijkheden rondom aansprakelijkheid,uitbreiding van het retentierecht, benchmarking van bouwbedrijven enintroductie van een dossier bij oplevering. Voorts kan de overgangsperiode naarhet nieuwe stelsel gebruikt worden om aan de hand van ervaringen die wordenopgedaan te bezien in hoeverre andere maatregelen nodig zijn.

Vraag 9

Wat is de aansprakelijkheid van de privatekwaliteitsborger voor fouten in de beoordeling en controle?

Antwoord vraag 9

Zie het antwoord opvraag 54 onder Verbetering kwaliteitsborging, Kamerstuknummer 32757, nr. 92.

Vraag 10

Hoe kan deopdrachtgever/consument/eindgebruiker worden gevrijwaard van non-conformiteiten wordt daarvoor in een verzekeringsinstrument voorzien dat tegemoet komt aande wensen van de Kamer en de consument?

Antwoord vraag 10

Het is wettelijkverboden om in strijd met de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 te bouwen.Dit verbod strekt zich ook uit tot de bouwer. Het is bovendien gebruikelijk datin de koop- en aannemingsovereenkomst wordt overeengekomen dat het bouwwerkvoldoet aan de eisen van overheid en nutsbedrijven. Als hij niet aan dezewettelijke plicht voldoet, dan kan de opdrachtgever/consument/eindgebruiker vande bouwer eisen om het bouwwerk zodanig aan te passen dat het alsnog voldoetaan de wettelijke voorschriften.

De voorstellen die ikin mijn brief van 27 november 2013 heb gedaan, zijn gezamenlijk bedoeld alsprikkels voor de bouwer om conform het Bouwbesluit 2012 en de eisen van goed endeugdelijk werk te bouwen. Tevens heb ik voorstellen opgenomen om de positievan de bouwconsument te versterken, zodat het voor hem gemakkelijker wordt omzijn recht op goed en deugdelijk werk te halen.

Zoals ik hiervooruiteengezet heb, kies ik ervoor om de keuze voor een verzekerde garantie bij deopdrachtgever/consument/eindgebruiker te laten.

Vraag 11

Kunt u toelichten hoeACTAL tot nu toe is betrokken bij de plannen omtrent de privatekwaliteitsborging?

Antwoord vraag 11

In 2011 heeft Actaladvies uitgebracht over de voorstellen voor nieuwe kwaliteitsborging in debouw.

1

In het advies vroeg Actal aan het kabinet om perbeleidsdoel te onderzoeken of en in hoeverre private oplossingen mogelijk (enwenselijk) zijn en of regelgeving het meest aangewezen instrument is. Voortsadviseerde Actal een licht regime voor eenvoudige bouwwerken en hettoegankelijker en eenvoudiger maken van de bouwvoorschriften. Daarnaast werdgeadviseerd om de mogelijkheden voor het vergroten van de eigen verantwoordelijkheidvoor private partijen te benutten en om voldoende mogelijkheden voor maatwerkin de regelgeving te bieden. Tenslotte heeft Actal geadviseerd te komen tot eencentraal register voor gelijkwaardige maatregelen. Zowel met de voorstellenvoor een nieuw stelsel voor kwaliteitsborging in de bouw als met de aanpak vankorte termijn knelpunten Omgevingswet wordt invulling gegeven aan dit advies,dat hiermee nog steeds actueel is. Verder discussieert Actal regelmatig mee indiscussies met marktpartijen over kwaliteitsborging in de bouw.

1

Bouwstenenvoor minder regels, Actal, Den Haag, 15 september 2011.

Vraag 12

Zijn er financiëleanalyses gemaakt om gemeenten tijdens de experimentele periode financieel tecompenseren voor verlies aan legesinkomsten voor alle projecten die doorprivate partijen worden getoetst?

Antwoord vraag 12

Samen met de VNG enVereniging Bouw- en Woningtoezicht kijken we naar het financieringsstelsel vande taken van Bouw- en Woningtoezicht bij gemeenten. Samen met de betrokkenenkijk ik naar mogelijkheden om de overgebleven taken van gemeenten en de kostenhiervoor betaalbaar te houden in de toekomst. Ook zal daarbij gekeken wordennaar de duale periode. Ik verwacht dat het onderzoek in de zomer wordtafgerond. Na de zomer zal ik u mijn reactie op de onderzoeksresultaten sturen.

Vraag 13

Wie beslist tijdensde experimentele periode over het mogen toepassen van een bepaald instrument enwelke garanties levert dit op dat het bouwwerk ten minste zal voldoen aan hetbouwbesluit 2012?

Antwoord vraag 13

Er wordt al jarenlangop diverse manieren geëxperimenteerd met (onderdelen uit) het nieuwe stelselvoor kwaliteitsborging in de bouw. Meer recente experimenten worden uitgevoerdin het kader van de Crisis- en herstelwet. De minister van Infrastructuur enMilieu is verantwoordelijk voor de uitwerking van de specifieke instrumenten.In een experiment blijven de bestaande regels voor voldoen aan het Bouwbesluit2012 bestaan. Ook in het kader van een experiment is een opdrachtgever duswettelijk verantwoordelijk dat zijn bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit 2012.

Vraag 14

Kunt u bevestigen dataan het eind van de bouwfase een overdrachtsdocument aan het bevoegd gezag moetworden overgelegd?

Antwoord vraag 14

Ik ben aan hetonderzoeken welke informatie gemeenten wanneer nodig hebben om haar taken voorde fase na oplevering van het gebouw goed uit te kunnen voeren. Aan de hand vande conclusies van dit onderzoek kan ik bepalen of een overdrachtsdocument wenselijkis en zo ja, welke informatie dit document moet bevatten. Ik verwacht u over deuitkomsten van dit onderzoek voor het eind van dit jaar te kunnen informeren.

Vraag 15

Kunt u toelichten hoede landen die hoger scoren dan Nederland en dus makkelijker vergunningenverlenen voor bedrijfsgebouwen in vergelijking met Nederland presteren opgebied van brandveiligheid en de bouwtechnische en ruimtelijke kwaliteit vanhun bebouwde omgeving? Welke positie nemen deze landen verder in op deranglijst van corrupte landen? Klopt het dat Letland op plek 8 staat - het landwaar heel tragisch een aantal maanden geleden tientallen mensen de dood vondenomdat een pas gebouwde supermarkt instortte?

Antwoord vraag 15

Ik heb geen(wereldwijde) gegevens over de prestaties op het gebied van bouwtechnische enruimtelijke kwaliteit van andere landen in vergelijking tot Nederland. Wel zijner gegevens over brandveiligheid waaruit blijkt dat Nederland goed scoort op degevolgen van brand (qua doden en schade). Landen die hoger scoren op de doingbusiness ranking scoren afwisselend op de ranglijst voor corruptieperceptie.Zo scoren bijvoorbeeld Hong Kong (1), Singapore (3) en Denemarken (8) op decorruptieperceptie: 15, 5, en 1. Nederland (97 op de doing business ranking)scoort op de corruptieladder 8. Letland (79) staat voor corruptieperceptie op49. Ik zie overigens niet direct een verband tussen al deze ranglijsten.

Vraag 16

Categorieën vanruimtelijke projecten als ombouw lege kantoren, megastallen,

wegprojecten, huisvesting arbeidsmigranten, etc. doenvaak een beroep op de Crisis- en

herstelwet. Waar moetbij deze categorieën ruimtelijke projecten de grens liggen

waarboven er geensprake meer kan zijn van experimenteren in het kader van de Crisis- en

herstelwet?

Antwoord vraag 16

Alle aanvragen voorexperimenten in het kader van de Crisis- en herstelwet (Chw) worden met deaanvrager en degene die bij het Rijk beleidsmatig verantwoordelijk isbesproken. Het is niet zo dat bovengenoemde projecten vaker dan andereruimtelijke projecten een beroep doen op de Chw. Voor megastallen is er noggeen mogelijkheid geboden door de Chw. Wegenprojecten en ombouw van legekantoren valt niet onder de experimenten maar onder de bestuursrechtelijkeversnellingen van bijlage I van de Chw. Huisvesting van arbeidsmigranten is eenexperiment in één gemeente, namelijk de gemeente Westland. Hier wordt hetmogelijk gemaakt om tijdelijk gebruik toe te staan voor een periode van 15jaar. Er is geen algemene grens te definiëren waarboven er geen Crisis- enherstelwet-experimenten kunnen worden aangewezen. De innovatieve duurzameexperimenten worden, zoals in de wet staat, getoetst aan drie criteria:innovatief, duurzaam en bijdrage aan de werkgelegenheid. In het kader van deexperimenten wordt niet afgeweken van Europese wet- en regelgeving.

Vraag 17

Op welke wijze ziet ubij de nieuwe Omgevingswet mogelijkheden om specifieke lokale omstandigheden ofbehoeftes bij de lokale planontwikkeling te betrekken? Dit om te voorkomen dater planontwikkeling ontstaat die ofwel ongewenst is volgens de lokaledemocratie ofwel onnodig is gezien de al dan niet lange termijn -demografische of economische perspectieven.

Antwoord vraag 17

Deze vraag heeftbetrekking op het voorstel voor een Omgevingswet waarover de Raad van Staterecent advies heeft uitgebracht. Het kabinet wil dat wetsvoorstel voor hetzomerreces aan de Tweede Kamer aanbieden. Bij die gelegenheid zal de vraagworden beantwoord

Vraag 18

Welke vastzittendewoningbouwprojecten zijn concreet losgetrokken, wat was daar voor nodig en watwas de originele reden waarom die projecten vastzaten.

Antwoord 18

In het kader van hetproject Lostrekken vastgelopen bouwprojecten, dat met steun van hetministerie van BZK wordt uitgevoerd door Bouwend Nederland, VNO-NCW en MKBNederland, zijn inmiddels 50 projecten van advies voorzien. De oorzaken van hetvastlopen van deze 50 projecten zijn divers. Momenteel wordt gewerkt aan eenanalyse van de bevindingen in alle projecten. Vooruitlopend hierop kan wordengeconcludeerd, dat het vastlopen van de betrokken bouwprojecten in eenbelangrijk aantal gevallen te maken heeft met het feit, dat gemeenten enmarktpartijen vast zijn blijven zitten in oude en niet meer realistischeplannen. Maar ook onvoldoende kennis van de nieuwe markt en bijbehorendewerkwijzen en ontwikkelmodellen, zowel bij overheid als marktpartijen, speelteen rol. Daarnaast was in een aantal gevallen sprake van te weinig kennis vannieuwe investeringsstrategieën en financieringsvormen. Daarbij kan wordenopgemerkt dat het (her)ontwikkeling van vastgoed doorgaans om complexe vragengaat, waarbij meerdere factoren in het geding zijn. Tenslotte kan wordengeconstateerd dat soms ook een onjuiste of te starre toepassing van regelgevingeen rol speelt.

Enkele voorbeeldenvan vastgelopen projecten en van het type acties die zijn uitgevoerd om dezeprojecten los te trekken:

- Eenwoningbouwproject met 150 koop- en huurappartementen was vastgelopen doorverschil van inzicht over het voorgenomen plan tussen de provincie engemeente/ontwikkelaar/belegger.

Acties: er is een onderbouwd advies gegeven overinhoud, aanpak en procesgang van het project aan de ondernemers en er isbemiddeld tussen provincie, gemeente en marktpartij.

- In een stagnerendjongerenhuisvestingsproject voor 500 jongerenwoningen is bemiddeld tussengemeente en ondernemer en zijn handvatten gegeven voor een professionele aanpaken procesgang.

- In eenwoningbouwproject met 400 woningen dat was vastgelopen op de samenwerkingtussen gemeente en ontwikkelaar/bouwer heeft bemiddeling plaatsgevonden tussengemeente en ondernemers en is professioneel advies gegeven over fasering,programma (vraag-aanbod) en partners.

- In een centrumplanmet 15.500 m

2

bruto vloeroppervlak aan winkelruimte,circa 60 zorgeenheden en circa 50 koop- en huurwoningen dat was vastgelopen infinanciële en technische zin, zijn de volgende acties uitgevoerd: er is eenbelegger aangedragen, er is bemiddeld bij de gemeente, en er zijn inhoudelijkeadviezen gegeven over fasering, realisatiemogelijkheden en omgaan met de grond.

Vraag 19

Kunt u toelichtenwelke systematiek wordt overwogen om op detailniveau per project te bepalenwelk onderzoek t.a.v. ruimtelijke aspecten noodzakelijk is?

Antwoord 19

De meesteonderzoeksverplichtingen vloeien voort uit Europese regelgeving . Dedepartementen die onderzoeken verplichten bekijken de mogelijkheid datgemeenten risicokaarten beschikbaar stellen. In deze risicokaarten worden dangebieden aangewezen waar het onderzoek zeker noodzakelijk is, maar ook waar eendergelijk onderzoek niet nodig is omdat de kans dat daar een bedreigdediersoort, archeologische vindplaats of anderszins aangetroffen zal wordenverwaarloosbaar is. Met deze maatwerk aanpak kan het aantal verplichteonderzoeken beperkt worden.

Vraag 20

Betekent de opmerking dat gewerkt wordt aanvereenvoudiging van de natuurwetgeving dat u de voorstellen uit deinitiatiefnota Mooi Nederland van PvdA-fractie niet overneemt of in iedergeval kritisch benadert?

Antwoord 20

Het wetsvoorstelnatuurbescherming is thans aanhangig bij uw Kamer. Het neemt de bescherming vande Europese en internationale natuurwaarden als uitgangspunt en biedt binnen degegeven juridische kaders zoveel mogelijk ruimte voor een praktische invullingvan de natuurbescherming. De in het regeerakkoord aangekondigde nota vanwijziging voorziet in aanpassingen van het wetsvoorstel die de verbindingtussen economie en ecologie onderstrepen: een sterke natuur zonder extraregeldruk. Staatssecretaris van Economische Zaken is voornemens de nota vanwijziging dit voorjaar bij uw Kamer in te dienen.

Vraag 21

Op welke wijze gaat uvoor de genoemde onderzoeksverplichtingen bevorderen dat onderzoeken op hetjuiste detailniveau worden gedaan, zodat alleen de noodzakelijke onderzoekenuitgevoerd hoeven te worden? Kan hier over een jaar over gerapporteerd

worden?

Antwoord 21

Zie het antwoord opvraag 19 onder Korte termijn knelpunten Omgevingswet, Kamerstuknummer 33118-10.Ik zal uw Kamer over een jaar rapporteren over de uitkomsten van dit onderzoek.

Vraag 22

Hoe verhoudt de risicoclassificatie volgens Eurocodeszich tot de complexiteit van gebouwen en hun gebruik? Heeft dit enige relatiemet brandveiligheid, ventilatie, daglicht, energiebesparingen en groteaantallen gebruikers?

Antwoord vraag 22

Derisicoclassificatie volgens de Eurocodes is primair bedoeld voor beoordelingvan de constructieve veiligheid en is o.a. gekoppeld aan de hoogte en hetgebruik van een bouwwerk. De kwartiermakers bekijken momenteel of dezerisicoclassificatie ook bruikbaar is voor andere onderwerpen uit hetBouwbesluit 2012 en, zo nee, hoe deze nader moet worden gespecificeerd teneindeeen goede basis te zijn voor de keuze en beoordeling van een privaattoetsinstrument.

Vraag 23

Hoe verloopt detechnische afstemming voor de omgevingsvergunning als naast het Bouwbesluit2012 ook andere technische bepalingen gelden, zoals bijvoorbeeld op grond deWet milieubeheer, Wet gevaarlijke stoffen, etc.? De aanvraag moet gecoördineerdworden afgedaan.

Antwoord vraag 23

Er is geen wezenlijkverschil tussen de huidige situatie en die onder een nieuw stelsel vankwaliteitsborging. Naast de bouwtechnische eisen kunnen er ook nogindieningsvoorwaarden gelden op grond van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht. De aanvrager dient er zelf voor zorg te dragen dat hij dezevergunning tijdig aanvraagt en de juiste gegevens bijvoegt.

In de duale periodedient de aanvrager bij de omgevingsvergunningsaanvraag een verklaring teoverleggen dat gebruik gemaakt wordt het stelsel kwaliteitsborging (en welkborgingsinstrument hij gaat gebruiken).

Vraag 24

Kunt u toelichtenwelke waarborgen in de Omgevingswet worden overwogen om te garanderen dat bijorganische planontwikkeling, het kenmerk hiervan is dat er niet vooraf opdetailniveau aan planuitwerking wordt gedaan, er op den duur geen situatiesgaan ontstaan die botsen met de wettelijke ruimtelijke eisen?

Antwoord vraag 24

Zie het antwoord opvraag 17.

Vraag 25

Kunt u de verkenningnaar de wettelijke verankering van stedelijke herverkaveling inhoudelijktoelichten?

Antwoord vraag 25

De verkenning naar dewettelijke verankering van stedelijke herverkaveling loopt op dit moment.Hiervoor zijn onder andere pilots uitgezet op basis van vrijwillige stedelijkeherverkaveling. Vóór de zomer zal de subcommissie Stedelijke Herverkaveling vanhet programma Eenvoudig Beter advies uitbrengen over uitgangspunten die bijhet opstellen van een mogelijke wettelijke regeling voor stedelijkeherverkaveling van belang zijn. De Minister van Infrastructuur en Milieu zal deuitkomsten van de pilots en het advies van de subcommissie gebruiken voor hetformuleren van een wetsvoorstel dat gelijktijdig met de nieuwe Omgevingswet inwerking zal treden.

Vraag 26

Gaat u op kortetermijn ook kijken naar de mogelijkheden om in het kader van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht de inzet van de uitgebreide procedure te beperken tenfaveure van de reguliere procedure?

Antwoord vraag 26

Het kabinet heeft hier recent al naar gekeken. Op basisdaarvan zijn voorstellen ter beperking van de inzet van de uitgebreideomgevingsvergunningprocedure verwerkt in het ontwerpbesluit tot wijziging vanhet Besluit omgevingsrecht en diverse andere algemene maatregelen van bestuurin verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en hetaanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht. Inhet kader van de zogenoemde voorhangprocedure is dit ontwerpbesluit u bij briefvan 31 oktober 2013 voorgelegd (Kamerstukken II, 20132014, 32 127, nr.171).

Vraag 27

Wat stelt deverplichting voor, neergelegd in artikel 1.25 van het Bouwbesluit 2012, om eengereedmelding te doen bij het bevoegd gezag, als dat bevoegd gezag helemaalgeen weet heeft op welke technische wijze er is gebouwd?

Antwoord vraag 27

De gereedmelding bijhet bevoegd gezag markeert het moment dat het bouwwerk als het ware toetreedttot de bestaande gebouwenvoorraad. Het bevoegd gezag draagt vanaf dat moment dezorg voor bestuursrechtelijke handhaving ten aanzien van de bestaande gebouwen.Bij de gereedmelding zal een verklaring van de kwaliteitsborger moeten wordengevoegd dat het bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit 2012.

Vraag 28

Hoe wordt bij privatekwaliteitsborging voorkomen dat gebouwen die niet aan het Bouwbesluit voldoentoch worden gebruikt?

Antwoord vraag 28

Het voornemen is datbij de oplevering/gereedmelding van het bouwwerk bij het bevoegd gezag eenverklaring van de private kwaliteitsborger wordt overgelegd dat het bouwwerkvoldoet aan het Bouwbesluit 2012. Zonder deze verklaring kan het bouwwerk nietgereed worden gemeld en dus niet in gebruik worden genomen. Indien het bouwwerktoch in gebruik wordt genomen, kan het bevoegd gezag net als nu handhavendoptreden.

Vraag 29

Kunt u aangeven opwelke oorspronkelijke levensduur de eisen voor een tijdelijk bouwwerk in hetbouwbesluit ooit zijn gebaseerd? Zijn bij het optrekken van de termijn naarvijftien jaar ook de bouwkundige kwaliteitseisen voor tijdelijke bouwwerkennavenant opgetrokken? Kunt u dit toelichten?

Antwoord vraag 29

De eisen die hetBouwbesluit 2012 stelt aan de constructieve veiligheid van tijdelijkebouwwerken zijn gebaseerd op een levensduur van vijf jaar. Dit volgt uit deNEN-norm die het Bouwbesluit 2012 aanstuurt voor de beoordeling van de constructieveveiligheid. Er is nog overleg met de betreffende NEN-normcommissie om deze vijfjaar te wijzigen in vijftien jaar. Dit kan in de NEN-norm zelf gebeuren of inde Regeling Bouwbesluit.

Vraag 30

Overweegt uprestatie-eisen voor gebouwen expliciet op te nemen in het Bouwbesluit 2012,ter vervanging van de dwingende voorschriften voor oppervlaktematen,plafondhoogtes, trappen etc.? Dit om te voorkomen dat er, door teveel vrijheid,onveilige, niet duurzame of ongezonde bouwwerken gebouwd kunnen worden? Kunt udit toelichten?

Antwoord vraag 30

In het Bouwbesluit2012 zijn op dit moment reeds functionele eisen en een bijbehorendeprestatie-eis opgenomen. De specifieke eisen zoals oppervlaktematen zijnprestatie-eisen. De verplichting

om een bouwwerk te bouwen conform het bouwbesluitblijft te allen tijde gelden, ook wanneer de nieuwbouweisen geschrapt worden.

Vraag 31

Wordt het project NuAl Eenvoudig Beter de inzet van het actieteam Ontslakken vangebiedsontwikkeling? En wordt het op te stellen actieprogramma ook gericht opversnelling en vereenvoudiging van procedures voor de reguliere, kleinebouwprojecten?

Antwoord 31

Er wordt op ditmoment bezien of een aantal acties zoals uit projecten Nu al eenvoudig beter enhet Actieteam Ontslakken genoemde in elkaar kunnen worden geschoven, omdat zeeen aantal parallelle en complementaire doelen dienen. Het actieprogramma wasook al gericht op versnelling en vereenvoudiging van procedures voor dereguliere en kleine bouwprojecten. Dat zal ook in het vervolg zo blijven.

Vraag 32

Kunt u de verkenningnaar de wettelijke verankering van stedelijke herverkaveling inhoudelijktoelichten?

Antwoord vraag 32

Zie mijn antwoordonder vraag 25.

Vraag 33

Hoe garandeert u debouwtechnische kwaliteit van eenvoudige bouwwerken als deze niet meer aan hetbouwbesluit getoetst hoeven te worden?

Antwoord vraag 33

Alle bouwwerken moeten voldoen aan hetBouwbesluit 2012. Alleen bij eenvoudige bouwwerken hoeft dit niet te wordengetoetst door een gemeente. De verantwoordelijkheid voor het voldoen aan hetBouwbesluit 2012 ligt bij de bouwende partij.

// ////

Gerelateerde artikelen:

Artikel delen