Maandag 23 maart 2020 maakte de Minister van VWS strenge maatregelen bekend ter bestrijding van de coronacrisis.
In essentie komen ze – samen met de al vigerende voorschriften – hier op neer:
Een ieder is verplicht om te alle tijde in de publieke ruimte 1.5 meter afstand te houden, uitgezonderd gezinnen, partners, zorgverleners en kinderen tot 12 jaar.
Groepsvorming – meer dan drie personen – in de publieke ruimte is verboden, uitgezonderd gezinnen.
Om de 1.5 meter afstandseis tussen personen te realiseren in winkels, het openbaar vervoer, gemeenschappelijke ruimten op campings en in havens, recreatieparken, pretparken en markten neemt de beheerder/marktmeester de noodzakelijke maatregelen.
Het is verboden om een contactberoep uit te oefenen, uitgezonderd een (para)medisch beroep.
Het is verboden om geopend te houden:
horecagelegenheden, uitgezonderd
hotels voor gasten, restaurants en coffeeshops in afhaalfunctie;
casino’s, speelautomaathallen;
bioscopen, theaters, musea;
sportaccommodaties, fitnessclubs;
saunagelegenheden en seksinrichtingen.
Alle samenkomsten zijn verboden, uitgezonderd
door de wet voorgeschreven vergaderingen van de overheid met een maximum van honderd deelnemers;
noodzakelijke samenkomsten van instellingen, bedrijven en andere organisaties met een maximum van honderd deelnemers;
uitvaarten, huwelijksvoltrekkingen en bijeenkomsten van religieuze of levensbeschouwelijke aard met een maximum van dertig personen.
Het is verboden om in school- en universiteitsgebouwen fysiek onderwijs te geven, uitgezonderd en met inachtneming van de 1.5 meter afstandseis:
het afnemen van toetsen en examens;
kleinschalig onderwijs aan leerlingen met een bijzondere problematiek of problematische thuissituatie;
de verplicht gestelde opvang van kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of in vitale processen.
Het is verboden om opvang te bieden in verblijven voor kinderopvang, uitgezonderd opvang van kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of in vitale processen.
Het is verboden om als particulier een bezoek te brengen aan een persoon in een zorginstelling of een woonvorm in de ouderenzorg, tenzij sprake is van bezoek aan een naaste in de stervensfase of vergelijkbare omstandigheden.
Het is verboden om gebieden als parken, bossen, recreatiewateren en stranden en dergelijke te betreden indien de voorzitter van de veiligheidsregio heeft gesloten dat dit noodzakelijke is ter bestrijding van COVID-19, uitgezonderd personen die daar wonen of werken.
Alle bovenstaande maatregelen gelden tot 6 april 2020; voor de periode hierna vindt een heroverweging plaats.
Vergunning- en meldplichtige evenementen zijn verboden tot 1 juni 2020.
Het zijn stuk voor stuk voor de hand liggende uitgangspunten in verband met een extreem besmettelijk en niet zelden dodelijk virus. De Minister van VWS kan echter – ondanks dat hij de leiding heeft over de rampenbestrijding – geen algemeen verbindende regels uitvaardigen. De minister kan de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s slechts opdragen tot het toepassen van deze maatregelen. De voorzitters dienen hiervoor gebruik te maken van hun bevoegdheid om noodverordeningen uit te vaardigen.
Een dergelijke constructie is bij een ingewikkelde problematiek van een ongekende omvang die zich zelden of nooit voordoet niet erg efficiënt, maar zo is dit geregeld in de Wet publieke zorg in samenhang met de Wet veiligheidsregio’s.
Om toch de broodnodige uniformiteit te bewerkstelligen heeft de Minister van VWS in overleg met het veiligheidsberaad een Model Noodverordening opgesteld. Formeel zijn de voorzitters echter niet gehouden die letterlijk over te nemen, zo mogen ze hun eigen formulering kiezen. Wel moeten ze dezelfde beperkende maatregelen opleggen, ook al zouden zij de rechtmatigheid van sommige maatregelen in twijfel trekken. De bevoegdheid om noodverordeningen op te stellen is immers niet onbeperkt: de voorzitter mag in zijn noodverordeningen afwijken van de wet, maar niet van de Grondwet. In de opdracht van de Minister staat echter dat kerkdiensten getalsmatig dienen te worden beperkt.
In het licht van wat er in het buitenland is gebeurd, wekt dit geen verbazing. ‘Patient 31’ – voorganger van de Shincheonji-kerk van Jezus in Zuid Korea – besmette waarschijnlijk meer dan 1000 mensen. En ook in andere landen zijn kerkdiensten ware haarden van besmetting geweest.
Strikt genomen mag de voorzitter de vrijheid van godsdienst niet beperken. De voorzitter bevindt zich in een geval als dit echter tussen twee vuren. Enerzijds heeft hij de grondwettelijke plicht de vrijheid van godsdienst gestand te doen. Anderzijds heeft hij de verdragsrechtelijke plicht om het leven van burgers te beschermen. In deze botsing van grondrechten lijkt het ons alleszins redelijk die laatste plicht het zwaarste gewicht toe te kennen, nu het leven van zoveel mensen direct en acuut gevaar loopt.
Het probleem van deze theorie is echter dat hiermee een schier onbegrensde noodverordeningsbevoegdheid ontstaat. En daar wordt volop gebruik van gemaakt als het aan de Minister van VWS ligt. Aan hem staat immers een verbod op alle samenkomsten voor ogen. Niet alleen in de publieke ruimte, maar ook in woningen. Daarmee komt niet alleen de grondwettelijk beschermde vergadervrijheid maar ook het huisrecht in het gedrang. Verschillende voorzitters hebben inmiddels al laten weten ook tegen samenkomsten – feestjes – in de thuissituatie te zullen optreden, hoewel dat een regelrechte inbreuk vormt op het grondwettelijk beschermde huisrecht. Maar ook in die botsing van grondrechten is het verdedigbaar om de plicht om het leven van onderdanen te beschermen zwaarder te laten wegen dan de opdracht aan de overheid om het grondwettelijk gegarandeerde huisrecht te respecteren.
We moeten er daarom van doordrongen zijn dat een zodanige afweging uitsluitend en alleen gemaakt kan worden in een specifieke rampsituatie. Dat is de in artikel 1 Wet veiligheidsregio’s beschreven situatie waarin ‘het leven en de gezondheid van veel personen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken’.
Noodzakelijk is ook dat duidelijk wordt gecommuniceerd wanneer sprake is van een samenkomst in de besloten sfeer. Alleen gezinsbijeenkomsten van het begrip samenkomst uitzonderen, is onvoldoende in de wetenschap dat er bijvoorbeeld ook studentenhuizen bestaan. Bepalend moet zijn dat er meer mensen in een woning aanwezig zijn dan die op het desbetreffende adres staan ingeschreven. De Minister van VWS lijkt uit te gaan van maximaal twee ‘bezoekers’ ervan uitgaande dat er thuis geen bijeenkomsten van religieuze of levensbeschouwelijke aard noch bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
De voorzitters zijn overigens ook anderszins belangrijke schakels in de bestrijding van een infectieziekte. Artikel 35 Wet publieke gezondheid (Wpg) kent bijvoorbeeld aan de voorzitter de bevoegdheid toe om een persoon onverwijld te doen onderwerpen aan de maatregel van quarantaine, indien: (a). er redenen zijn om aan te nemen dat die persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan een infectieziekte behorend tot groep A heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd, (b). ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van die infectieziekte, en (c). die persoon niet tot vrijwillige onderwerping aan die maatregel bereid is. De voorzitter van de veiligheidsregio kan toestaan dat de quarantaine onder zo nodig te stellen voorwaarden plaatsvindt in de woning van de af te zonderen persoon, de zogenoemde thuisquarantaine. Voor ‘mogelijk’ geïnfecteerde mogen we in samenhang met art. 31 Wpg onder c ook lezen ‘daadwerkelijke lijders aan de ziekte’. Degene die zich onttrekt aan de quarantainemaatregel riskeert op grond van art. 68 lid 3 Wpg een gevangenisstraf van maximaal vier jaren of een geldboete van € 87.000,-
Bekend is dat sommige infectieuze personen met lichte symptomen zich weinig gelegen laten liggen aan de van hen verwachte voorzorgsmaatregelen. Sommigen trekken er op uit alsof er niets aan de hand is. In een dergelijke geval dient de voorzitter het gebruik van voornoemde bevoegdheid te overwegen. De uitdaging voor komende dagen zal zijn hoe dit juridisch te organiseren met behulp van huisarts en of Gemeentelijke Geneeskundig Dienst.
Een abstract geformuleerd ‘uitgaansverbod’ voor (mogelijk) geïnfecteerden in de noodverordening kan diegenen waarbij geen medisch diagnose is gesteld, weerhouden zich buitenshuis te begeven.
Door A.J. Wierenga en J.G. Brouwer
Deze blog is onderdeel van de blogreeks ‘Coronacrisis en het recht’. Deze blogreeks verscheen eerder op de website van het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid .
Lees ook:
Inleiding - Coronacrisis en het recht (deel 1)
De juridische grondslag voor aansturing - Coronacrisis en het recht (deel 2)
Implementatie van besluiten Minister van VWS - Coronacrisis en het recht (deel 3)
Noodtoestand en lockdown - Coronacrisis en het recht (deel 4)
Handhaving van noodverordeningen - Coronacrisis en het recht (deel 5)
De noodverordening vanaf 6 april - Coronacrisis en het recht (deel 7)
De handhavers van de noodverordening - Coronacrisis en het recht (deel 8)
Noodverordening en het verbod van samenkomsten - Coronacrisis en het recht (deel 9)
De noodverordening rijp voor aanpassing - Coronacrisis en het recht (deel 10)