Sinds 1 week geldt deOmgevingswet. Op het gebied van het milieurecht is er veel veranderd. Het begrip 'inrichting' is komen te vervallen, en in plaats daarvan geldt het begrip 'milieubelastende activiteiten' (MBA).
In het Bal wordt een onderscheid gemaakt tussen complexe bedrijven (afdeling 3.3 Bal) en overige bedrijfstakken (afd. 3.4 t/m 3.11 Bal). Normaal gesproken is B & W het bevoegd gezag, maar voor complexe bedrijven is dat GS (zie art. 5.10 Ow jo. 5.12 Ow jo. art. 4.6 Omgevingsbesluit, waar complexe bedrijven uit het Bal worden genoemd).
In art. 5.13 Ow en art. 4.16, lid 1, onder b Ob is de regel van eens bevoegd gezag altijd bevoegd gezag neergelegd. Als GS eerder een vergunning heeft verleend is zij ook bevoegd voor opvolgende omgevingsvergunningen voor dat bedrijf (‘activiteiten worden verricht op dezelfde locatie als een milieubelastende activiteit...').
Maar hoe zit dat bij nieuwe meldingsplichtige MBA's die zullen worden verricht op hetzelfde terrein als de MBA van het complexe bedrijf? In het Verzamelbesluit Omgevingswet 2023 wordt daar door de regering antwoord op gegeven.
In de praktijk leefde soms de veronderstelling dat op grond van artikel 4.16 Omgevingsbesluit alleen vergunningplichtige niet-complexe MBA's op dezelfde locatie onder het bevoegd gezag van GS kunnen vallen. De niet-complexe meldingsplichtige MBA's op dezelfde locatie van hetzelfde bedrijf (nu behorend tot de inrichting waarvoor gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn) zouden dan vallen onder de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.
Deze zienswijze lijkt volgens de regering voorbij te gaan aan artikel 2.9 Bal, waarin het bevoegd gezag voor algemene regels in combinatie met een omgevingsvergunning is geregeld. Gelet op dit artikel vallen ook de algemeen geregelde milieubelastende activiteiten op een locatie van een complex bedrijf onder gedeputeerde staten als bevoegd gezag (Staatsblad 2023, nr. 298, p. 84).
Vermeldenswaardig in dit kader is nog art. 3.49 Bal, dat bepaalt dat een complexe activiteit altijd in het geheel vergunningplichtig is: de bepalingen over het aanwijzen van algemene regels in afd. 3.4 t/m 3.11 Bal zijn niet van toepassing op een activiteit aangewezen in afd. 3.3 Bal. In de richtingaanwijzers voor complexe bedrijven is een beperkte set met algemene regels aangezet. Als een bedrijf echter een activiteit in afd. 3.4 t/m 3.11 Bal verricht die niet al onder de aanwijzing van een activiteit in afd. 3.3 Bal valt, zal wel aan de algemene regels moeten worden voldaan waarnaar in die afdelingen wordt verwezen. De vergunning van het complexe bedrijf ziet in dat geval niet op deze activiteiten. De activiteiten moeten dan los van elkaar worden beschouwd (Stb. 2018, nr. 293, p. 803). GS is in dat geval dus wel het bevoegd gezag.