Voor ontwikkelaars en exploitanten van collectieve warmtesystemen is er veel onduidelijkheid over het business model van de toekomst. In deze bijdrage bespreken wij enkele kenmerken van de contractstructuur die nu overwegend wordt gehanteerd en de structuur die waarschijnlijk straks gehanteerd zal gaan worden.
In de bestaande praktijk ziet men vaak dat een ontwikkelaar van nieuw/vernieuwd vastgoed een uitvraag doet bij verschillende exploitanten van warmte-/koudesystemen, om voor het te realiseren project een aanbod te doen om voor eigen rekening en risico een systeem van warmte en koude voorziening te realiseren en exploiteren.
Daarbij wordt vaak gebruik gemaakt van warmte-/koudeopslagsystemen (WKO’s) en/of pompen. Indien sprake is van meerdere gebouwen worden daarbij ook netwerken aangelegd om vanuit centrale voorzieningen de gebouwen te voorzien van warmte en koude.
Thans vindt structurering van (ver)nieuwbouwontwikkelingen zo plaats dat de uiteindelijke belanghebbenden bij de gebouwen die van warmte en koude worden voorzien (zoals beleggers, corporaties en huurders/particuliere eigenaren) ook daadwerkelijk invloed hebben op het presteren van het warmte-/koudesysteem, en kunnen ingrijpen als dat niet goed gaat.
Niettemin gaat de Minister er vanuit dat in de praktijk niet wordt voorzien in afdoende bescherming van de afnemers van warmte en koude. Dat is daarom ook eén van de drivers achter de Wcw. In dat kader wordt nu gestuurd op overheidseigendom om te borgen dat afnemers beschermd worden tegen het wegvallen van de levering van warmte en koude.
Voorzien is dat ten aanzien van warmtekavels warmtebedrijven zullen worden aangewezen die – wat betreft de infrastructuur – voor tenminste 50 procent worden gehouden door de overheid. De opwekfaciliteiten en de daadwerkelijke levering behoeven daar zoals wij het nu begrijpen niet onder te worden gebracht.
Dat lijkt echter wel voor de hand te gaan liggen: indien een warmtenet zou worden gehouden door de één en de opwekfaciliteiten en/of levering door anderen, wordt het een complex samenstel van rechten en plichten. Hoe ga je immers om met niet beschikbaar zijn van een netwerk (storing/schade), of juist andersom: het gebrek aan opwekmogelijkheden?
En wat doe je als een opwekker structureel achterblijft in op basis van de Wcw of anderszins voorgeschreven duurzame prestaties? En: wie laat je wel en niet toe op een netwerk? Is daar wellicht sprake van schaarse rechten? Dit staat nog los van technische vraagstukken over verdeling van capaciteit, temperatuurverschillen (en -verliezen) en dergelijke.
Vaststaat dat de eigendom van de infrastructuur in handen komt van het warmtebedrijf. Daarmee is de systematiek van participatie door afnemers en eigenaren zoals thans het geval is van de baan. De structuur zal dan dus ook een andere moeten gaan worden.
Wij verwachten een structuur waarin één of meer “private” partijen en één of meer “publieke” partijen een samenwerking aangaan en vervolgens binnen de samenwerking exploitatieafspraken gaan maken ter uitvoering van een gezamenlijk warmtebedrijf. Dat dit veel gaat vragen van de overheid – nog los van de verschillende rollen en taken die de gemeente krijgt onder de Wcw – is helder.