De overheid streeft naar een duurzame toekomst voor het landelijk gebied in Nederland. Dit betekent dat de kwaliteit van het water en de natuur goed is en de gevolgen van klimaatverandering worden tegengegaan. Daarnaast wil de overheid dat het landelijk gebied een prettige omgeving is om te wonen en te werken. Ze heeft daarvoor in 2023 het Ontwerp-Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) voorgesteld. Dit beschrijft de bestaande nationale doelen en hoe zij met elkaar samenhangen. Omdat elk gebied anders is, moet de aanpak passen bij de eigenschappen van het gebied (gebiedsgericht). Op basis hiervan gaan de landelijke overheid en de provincies maatregelen nemen om de doelen zo veel mogelijk te halen.
Vier kennisinstellingen hebben samen verkend wat nodig is om te weten of de doelen worden gehaald (monitoring) en hoe de effecten van de maatregelen zichtbaar kunnen worden gemaakt (evaluatie).
De maatregelen hebben invloed op de manier waarop het landelijk gebied in Nederland wordt gebruikt en verdeeld, bijvoorbeeld voor landbouw, wonen en bedrijven. De maatregelen zullen daardoor ook effecten hebben op de welvaart, het welzijn van dier en mens en de leefbaarheid van het platteland. De overheid vraagt daarom naar mogelijkheden om de sociale en economische gevolgen van de maatregelen te evalueren, zoals voor werkgelegenheid en volksgezondheid.
De verkenning laat onder andere zien dat bestaande methoden (zoals meetnetten en modellen) al veel inzichten geven in de effecten van maatregelen voor natuur, water en klimaat. Wel is meer en gedetailleerdere informatie nodig voor een volledige evaluatie. Verder is een overzicht nodig van alle maatregelen van de provincies.
Bestaande methoden houden er onvoldoende rekening mee hoe maatregelen elkaar beïnvloeden. Ook brengen ze de sociale en economische gevolgen van maatregelen niet genoeg in beeld. Met een monitoring en evaluatie die meer op de samenhang tussen natuur, water en klimaat is gericht, kunnen beide wel. Met zo’n systeemgerichte benadering kan de overheid op een slimme manier maatregelen nemen die bijdragen aan verschillende doelen.
De vier kennisinstellingen zijn het RIVM, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Wageningen University & Research (WUR) en Deltares. De verkenning is gedaan op verzoek van de ministeries van LVVN(Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), I&W(Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat) en BZK(Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).