In het Actieplan Ammoniak is aangegeven dat er voor veehouders die willen stoppen in de periode na 2013 de mogelijkheid zal worden geboden om hun bedrijf nog enkele jaren te kunnen voortzetten. Voorwaarde is wel dat zij vanaf 1 januari 2013 met andere maatregelen een even grote emissiereductie realiseren als wanneer emissiearme stalsystemen zouden worden toegepast om aan de emissie-eisen van het Besluit huisvesting te voldoen. Het betreft dan snel inzetbare, mogelijk tijdelijke maatregelen (stal, management, voer, minder dieren). De zg. ‘stoppersregeling’ zal voor varkens- en pluimveehouders gelden tot uiterlijk 2020.
Rijk-IPO-VNG-werkgroep Actieplan Ammoniak Veehouderij, versie april 2014
Inleiding:
In het Actieplan Ammoniak is aangegeven dat er voor veehouders die willen stoppen in de periode na 2013 de mogelijkheid zal worden geboden om hun bedrijf nog enkele jaren te kunnen voortzetten. Voorwaarde is wel dat zij vanaf 1 januari 2013 met andere maatregelen een even grote emissiereductie realiseren als wanneer emissiearme stalsystemen zouden worden toegepast om aan de emissie-eisen van het Besluit huisvesting te voldoen. Het betreft dan snel inzetbare, mogelijk tijdelijke maatregelen (stal, management, voer, minder dieren). De zg. stoppersregeling zal voor varkens- en pluimveehouders gelden tot uiterlijk 2020.
Deze versie van het beleidsdocument is een update van de versie van februari 2012. Er zijn o.a. twee belangrijke wijzigingen doorgevoerd:
Er wordt afgezien van het voornemen om een wettelijke regeling voor stoppende bedrijven te maken. In plaats hiervan zet het gedoogbeleid zich voort tot 2020.
Een nieuwe versie van het Informatiedocument minder houden van dieren, waar in dit document naar wordt verwezen.
Inhoud van de stoppersregeling:
Uit het Actieplan en de naderhand besloten verlenging van de werkingsduur vloeit voort dat stoppende bedrijven tot uiterlijk 1 januari 2020 gebruik kunnen maken van de stoppersregeling. Uitgangspunt is dat het bevoegd gezag de feitelijke overtreding van het Besluit huisvesting gedoogd op basis van onderstaande voorwaarden:
Voorwaarden om te worden aangemerkt als stoppend bedrijf:
Het bedrijf valt niet onder de werking van de IPPC-richtlijn.
Het bedrijf heeft via een al ingediend Bedrijfsontwikkelingsplan (BOP), dan wel vóór 1 juli 2012 via een aparte schriftelijke verklaring aan de gemeente meegedeeld dat het vóór 1 januari 2020 zal stoppen met het houden van varkens of kippen.
Op grond van feiten of omstandigheden die zich ná 1 juli 2012 hebben voorgedaan kan een bedrijf zich naderhand alsnog als stopper melden (bijvoorbeeld vanwege uitblijven van vergunningen of financiering). Het bevoegd gezag bepaald de randvoorwaarden.
Het bedrijf heeft het feitelijk aanwezige aantal varkens of kippen niet uitgebreid t.o.v. het aantal dat op 1 januari 2010 was vergund of - als dat feitelijk aanwezige aantal lager is het aantal varkens of kippen per diercategorie waarvoor op het bedrijf op 1 januari 2010 stalruimte aanwezig was.
Binnen de hoofdcategorie varkens en de hoofdcategorie kippen mag gewisseld worden van diercategorie (bijvoorbeeld de zeugen of een deel ervan vervangen door vleesvarkens), zolang de totale ammoniakemissie per hoofdcategorie niet toeneemt.
Een bedrijf dat eerder aangaf te gaan stoppen, kan alsnog besluiten om het bedrijf voort te zetten. In dat geval zal het bedrijf moeten gaan voldoen aan het Besluit huisvesting en een melding Activiteitenbesluit indienen. Het bedrijf wordt, zodra meer dieren gehouden worden of de ammoniakemissie toeneemt ten opzichte van wat op grond van de stoppersregeling is toegestaan, niet meer beschouwd als stoppend bedrijf.
De gemeente is het bevoegd gezag die het gedoogbeleid uitvoert. Daarmee kunnen gemeenten, indien gewenst, afwijken van bovenstaande randvoorwaarden. Dit kan in een enkel geval zijn, maar kan ook met gemeentelijk beleid worden vastgesteld.
Verplichtingen voor stoppende bedrijven
Het stoppende bedrijf geeft tijdig aan het bevoegd gezag op welke wijze aan het gedoogbeleid zal worden voldaan. Deze kennisgeving omvat:
o Een opgave van de maatregelen die zullen worden getroffen
o Een berekening van de ammoniakemissie van het bedrijf, waaruit blijkt dat de ammoniakemissie voor de stoppende tak niet hoger is als wanneer aan het Besluit huisvesting is voldaan.
o Uitgangspunt van de berekening is het aantal dieren vergund op 1 januari 2010. Uitzonderingen hierop zijn beschreven in het Informatiedocument minder houden van dieren.
Als het stoppende bedrijf daarna wijzigingen aanbrengt in de eerder aangegeven emissiereducerende maatregelen meldt zij dat bij de gemeente minimaal één maand voor de wijziging. De kennisgeving omvat:
o Een beschrijving van de wijziging van de maatregelen
o Een berekening van de ammoniakemissie van het bedrijf, waaruit blijkt dat voldoende ammoniak wordt gereduceerd.
o Het uitgangspunt van de berekening blijft het aantal dieren vergund op 1 januari 2010.
De bovenstaande kennisgeving is geen melding in het kader van het Activiteitenbesluit. Wel blijft het de plicht van de ondernemer om aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit te voldoen, zoals voor geur en geluid. Ook mag de concentratie fijn stof op een te beschermen object niet toenemen. Het is de verantwoordelijkheid van de intiatiefnemer om hier op te letten bij de kennisgeving.
Juridische vormgeving van de stoppersregeling:
De stoppersregeling is een onderdeel van het gedoogbeleid van het Actieplan ammoniak. In 2012 is aangekondigd dat de stoppersregeling in het Besluit huisvesting als wettelijke regeling wordt opgenomen. Hiervan heeft de staatssecretaris afgezien. De stoppersregeling wordt voortgezet al gedoogbeleid tot 2020. Zie hiervoor de
brief aan de Tweede Kamer van 6 december 2012
.
Nadere informatie over de stopperregeling is te vinden op de website van Kenniscentrum InfoMil. Daarop worden de maatregelen gepubliceerd die stoppers kunnen gebruiken. Het betreft:
Eenvoudige technische maatregelen in stallen
Voermaatregelen
Managementmaatregelen
Houden van minder dieren
Het houden van minder dieren houdt in
Minder dieren hele jaar door (een stal of staldeel leeg laten staan)
Of langere leegstand tussen rondes door
Vanwege seizoensinvloeden is het leegzetten van één maal per jaar een lang aaneengesloten periode geen toegestane stoppersmaatregel.
Referentie is het aantal dieren vergund op 1 januari 2010. Uitzonderingen hierop zijn beschreven in het Informatiedocument minder houden van dieren.
Een verdere toelichting is te vinden in het
Informatiedocument minder houden van dieren
Ontwikkeling en beoordeling van maatregelen
Voor de stoppende bedrijven is informatie beschikbaar gesteld over de alternatieve maatregelen die zij sinds 2013 kunnen toepassen. Deze informatie is gebaseerd op de bij staldeskundigen aanwezige kennis over de emissiereducerende werking van maatregelen en op informatie die vanuit de sector wordt aangedragen. Het is mogelijk om nieuwe maatregelen toe te voegen.
De stoppersmaatregelen worden beoordeeld door deskundigen van de bestaande Technische adviescommisie Rav (TacRav). De beoordeling is er op gericht om te selecteren welke maatregelen bruikbaar zijn en welke emissiereductie er aan toegeschreven kan worden. Voor de al bekende maatregelen is dit gedaan op basis van de bestaande wetenschappelijke informatie. Bedrijven kunnen (algemeen toepasbare) nieuwe maatregelen ter beoordeling aan de TacRav voorleggen. Zij dienen daarbij zelf een adequate beschrijving van de maatregel en een wetenschappelijk verantwoorde onderbouwing van de emissiereductie aan te leveren. Bedrijven kunnen hiervoor contact opnemen met het secretariaat van de TacRav (RvO, t.a.v. secretariaat Rav, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht, telefoon 088 042 42 42). Om voor aanwijzing als alternatieve maatregel in aanmerking te komen wordt een minimumdrempel van 10% emissiereductie gehanteerd.
De lijst met stoppersmaatregelen is te vinden via infomil.nl. De lijst zal, al naar gelang daar behoefte aan bestaat (nieuwe maatregelen of nieuwe inzichten), periodiek (maximaal 2 maal per jaar) worden geactualiseerd.
Gerelateerde info:
