Wilt u als agrarisch ondernemer uw bedrijf overdragen aan een familielid? Dan komt daar vaak veel bij kijken. Zeker wanneer daarbij pachtovereenkomsten betrokken zijn en de overdracht met gebruikmaking van een personenvennootschap (maatschap of vof) plaatsvindt. Op 21 maart 2025 heeft de Hoge Raad hierover een interessante uitspraak gedaan. In deze blog leest u wat er speelde en wat dit voor u kan betekenen.

Een moeder had landbouwgrond verpacht aan haar zoon en zijn echtgenote. Later trad zij toe tot hun personenvennootschap en bracht zij daarin het gebruik en genot van haar landbouwgrond in.
Partijen waren daarbij tevens overeengekomen dat de zoon de landbouwgrond mocht overnemen voor de agrarische waarde wanneer moeder uit de vennootschap zou stappen. De agrarische waarde betekende in deze zaak de waarde die de overnemende partij maximaal zou kunnen betalen naast het behoud van een voldoende renderend agrarisch bedrijf. In dit geval stond vast dat die agrarische waarde een stuk lager was dan de waarde in regulier verpachte staat, terwijl de waarde in regulier verpachte staat van landbouwgrond doorgaans ca. 60% bedraagt van de vrije economische (markt)waarde.
Na het overlijden van moeder voelde haar andere zoon zich benadeeld. Hij was onterfd en vond dat zijn legitieme portie (een geldvordering op de nalatenschap waarvan men normalitair niet onrerfd kan worden) was geschonden. De rechtbank en het gerechtshof gaven hem gelijk. Zij vonden dat de overname van de landbouwgrond door de ene zoon voor een veel lagere waarde dan de vrije economische (markt)waarde een feitelijke schenking was. Bovendien moest zo’n schenking op straffe van nietigheid in een notariële akte zijn opgeschreven. De zoon met wie moeder in de personenvennootschap zat kwam geen beroep toe op het in de vernnootschapsakte bedongen overnamerecht van de landbouwgronden van moeder voor een lagere waarde dan de vrije economische (markt)waarde. De vennootschapsakte was namelijk niet door een notaris opgesteld maar door de accountant van de vennootschap.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het gerechtshof vernietigd. Er zijn twee belangrijke redenen:
Volgens de Hoge Raad betekent de inbreng van landbouwgrond in gebruik en genot in een personenvennootschap niet automatisch dat daarmee ook de pachtovereenkomst met betrekking tot die landbouwgrond eindigt. De pacht kan gewoon doorlopen. Daardoor is de bevoordeling van de zoon in de personenvennootschap beperkt tot het verschil tussen de waarde van de grond in verpachte staat en de agrarische waarde. Het bedrag van de feitelijke schenking is daarmee al een stuk kleiner!
In andere zaken heeft de Hoge Raad geoordeeld dat onder omstandigheden ook het aangaan van een pachtovereenkomst met een erfgenaam een feitelijke schenking kan zijn. De pachter zal immers na het overlijden van de verpachter de landbouwgronden meestal voor de waarde in verpachte staat uit de nalatenschap kunnen krijgen. Die bevoordeling kan als een onzakelijke rechtshandeling uit vrijgevigheid (d.i. een schenking) worden aangemerkt; bijvoorbeeld wanneer de pachter weinig inkomen uit het bedrijf haalt of als de verpachter bij het aangaan van de pachtovereenkomst al een korte levensverwachting had.
Wellicht indachtig die jurisprudentie overwoog de Hoge Raad dat het Hof te weinig gekeken had naar de feiten rondom de verpachting van de landbouwgrond voordat moeder tot de personenvennootschap toetrad.
De Hoge Raad vindt verder dat het hof een verkeerde reden gebruikte om de vordering van de onterfde zoon toe te wijzen. De zoon zei dat de jurisprudentie over agrarische bedrijfsopvolgingen hier niet van toepassing was omdat zijn broer al een landbouwbedrijf had. Het hof vulde deze stelling aan met het in de procedure gebleken feit dat moeder voor haar toetreding tot de personenvennootschap de waarde van haar landbouwgrond voor de inkomstenbelasting in box 3 verantwoordde. Het hof stelde daarmee vast dat moeder geen IB ondernemer was en dat daarom de zgn. klassieke jurisprudentie over agrarische bedrijfsopvolging hier niet van toepassing was. Dat was niet de reden die de zoon had genoemd; maar een aanvulling daarop. Dat had het hof volgens de Hoge Raad niet mogen doen.
Wilt u uw landbouwbedrijf overdragen aan een zoon of dochter? Dan is het belangrijk om goed na te denken over de juridische inkleding daarvan en of daardoor bij de afwikkeling van de nalatenschap van de ouders niet complicaties kunnen rijzen met andere erfgenamen. Dit arrest van de Hoge Raad laat zien dat de details van zo’n overdracht veel invloed kunnen hebben op houdbaarheid van de gekozen juridische constructie bij de rechter. Bovendien leert dit arrest dat bij de motivering van de vordering of het verweer, het benoemen van kleine feitjes soms het verschil kunnen maken tussen winnen of verliezen.
