Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Circulair Bouwen: de Omgevingswet biedt kansen!

"Circulair bouwen - als afgeleide van de circulaire economie - is trending. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) definieert circulair bouwen als het zo hoogwaardig mogelijk gebruiken en maximaal hergebruiken van grondstoffen. De milieubelasting vermindert hierdoor, bijvoorbeeld door de levensduur van gebouwen te verlengen, grondstoffenketens te sluiten en CO2-vermindering te bewerkstelligen."

16 mei 2017

Nieuws

Wij merken in de praktijk dat (lokale) overheden genegen zijn om circulair bouwen te stimuleren. In bepaalde gevallen is er zelfs een wens om circulair bouwen dwingend op te leggen. De toekomstige Omgevingswet geeft hiervoor meer handvatten dan het huidige ruimtelijk juridisch kader. De Omgevingswet stimuleert immers expliciet duurzame ontwikkeling via de maatschappelijke doelen die zijn benoemd in artikel 1.3 van die wet (zoals het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit). Duurzame ontwikkeling wordt in de Omgevingswet gedefinieerd als '

ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'

. Welke instrumenten uit de Omgevingswet kunnen bijdragen aan het stimuleren van circulair bouwen?

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)

Anders dan onder het huidige Bouwbesluit 2012, is beoogd om op grond van het Bbl voortaan eisen te stellen aan de scores voor energieprestatie en milieuprestatie gebouw (artikelen 4.155 en 4.165 Bbl). Hiermee wordt het duurzaamheidsgehalte van te bouwen woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen verbeterd omdat de milieueffecten worden verminderd. Een belangrijke nieuwe mogelijkheid die niet in de Woningwet is geregeld, is de mogelijkheid voor lokale overheden om in omgevingsplannen voor bepaalde gebieden maatwerkregels te stellen voor energiezuinigheid en duurzaam bouwen voor wat betreft de toe te passen materialen (artikelen. 4.156 en 4.166 Bbl). Het gaat dan om een aanscherping van de eisen die in het Bbl worden opgenomen. Dit is een uitzondering op de regel dat het Bbl uitputtend is bedoeld (zie artikel 23.7 Omgevingswet) en biedt kansen voor circulair bouwen.

Verder kan thans op grond van het Bouwbesluit 2012 het bevoegd gezag na een sloopmelding onder meer nadere voorwaarden opleggen over het scheiden en op de sloopplaats gescheiden houden van sloopafval in fracties. Hierbij is doelstelling dat het sloopafval kan worden gerecycled. Wij vragen ons af of onder het begrip 'fracties' ook zou kunnen worden verstaan bijvoorbeeld te recyclen (grotere) gebouwdelen. Dit zou namelijk goed passen bij de gedachte om te streven naar het opnieuw kunnen gebruiken van deze gebouwdelen voor een ander bouwwerk. De wetgever is hier ons inziens niet duidelijk over. In het Bbl is deze regeling ongewijzigd terug te vinden in artikel 7.15 e.v. In de parlementaire geschiedenis bij het Bbl wordt nog eens benadrukt dat ingevolge de Kaderrichtlijn afvalstoffen, afval zoveel mogelijk dient te worden gerecycled en dat dit ook aansluit bij het streven naar een circulaire economie. Optimaal hergebruik staat voorop. Hoewel de wetgever zich dus goed bewust is van de waarde van het kunnen stellen van nadere eisen door het bevoegd gezag over de behandeling van sloopafval, is het helaas ook onder Omgevingswet nog niet geheel duidelijk wat hier precies onder kan worden verstaan. Het zou in het kader van de rechtszekerheid goed zijn als die duidelijkheid wel wordt gegeven.

De experimenteerbepaling

De Omgevingswet kent een experimentregeling (artikel 23.3) waarmee is bedoeld om voort te bouwen op het huidige artikel 2.4 Crisis- en herstelwet. De experimenteerbepaling biedt vanuit een breder perspectief mogelijkheden voor innovatieve experimenten dan zijn evenknie in de Crisis- en herstelwet, gelet op de koppeling met de brede doelstellingen uit artikel 1.3 Omgevingswet. Wanneer sprake is van een experiment kan van allerlei wettelijke regelingen worden afgeweken, zoals van de Omgevingswet zelf of van het Bbl. Uit het voorgaande blijkt dat het niet nodig is om een experiment toe te passen om verantwoord materiaalgebruik aan bouwers te kunnen opleggen omdat het Bbl hierin bij uitzondering reeds voorziet. Voor verdergaande eisen zoals bijvoorbeeld het stellen van technische eisen in het kader van flexibel bouwen of het stellen van andere nadere relevante technische voorschriften waarin het Bbl niet voorziet, is het experiment mogelijk wel van aanvullende betekenis, omdat immers als gezegd normaalgesproken het Bbl, net als het Bouwbesluit 2012, uitputtend bedoeld is en hier niet in een individueel geval van kan worden afgeweken.

Omgevingswaarden

Het omgevingsplan biedt goede kansen om op lokaal niveau in gebieden en bij gebouwen eisen te stellen op het gebied van duurzaamheid en dus ook circulair bouwen. Immers ook los van functiedeling kan regulering van activiteiten in een omgevingsplan plaatsvinden. Voorwaarden en eisen kunnen zowel aan de functie (bestemming) worden gekoppeld, als los daarvan als regel worden opgenomen. Wij kunnen ons voorstellen dat uit het oogpunt van duurzaamheid in het kader van circulair bouwen wordt getracht om objectiveerbare en meetbare doelen te stellen die kunnen worden bereikt door het opnemen van omgevingswaarden in een omgevingsplan, al dan niet gekoppeld aan gebieden en al dan niet vervat in een programma.

Uit het voorgaande volgt dat de wetgever duidelijk mogelijkheden schept om een duurzamer samenleving na te kunnen streven. Wij nemen aan dat op grond hiervan de Omgevingswet regelmatig wordt getoetst op actualiteit. Het kabinet zet naar eigen zeggen volop in op circulair ondernemen en streeft ernaar om met een rijksbreed programma een circulaire economie te ontwikkelen in 2050. Daarvoor moeten bedrijven in 2030 minimaal 50% minder minerale, fossiele grondstoffen en metalen gebruiken. Meer informatie hierover kan worden gevonden op

de website van de RVO

.

Artikel delen