Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Dakrenovatie en natuurwetgeving

Tijdens de voorbereiding en uitvoering van dakrenovatieprojecten kunt u te maken krijgen met beschermde dieren.Weet u als projectleider of werkvoorbereider wat u moet doen? Wat is de rol van de Flora- en faunawet (2002) voor uw renovatieproject en hoe is deze verankerd? Uit ervaring blijkt dat het tijdsbestek van de Flora- en faunawetprocedure vaak wordt onderschat. Onderstaand een korte toelichting op de betekenis van natuurwetgeving voor de dakenbranche.

12 February 2014

Tijdens de voorbereiding en uitvoering van dakrenovatieprojecten kunt u te maken krijgen met beschermde dieren.Weet u als projectleider of werkvoorbereider wat u moet doen? Wat is de rol van de Flora- en faunawet (2002) voor uw renovatieproject en hoe is deze verankerd? Uit ervaring blijkt dat het tijdsbestek van de Flora- en faunawetprocedure vaak wordt onderschat. Onderstaand een korte toelichting op de betekenis van natuurwetgeving voor de dakenbranche.

Regelmatig wordt in de media melding gemaakt van projecten die worden vertraagd of stilgelegd omdat er onverwachts beschermde soorten zijn aangetroffen. Een recent voorbeeld hiervan is een dakrenovatieproject van 39 woningen in Enkhuizen door Welwonen in juni 2013. Het project betrof planmatig onderhoud waar geen broedvo¬gels werden verwacht omdat in het verleden vogelschroten waren aangebracht. Opmerkelijk was dat de gemeente en andere betrokken partijen in het gehele voortraject en bij de vergunningverlening niet hebben aangegeven dat een inventarisatie verplicht is. Later bleek echter dat broedende mussen aanwezig waren en mogelijk ook vleermuizen en zwaluwen. Het project is stilgelegd, gericht onderzoek is pas mogelijk in 2014, waardoor het project minstens een jaar wordt vertraagd. In dergelijke situaties gaat veel kostbare tijd en financiële middelen verloren.

In de dakenbranche spelen enkele beschermde soorten een belangrijke rol. Met name renovatie- en sloopprojecten kun¬nen een negatief effect hebben op de functionele leefom¬geving van: steenmarter, gierzwaluw, huismus en vleermuizen. De bescherming van soorten is in Nederland geregeld mid¬dels de Flora- en faunawet (kader 1) terwijl u voor uw project een Wabo-aanvraag indient. In dit artikel doorlopen we de vergunningprocedure betreffende beschermde soorten en consequenties hiervan voor de dakenbranche.

Vergunningsprocedure

Een reguliere ruimtelijke ingreep als een dakrenovatie of sloop van een pand is vergunningplichtig, er dient een aan¬vraag voor omgevingsvergunning te worden ingediend bij de gemeente of omgevingsdienst. De omgevingsvergunning is een samenvoeging van vergunningen, toestemmingen, vrijstellingen en activiteiten met meldingsplicht voor ruimte¬lijke activiteiten. De omgevingsvergunning is sinds 1 oktober 2010 van kracht geworden met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De omgevingsvergunningsaanvraag bestaat uit verschil¬lende onderdelen. Het onderdeel handelingen met gevol¬gen voor beschermde dieren en planten haakt aan op de natuurwetgeving. De daadwerkelijke bescherming van kwetsbare dieren en planten is echter geregeld in de Flora- en faunawet. Op dit onderdeel dient dan ook een procedure opgestart te worden betreffende de Flora- en faunawet en heeft de Wabo-wetgeving verder geen betekenis.

De uiteindelijke beoordeling van effecten op beschermde soorten conform de Flora- en faunawet dient vermeld te wor¬den in de aanvraag van de omgevingsvergunning. Indien negatieve effecten optreden, beoordeelt het ministerie van EZ onder andere of de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort(en) niet in gevaar is.Als vervolgens de aanvraag positief beoordeeld wordt, geeft het ministerie van EZ een verklaring van geen bedenkingen (Vvgb).Als er sprake is van negatieve effecten op beschermde soorten mag de gemeente of omgevingsdienst de omgevingsver¬gunning alleen verlenen als een Vvgb is afgegeven.

Procedure Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (2002) is een implementatie van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn en bundelt bepalingen die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen: Vogelwet 1936, Jachtwet, Natuurbeschermingswet en Wet Bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet beschermt in beginsel soorten. Onderzoek naar effecten van ruimtelijke ontwikkelingen richt zich dan ook op de inventarisatie van soorten en het voorkomen van schade. De eerste stap in de procedure is altijd het oriënterend onderzoek (1) naar potentiële aanwezigheid van soorten en de effecten van de werkzaamheden. Dit onderzoek wordt ook wel ecologische quickscan of natuurtoets genoemd.Als de potentiële aanwezigheid van beschermde soorten niet uitge¬sloten kan worden middels het oriënterende onderzoek, wordt er aanvullend onderzoek (2) ingericht naar de soort(en) in kwestie.Als blijkt dat het gebouw of gebied een mogelijke functie vervult voor de soort en er mogelijk negatieve effecten optreden voor beschermde flora en fauna, dienen er maatre-gelen opgesteld om schade te voorkomen; een mitigatieplan (4 --> ontheffing).Alvorens een mitigatieplan op te stellen wordt normaliter onderzocht of er reële alternatieven voor¬handen zijn (alternatievenonderzoek (3)). In het geval van dakrenovaties is dit echter nagenoeg niet van toepassing. Voor tabel 2 'soorten' (zie kader 1) geldt de mogelijkheid om de werkzaamheden uit te voeren middels een door het minis¬terie van EZ goedgekeurde gedragscode (3).Als ondanks het alternatievenonderzoek en mitigerende maatregelen toch nog schade lijkt op te treden, wordt een compensatieplan (5 --> ontheffing) opgesteld. De ontheffingsaanvraag is nodig voor de verboden handelingen en ter goedkeuring van het mitigatie en/of compensatieplan. De aanvraag wordt inge¬diend bij Dienst Regelingen. Dienst Regelingen neemt een ontheffingsaanvraag alleen in behandeling als de procedure met veldonderzoek is onderbouwd. De aanvrager en ontvanger van de omgevingsvergunning is eindverantwoordelijke voor een correcte uitvoering van de opgenomen bepalingen.Voorts geldt voor alle betrokkenen de algemene Zorgplicht (Ff-wet, art. 2). Deze houdt in dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen schade ontstaat aan flora en fauna, dat deze schade in redelijkheid dient te worden voorkomen en te worden beperkt.

Lees verder in het dit PDF bestand.

Door

Roofs

Artikel delen