Een omgevingsvergunning aanvragen voor een (ver)bouwplan waarop de reguliere en dus korte voorbereidingsprocedure van toepassing is? Dat kan als het gaat om een bouwplan dat voorkomt in artikel 4, bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, ook wel de ‘kruimelgevallenregeling’ genoemd. In deel I van deze artikelenreeks is toegelicht hoe je aan de hand van drie stappen kan onderzoeken of voor een bouwplan een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘handelen in strijd met het bestemmingsplan’ is vereist en zijn de procedurevoordelen van de kruimelgevallenregeling op een rij gezet. In dit tweede deel wordt onderdeel 1 van artikel 4 van de bijlage uitgelicht: een omgevingsvergunning voor een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding daarvan.
Onderdeel 1 van artikel 4 bepaalt dat op een aanvraag omgevingsvergunning voor een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in strijd met het bestemmingsplan, de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is. De definitie van een bijbehorend bouwwerk wordt gegeven in artikel 1 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor): uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.Deze definitie bevat twee onderdelen:
De uitbreiding van een hoofdgebouw
De uitbreiding van een hoofdgebouw houdt in dat er een bouwwerk áán het hoofdgebouw wordt gebouwd: een aan-, uit- of opbouw. De enige voorwaarde die aan dat bouwwerk wordt gesteld, is dat het bouwwerk wordt gebruikt ten dienste van het hoofdgebouw. In het geval van een woning kan worden gedacht aan een serre, een bijkeuken of een extra slaapkamer. Het is géén voorwaarde dat het bouwwerk bouwkundig en/of functioneel te onderscheiden is van het hoofdgebouw. Dit betekent dat ook bij nieuwbouw van een gebouw, een deel van het gebouw kan worden aangemerkt als uitbreiding van een hoofdgebouw. Voor dát deel van het gebouw kan onderdeel 1 van artikel 4 worden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw bij oprichting al wordt overschreden, bijvoorbeeld door een extra (hoge) bouwlaag (ECLI:NL:RVS:2016:2953). De toepassing van dit onderdeel is dus niet beperkt tot bestaande gebouwen.
Een ander bouwwerk met een dak dat functioneel is verbonden met het hoofdgebouw
De voorwaarde voor een ‘ander bouwwerk met dak’ is dat dit bouwwerk functioneel is verbonden met het hoofdgebouw en dat het bouwwerk zich op hetzelfde perceel bevindt als het hoofdgebouw. Het criterium ‘functioneel verbonden zijn’ houdt in dat het gebruik van het bouwwerk in planologisch opzicht gerelateerd is aan het gebruik van het hoofdgebouw. Met andere woorden: Het bouwwerk wordt gebruikt alsof het een deel van het hoofdgebouw is. Daarbij is van belang dat het bijbehorend bouwwerk zich bevindt op hetzelfde perceel. Wat precies verstaan moet worden onder ‘hetzelfde’ perceel is in het Bor niet gedefinieerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft hierover geoordeeld dat het niet van belang is dat gronden dezelfde bestemming hebben. Evenmin is het bepalend of het twee verschillende kadastrale percelen betreft. Van belang is de feitelijke, actuele situatie en de inrichting en wijze van gebruik van gronden (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2016:677 en ECLI:NL:RVS:2018:3617).
Let op: Een bijbehorend bouwwerk kan alléén worden gebouwd bij een hoofdgebouw. Een hoofdgebouw is in planologisch opzicht het belangrijkste gebouw op het perceel. Zonder hoofdgebouw is het dus niet mogelijk om een bijbehorend bouwwerk te bouwen.
Hieronder volgt een aantal voorbeelden van (ver)bouwplannen waarbij gebruik kan worden gemaakt van onderdeel 1 van de kruimelgevallenregeling.
Een aanbouw van meerdere verdiepingen
Bijvoorbeeld: Op een perceel staat een woning. Bouwen is op grond van het bestemmingsplan alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Het bouwvlak is net zo groot als de woning, maar je wil de woning uitbreiden met een eetkamer op de begane grond, een slaapkamer op de eerste verdieping en een zolderkamer op de tweede verdieping.
Oude schuur verbouwen tot slaap- en badkamer
Bijvoorbeeld: Er staat in de tuin bij een woning een schuur die ooit vergunningvrij is opgericht. De wens bestaat om deze schuur te vergroten en om te bouwen tot een rolstoeltoegankelijke slaap- en badkamer.
Nieuw winkelpand uitbreiden met twee keer zo groot oppervlak
Bijvoorbeeld: Op een perceel met de bestemming detailhandel wordt een winkel mogelijk gemaakt van 1.200 m2. Je zou graag een grotere winkel willen realiseren, met een oppervlakte van 2.200 m2.
Realiseren extra bouwlaag op één verdieping van een gebouw
Bijvoorbeeld: Een gebouw van maximaal vier meter hoogte (één bouwlaag) is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Over de gehele lengte van het gebouw wil je een extra bouwlaag toevoegen (ten behoeve van het gebruik van de eerste bouwlaag). Het gebouw wordt twee keer zo hoog als is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Zie hierover de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de herbouw van basisschool De Cappelle in Amsterdam Noord (ECLI:NL:RVS:2018:1305).
Anders dan de term kruimelgevallenregeling doet vermoeden, blijkt uit de voorbeelden dat het dus niet altijd hoeft te gaan om een bouwplan van beperkte omvang (een “kruimelgeval”).
Niet voor alle (ver)bouwplannen in strijd met het bestemmingsplan hoeft dus een uitgebreide en tijdrovende vergunningsprocedure te worden doorlopen. In dit artikel wordt slechts de toepassing van onderdeel 1 uiteengezet, maar de kruimelgevallenregeling bevat nog tien andere bouw- en gebruiksactiviteiten waarvoor geldt dat de reguliere voorbereidingsprocedure daarop van toepassing is.
In deel III van deze reeks wordt besproken hoe onder de toekomstige Omgevingswet wordt omgegaan met de toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure bij een aanvraag om een omgevingsvergunning. Wordt vervolgd.