Niet alles kan overal, er zijn duidelijke keuzes nodig over hoe we gebruik maken van onze schaarse ruimte. IPO-voorzitter Ina Adema heeft tijdens het Overhedenoverleg op 21 november benadrukt dat er moeilijke maar heldere keuzes nodig zijn in de fysieke leefomgeving, dat het belangrijk is dat het kabinet meer oog heeft voor de samenhang tussen de doelen die het Rijk daarbij stelt, en dat in het volgende overheidsoverleg afspraken nodig zijn hoe we gezamenlijk tot die samenhangende keuzes komen. Daarnaast constateren de provincies een structurele disbalans tussen de ambities, taken, middelen en realisatiekracht van decentrale overheden. De provincies spreken hun steun uit, mede vanuit hun rol als financieel toezichthouder, voor de gemeenten in hun oproep dat er snel een oplossing moet komen voor hun financiële situatie. Ook vragen de provincies zich af het nu verder moet met de provinciale plannen voor het landelijk gebied. De provincies dringen aan op meer duidelijkheid over de gestelde doelen en de bijbehorende middelen voor het landelijk gebied.
De provincies hebben goede plannen om samen met agrarische ondernemers doelen te behalen op het gebied van water, natuur, stikstof en klimaat. Het is echter onduidelijk hoe de provincies verder moeten gaan met deze gebiedsgerichte aanpak. Die duidelijkheid is noodzakelijk om draagvlak te houden bij alle betrokken partners in het landelijk gebied. Het gebrek aan duidelijkheid over zowel de aanpak als de financiering baart zorgen. Zonder die duidelijkheid kunnen provincies hun wettelijke taken op het gebied van natuurherstel, vergunningverlening, toezicht en handhaving niet goed uitvoeren. In het Overhedenoverleg benadrukte minister Wiersma de noodzaak van betrokkenheid van de provincies.
“Voor een sterk bestuur is het van belang dat […] medeoverheden hun taken overal in Nederland kunnen uitvoeren: ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht – en democratische controle daarop – moeten in balans zijn,” schrijft het kabinet in het regeerprogramma. Helaas laat de praktijk een ander beeld zien. Een voorbeeld hiervan is de voorgenomen generieke korting van het kabinet op de specifieke uitkeringen (SPUK) bij de overheveling van deze uitkeringen naar de fondsen. Die korting staat vaak niet in verhouding tot de werkelijke administratieve kostenbesparing en gaat dus ten koste van de realisatiekracht van provincies en gemeenten.
“De provincies willen graag bijdragen aan de opgaven van het kabinet op het gebied van wonen, landbouw, energie, bereikbaarheid, water, economie en cultuur. Maar de aanpak moet wel haalbaar én uitvoerbaar zijn. Dat geldt ook voor keuzes die we maken in onze schaarse ruimte. Niet alles kan meer overal. Provincies zijn baas op eigen bodem, dus laat hen doen waar zij goed in zijn: het regisseren van ruimtelijke opgaven in onze gebieden.” Zegt Ina Adema, namens de gezamenlijke provincies.
Provincies willen de komende tijd duidelijke afspraken maken met het kabinet over de gezamenlijke doelen, de rol en verantwoordelijkheid van elke partij daarin en wat men van elkaar nodig heeft om deze doelen te verwezenlijken. Op die manier moet in aanloop naar de Voorjaarsnota 2025 duidelijk zijn aan welke knoppen gedraaid kan en gaat worden voor de balans tussen taken, ambities, middelen en realisatiekracht. Daarbij zijn de lopende onderzoeken op het gebied van infrastructuur, openbaar vervoer en natuur van groot belang.