Op 1 januari 2021 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. Alle bestemmingsplannen zullen dan van rechtswege omgezet worden in omgevingsplannen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente een nieuw omgevingsplan opstelt voor de eigen gemeente. Het opstellen van een omgevingsplan is voor een gemeente echter heel veel werk. Daarom geldt een ruime overgangsperiode: gemeenten krijgen tot 2029 de tijd om een definitief omgevingsplan op te stellen. Tot die tijd blijven de regels uit het “oude” bestemmingsplan gelden.
In een eerdere blog schreven wij er al over dat het omgevingsplan onder andere zal bestaan uit het “oude” bestemmingsplan en een groot deel van de gemeentelijke verordeningen, zoals de APV (de algemene plaatselijke verordening), de huisvestingsverordening, de monumentenverordening, en de kapverordening.
Daarnaast zal ook de zogenaamde “bruidsschat” onderdeel gaan uitmaken van het omgevingsplan. De “bruidsschat” is een set rijksregels die met de komst van de Omgevingswet overgeheveld zullen worden naar gemeenten. Sommige regels zijn volgens de wetgever immers zo locatie-specifiek dat zij beter door gemeenten geregeld kunnen worden. Gemeenten mogen de regels uit de “bruidsschat” overnemen, wijzigen of schrappen. Ook hiervoor hebben zij tot 2029 de tijd.
In deze blog bespreken wij een aantal voorbeelden van regels uit de “bruidsschat” en leggen wij uit wat dit in de praktijk mogelijk voor uw plannen betekent.
Op dit moment wordt het vergunningvrij bouwen nog landelijk geregeld door bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dat gaat veranderen. Een deel van de regels voor het vergunningvrij bouwen is ongewijzigd in de Omgevingswet opgenomen. Verschillende vergunningvrije bouwwerken zoals gewoon onderhoud, dakkapellen, antennes enz. blijven daardoor vergunningvrij. Omdat deze regels wettelijk zijn vastgelegd, kunnen gemeenten hier niets aan wijzigen.
Het overige deel van de regels voor vergunningvrij bouwen is opgenomen in de “bruidsschat”. Deze regels worden in beginsel opgenomen in het omgevingsplan. Als gemeenten niets doen, blijven deze vergunningvrije bouwwerken gewoon vergunningvrij. Door opneming van die regels in de “bruidsschat” heeft de gemeente echter de mogelijkheid om deze in het omgevingsplan te beperken. In de “bruidsschat” zijn als vergunningvrij aangemerkt de bijbehorende bouwwerken, zoals aanbouwen en bijgebouwen, dakkapellen op het voordakvlak, erfafscheidingen hoger dan 1 meter en enkele andere bouwwerken. Ook het gebruiken van een bestaand bouwwerk ten behoeve van mantelzorg blijft aangemerkt worden als functioneel ondergeschikt. Voor wat betreft de mantelzorgwoning is in de “bruidsschat” tevens de bepaling opgenomen dat deze vergunningvrij gebouwd kan worden indien deze in zijn geheel of in delen verplaatsbaar is, niet groter is dan 100 m², en buiten de bebouwde kom gelegen is.
Gemeenten kunnen in het omgevingsplan dus beperkingen opnemen met betrekking tot de mogelijkheden tot vergunningvrij bouwen die in de “bruidsschat” zijn opgenomen, of die helemaal verbieden. De mogelijkheid bestaat dat grote steden het bouwen van aanbouwen in de tuin bij woningen gaan beperken. Bekend is dat bijvoorbeeld de gemeente Utrecht bezwaar heeft tegen het verder volbouwen van achtertuinen.
Op veel gronden is de dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen. Nu wordt het door middel van het bestemmingsplan veelal zo geregeld dat indien op een perceel de dubbelbestemming Waarde-Archeologie rust én er bouwwerkzaamheden plaatsvinden, een archeologisch onderzoek is vereist. In de “bruidsschat” is echter een algemene vrijstelling van het archeologisch onderzoek opgenomen: een dergelijk onderzoek is niet vereist als het een activiteit betreft met een oppervlakte van minder dan 100 m². Mogelijk probeert de wetgever hiermee het aantal archeologische onderzoeken te beperken. Ook hiervoor geldt echter dat het nog even de vraag is hoe dit in de praktijk zal gaan uitpakken. Gemeenten kunnen hier immers van afwijken.
Onder de huidige regelgeving gelden nog landelijke normen voor geluid, geur en trillingen. Onder de Omgevingswet zullen deze normen echter deel gaan uitmaken van de “bruidsschat”. Gemeenten krijgen hierdoor meer vrijheid om eigen regels te stellen, maar dienen zich hierbij wel aan bepaalde standaardwaarden te houden. Zo blijft net als onder de huidige regelgeving gelden dat de geluidsbelasting op een woning overdag in principe maximaal 50 dBa mag bedragen. Wel biedt het gemeenten bijvoorbeeld de mogelijkheid om voor verschillende wijken gebiedsgerichte geluidsnormen op te stellen. Zo kan een gemeente bijvoorbeeld besluiten om voor een rustige woonwijk strengere geluidsnormen op te stellen dan voor een druk industriegebied. Gemeente Utrecht is hiermee reeds een pilot gestart.