Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Detailhandel en Dienstenrichtlijn: hoe zit het nu?

De Europese Dienstenrichtlijn houdt de gemoederen in gemeente- èn retailland al enkele jaren bezig. Men breekt zich het hoofd over de vraag of en zo ja, in welke mate er nog op detailhandelsontwikkelingen gestuurd kan worden. En een DPO (Distributie-Planologisch Onderzoek), mag je dat nog wel gebruiken? Ook recente wetswijzigingen zoals het verplicht doorlopen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (art. 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)) maakt het onderbouwen van detailhandelsontwikkelingen er niet altijd gemakkelijker op.

Wanda Blommensteijn 4 August 2014

De Europese Dienstenrichtlijn houdt de gemoederen in gemeente- èn retailland al enkele jaren bezig. Men breekt zich het hoofd over de vraag of en zo ja, in welke mate er nog op detailhandelsontwikkelingen gestuurd kan worden. En een DPO (Distributie-Planologisch Onderzoek), mag je dat nog wel gebruiken? Ook recente wetswijzigingen zoals het verplicht doorlopen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (art. 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)) maakt het onderbouwen van detailhandelsontwikkelingen er niet altijd gemakkelijker op.

En nu is er recent door de Raad van State een nieuw bommetje' gedropt; detailhandel is geen dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn en valt hier dus ook niet onder. (

1

) En dat terwijl er op 1 juli een wijziging van het Bro in werking is getreden (art. 3.1.6, lid 4 Bro) die bepaalt dat onderzoek naar de actuele regionale behoefte (in het kader van de Ladder), waar het gaat om de vestiging van een dienst in de zin van de Dienstenwet, slechts tot doel mag hebben na te gaan of de vestiging van deze dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dus geldt de Dienstenrichtlijn nu wel of niet voor detailhandel?

Al sinds de invoering van de Dienstenrichtlijn op 12 december 2006 is er (met name in de literatuur) discussie geweest over deze vraag. Die discussie drong door de inwerkingtreding van artikel 1.1.2 Bro - waarin expliciet werd gemaakt dat er geen strijdigheid mocht zijn met de Dienstenrichtlijn - ook door in de gehele ruimtelijke ordeningspraktijk. De Raad van State omzeilde deze vraag heel handig door te wijzen op het feit dat de Dienstenrichtlijn niet ziet op voorschriften die (uitsluitend) betrekking hebben op ruimtelijke ordening en stedenbouw. (

2

) Hiermee werd vooral heel duidelijk dat economische motieven geen rol mogen spelen bij ruimtelijke plannen en vergunningen. Daardoor kwam de vraag aan de orde wanneer er sprake van ruimtelijke argumenten is en wanneer men op het hellende vlak van de economische argumenten komt?

Voor de ruimtelijke ordeningspraktijk blijft dit de belangrijkste vraag. Niet de vraag of detailhandel een dienst is, ja of nee. In mijn eerste college ruimtelijk bestuursrecht leerde ik immers al dat een bestemmingsplan (of ander ruimtelijk plan) alleen

ruimtelijk relevante aspecten

mocht bevatten. Toentertijd was deze centrale norm in de ruimtelijke ordening opgenomen in artikel 10 WRO:

() voor zover dit ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening nodig is ()

, nu vindt dit zijn (rechts)basis in artikel 3.1 Wro. Economische aspecten zijn dus al op deze grond niet toegestaan. Daarnaast ben je op basis van het algemene Europese recht op vrijheid van vestiging ook al verplicht om eventuele ruimtelijk-functionele beperkingen aan de vestiging van wat voor type bedrijf dan ook, deugdelijk te onderbouwen.

Al met al lijkt de hele discussie omtrent detailhandel en de Dienstenrichtlijn met name een juridisch-technische discussie. Voor de ruimtelijke ordeningspraktijk blijft het uitgangspunt dat ruimtelijke motieven voorop moeten blijven staan en dat ontwikkelingen, detailhandelgerelateerd of niet, altijd zorgvuldig onderbouwd moeten worden. Voor de vraag hoe men dat op een goede manier kan doen (Raad van State-proof), verwijs ik graag naar de cursus

Detailhandel en ruimtelijke sturing

van Berghauser Pont Academy en naar mijn eerdere artikelen over dit onderwerp.

Gerelateerde informatie:

 1)

AbRS 25 juni 2014, 201307133/1

 2) O.a. ABRS 19 januari 2011, LJN BP1354 (Nieuwegein) en ABRS 10 augustus 2011, LJN BR 4596 (Veenendaal).

Artikel delen