De corona-noodverordening is nu ruim drie weken van kracht en steeds meer mensen worden hard geconfronteerd met de handhaving ervan door boetes en dwangsommen. In het belang van de goede zaak – het terugdringen van het vermaledijde coronavirus – zullen rechters de noodverordening ongetwijfeld welwillend tegemoet treden. Die attitude zal echter vroeg of laat op rechtstatelijke grenzen stuiten.
Steeds meer mensen worstelen met de onduidelijkheid en de vaagheid van de strafrechtelijke verboden. Men weet niet waar men aan toe is. In het kader van het lex certa beginsel is het zaak dat het Veiligheidsberaad – dat is de vergadering van alle voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s – de inhoud van de noodverordening aan een kritische toets onderwerpt. En nu de noodverordening na de wijzingen in het kabinetsbeleid toch aangepast dient te worden, doen we graag enkele aanbevelingen.
In deel 9 van deze serie stortten we ons al op de onbepaaldheid van het begrip samenkomsten in de noodverordening. In dit deel behandelen we de afstandseis in art. 2.2 Noodverordening.
De titel boven art. 2.2 Is: ‘Niet in acht nemen veilige afstand’, maar wat staat daar nu werkelijk in? Het eerste lid luidt letterlijk:
Het is verboden zich in een groep van drie of meer personen op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon in die groep en andere personen een afstand te houden van ten minste 1,5 meter.
Eenvoudig gezegd staat er dat als je een groep vormt van meer dan twee personen, je gehouden bent een afstand tot elkaar te bewaren van 1.5 meter. Dat is niet conform de Aanwijzing van de Minister van VWS. Die wil dat we de 1.5 meter afstandseis ook respecteren als we met z’n tweeën zijn. De noodverordening verbiedt niet voor niets de contactberoepen.
Een tweede bezwaar is dat de bepaling haaks staat op het verbod van samenkomsten in art. 1 van de corona-noodverordeningen. Immers, je mag niet deelnemen aan een samenkomst. Dit artikel suggereert dat personen wel een groep mogen vormen. Wat is het verschil tussen een samenkomst en een groep? Een samenkomst bestaat per definitie uit een groep mensen. En omgekeerd vormt een groep mensen een samenkomst.
Dan het tweede lid. Dit luidt:
2. Dit verbod is niet van toepassing op:
a. personen die een gezamenlijke huishouding vormen;
b. kinderen tot en met 12 jaar die samenspelen onder toezicht van een of meer van hun ouders of voogden die daarbij onderling een afstand van 1,5 meter in acht nemen.
Het verbod dat volgens de toelichting alleen in de publieke ruimte geldt, is niet van toepassing op personen die een gezamenlijke huishouding vormen. Een echtpaar mag dus straffeloos arm in arm op straat lopen. Maar dat mochten ze toch al, want het verbod geldt slechts wanneer drie of meer personen een groep vormen.
Het verbod geldt evenmin voor kinderen onder de 13 jaar, althans als ze gesurveilleerd worden door ten minste 1 volwassen persoon. Volgens de tekst van de bepaling geldt de uitzondering niet, als er geen toezichthouder aanwezig is. En ook niet als de kinderen niet samenspelen, maar bijvoorbeeld ruzie maken. Onzin natuurlijk, maar zo is de uitzondering wel geformuleerd. Of er nu een toezichthouder aanwezig is of niet, doet er niet toe. En of ze nu samenspelen of niet, is vanzelfsprekend evenmin van belang.
Kortom, deze strafbepaling dient zorgvuldiger te worden geformuleerd. Daarvoor is deze kwestie veel te belangrijk. We stellen voor art. 2.2. als volgt te wijzigen:
Het is verboden zich in de publieke ruimte te begeven zonder 1.5 meter afstand tot een andere persoon te bewaren.
Dit verbod geldt niet voor personen die op hetzelfde adres staan ingeschreven en kinderen onder de 13 jaar.
Een laatste aanbeveling is om de volgorde van de artikelen 2.1 en 2.2 om te draaien. Dan opent de noodverordening met verreweg de belangrijkste gedragsregel en hoeft die niet in andere bepalingen te worden herhaald.
Het verbod van samenkomsten kan zich simpelweg beperken tot het volgende voorschrift: Samenkomsten van meer dan x personen, dan wel het hiervan deel uitmaken, zijn ongeacht de plaats waar de samenkomst plaatsvindt verboden. In het tweede lid kunnen de uitzonderingen worden opgesomd.
Door A.J. Wierenga & J.G. Brouwer
Deze blog is onderdeel van de blogreeks ‘Coronacrisis en het recht’. Deze blogreeks verscheen eerder op de website van het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid.
Lees ook:
Inleiding - Coronacrisis en het recht (deel 1)
De juridische grondslag voor aansturing - Coronacrisis en het recht (deel 2)
Implementatie van besluiten Minister van VWS - Coronacrisis en het recht (deel 3)
Handhaving van noodverordeningen - Coronacrisis en het recht (deel 5)
De inhoud van de maatregelen van 23 maart - Coronacrisis en het recht (deel 6)
De noodverordening vanaf 6 april - Coronacrisis en het recht (deel 7)
De handhavers van de noodverordening - Coronacrisis en het recht (deel 8)
Noodverordening en het verbod van samenkomsten – Coronacrisis en het recht (deel 9)