Om de kans op toekomstige pandemieën te verkleinen, is het belangrijk om te weten waar het grootste risico is op overdracht van ziekteverwekkers van wilde dieren naar mensen. Een team van onderzoekers, geleid door Wageningen University & Research (WUR), heeft ontdekt dat zoogdier biodiversiteit een belangrijke mechanisme is dat dit risico bepaalt. Aan de hand van de verwachte verspreiding en aanwezigheid van meer dan 4.000 zoogdiersoorten wereldwijd, hebben zij plekken geïdentificeerd waar het risico op ziekteverwekkers het grootst is.
Zoogdieren kunnen drager zijn van ziekteverwekkers die overdraagbaar zijn op mensen (zogenaamde zoönotische ziekteverwekkers). SARS-CoV-2, het virus dat COVID-19 veroorzaakt, is daar een voorbeeld van. De onderzoekers ontdekten dat de variatie in de soortenrijkdom en aanwezigheid van zoogdieren in een gebied het risico op overdraagbare ziekten bepaalt. "Aangezien een kwart van alle zoogdiersoorten met uitsterven worden bedreigd, is het belangrijk om te begrijpen hoe dit verlies aan biodiversiteit het risico op zoönosen beïnvloedt," zegt Yingying Wang. Wang startte deze studie als onderdeel van haar PhD aan WUR. Ze is momenteel verbonden aan de Universiteit van Jyväskylä in Finland.
Samen met haar collega’s heeft Wang eerst in beeld gebracht hoe zoogdiergemeenschappen eruit zien. Oftewel: hoeveel individuen van welke soort leven samen en waar? Dit hebben zij gedaan op basis van informatie over de voorkeuren van soorten voor een bepaald klimaat en leefgebied, de lichaamsmassa en het dieet. Voor ieder van deze ‘zoogdiergemeenschappen’ is vervolgens een ziekterisico berekend dat is aangegeven met een R-getal – de ecologische versie van de parameter die ook bij epidemieën wordt gebruikt. Het R-getal geeft aan in hoeverre een ziekteverwekker meerdere gastheren infecteert. Op deze manier is het de onderzoekers gelukt om het ziekterisico te voorspellen.
De resultaten voorspellen een hoog ziekterisico in tropische gebieden waar de biodiversiteit het grootst is, maar er zijn ook risicogebieden in de meer gematigde streken. Het risico van dichtheidsafhankelijke ziekten was hoog in de tropen rond de evenaar en in warmere delen van Europa, Noord-Amerika en Azië, terwijl het risico van frequentieafhankelijke ziekten hoog was in de noordelijkste delen van Noord-Amerika en Eurazië en in Oceanië.
Deze voorspellingen komen goed overeen met eerdere wereldwijde patronen van ziekte-uitbraken. Toch zijn er volgens Kevin Matson, wildlife ecoloog bij WUR, ook verrassingen. Matson: "Mensen zien de tropen vaak als risicogebied als het gaat om de uitbraak van nieuwe ziekten door wilde dieren. Maar onze voorspellingen laten zien dat nieuwe uitbraken ook buiten de tropen kunnen voorkomen." Volgens Matson kan een van de redenen zijn dat sommige zoogdieren, met name knaagdieren, in gematigde gebieden beter in staat zijn om sommige virussen onder gastheren te delen, maar hij geeft aan dat deze mogelijkheid in het huidige onderzoek niet specifiek is getest.
Met de voortdurende biodiversiteitscrisis in het achterhoofd, vroegen de onderzoekers zich ook af hoe het risico op ziekten bij wilde dieren in de komende decennia (tot 2035) zou kunnen veranderen. Daarom hebben zij hun model uitgebreid met milieuveranderingen volgens twee scenario's: één met een relatief rooskleurig toekomstbeeld en een tweede, pessimistischer toekomstbeeld. Dit laat zien dat soorten niet plaatselijk hoeven uit te sterven om het ziekterisico te beïnvloeden, zoals vaak wordt aangenomen. Grote veranderingen in het ziekterisico komen ook voor zonder dat een soort uitsterft, maar worden in plaats daarvan beïnvloed door veranderingen in de relatieve aanwezigheid van soorten.
"Een beetje meer van deze soort en minder van die soort kan al genoeg zijn," zegt Fred de Boer, wildlife ecoloog en collega van Matson bij WUR. "Grote soorten bepalen bijvoorbeeld hoeveel kleinere soorten er zijn, terwijl juist die kleinere soorten vaak meer ziekteverwekkers met zich meedragen. Dit betekent dat we bijvoorbeeld in moeten zetten op het behoud van grotere zoogdiersoorten omdat zij een belangrijke controlemaatregel zijn. Door bevindingen krijgen we inzicht in de nuance en complexiteit van de relaties tussen biodiversiteit en ziekte. Het is ontzettend spannend om te zien dat onze voorspellingen zo goed overeenkomen met vroegere patronen van wereldwijde ziekte-uitbraken. Dit suggereert dat we een stap in de goede richting hebben gezet om te begrijpen hoe de relatie tussen ziekterisico en biodiversiteit werkt," concludeert De Boer.