Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De Jonge levert huiswerk in bij Eerste Kamer: ‘Datum van inwerkingtreding Omgevingswet staat niet ter discussie’

“De bestuurlijke partners en ik hebben geconcludeerd dat de datum van inwerkingtreding niet ter discussie staat”, schrijft BZK-minister Hugo de Jonge in een brief aan de Kamers. De brief was huiswerk van de Senaat: die vindt invoering op 1 januari 2024 juist nog niet verantwoord en gaf de minister de opdracht om weer met gemeenten, provincies en waterschappen te gaan praten. De kans is klein dat de brief de Eerste Kamer geruststelt.

10 november 2023

Artikelen

Artikelen

Minister Hugo de Jonge, door Martijn Beekman

“In gezamenlijkheid hebben de bestuurlijke partners en ik geconcludeerd dat de datum van inwerkingtreding op 1 januari 2024 vaststaat. Deze datum staat niet ter discussie en de eerdere afwegingen zijn niet veranderd”, schrijft de minister in zijn brief van een kleine drie kantjes.

“Er is vertrouwen dat invoering per 1 januari 2024 verantwoord en beheerst kan, op basis van de gemaakte afspraken en de acties die tot en na 1 januari 2024 staan gepland en worden uitgevoerd.”

Die conclusie is niet onverwacht. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gaf vorige week al aan weinig in uitstel te zien. “We [willen] als VNG aangeven dat wij met gemeenten achter de wet staan en dat een eventueel uitstel onverantwoord is”, citeerde Binnenlands Bestuur een lid van de concernstaf van de gemeentekoepel.

De Kamerbrief volgt op een interpellatiedebat tussen de minister en de Eerste Kamer, op 31 oktober. Een meerderheid van de Senaat stemde daarna voor een motie van GroenLinks-PvdA, BBB, JA21, SP, PvdD, 50PLUS en OPNL, waarin werd uitgesproken dat er geen vertrouwen is in een verantwoorde invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024.

Tot ongenoegen van De Jonge. Hij noemde de motie direct onwerkbaar en grapte cynisch dat de motie “zo lang is als een boekenlijst”. De concrete opdracht in de motie om weer met bestuurlijke partners rond de tafel te gaan zitten, ging hij schoorvoetend uitvoeren. Hij kon de uitkomst van de rondgang al voorspellen, zei hij: invoer is verantwoord, ook volgens de bestuurlijke partners.

‘Staatsrechtelijke en juridische bezwaren’

De minister deelt in de brief ook zijn staatsrechtelijke en juridische bezwaren bij het potentieel uitstellen van de Omgevingswet.

Hij schrijft: “Het nu starten van een procedure tot het wijzigen van de datum van inwerkingtreding is in strijd met de principes van kenbaarheid, rechtszekerheid, betrouwbaarheid en uitvoerbaarheid. Dat maakt dat er geen andere mogelijkheid is dan blijven staan voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024.” Bovendien is de implementatie van de Omgevingswet volgens de minister al “dusdanig ver gevorderd”, dat dit niet meer terug te draaien is.

Wederom zijn het geen verbazingwekkende conclusies. In het debat gaf De Jonge al meermaals aan dat uitstel volgens hem staatsrechtelijk geen optie is. “U heeft eerder getoetst en een datum vastgesteld. Het is dan niet meer mogelijk om later per motie zo’n stemming te herroepen”, zei hij.

Zorgen waarschijnlijk niet weggenomen

Het is weinig aannemelijk dat de brief de Eerste Kamer geruststelt. De indieners van de motie presenteerden een waslijst aan problemen bij de invoering van de Omgevingswet.

Ze wezen op zorgen bij de Raad van State, gemeenten die nog niet voldoen aan de voorwaarden voor inwerkingtreding, capaciteitsgebrekken, moties van de Eerste Kamer die nog niet zijn uitgevoerd, en op grote risico’s die daardoor ontstaan voor de rechtsbescherming en rechtszekerheid van burgers en bedrijven in Nederland. Grootste zorgenkind is het Digitaal Stelsel Omgevingswet, de ICT achter de wetswijziging. Daarin werken gaat gemeenten, bedrijven en burgers niet gemakkelijk af en het systeem is nog instabiel.

“In het overleg is er door de bestuurlijke partners en mijzelf nadrukkelijk aandacht besteed aan het reeds verbeteren, doorontwikkelen en het adresseren van de onzekerheden die er nog zijn”, schrijft De Jonge in de brief. “Voor calamiteiten is er het calamiteitenmanagement. En ook voordat een calamiteit optreedt is er inzet en verantwoordelijkheid om met elkaar vraagpunten op te pakken.”

Het is min of meer een herhaling van eerdere uitspraken die hij deed in het debat, over een brandweer die klaar staat om eventuele brandjes te blussen. Die uitspraken konden de Senaat destijds niet bekoren, en zullen dat nu ook niet doen.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.