Wanneer een nieuwe ontwikkeling planologisch mogelijk wordt gemaakt, bestaat nogal eens de wens om hierin een bepaalde fasering aan te brengen. De gemeenteraad beschikt daartoe over diverse mogelijkheden.
// ////
Wanneer een nieuwe ontwikkeling planologisch mogelijk wordt gemaakt, bestaat nogal eens de wens om hierin een bepaalde fasering aan te brengen. De gemeenteraad beschikt daartoe over diverse mogelijkheden.
Voorop gesteld dient te worden dat een gemeenteraad bij het bepalen van een fasering beleidsvrijheid toekomt. Dit volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijv. ABRS 5 februari 2014, 201303143). Er zijn diverse mogelijkheden om de beoogde fasering van het plangebied juridisch vorm te geven. Een eerste mogelijkheid is om in het bestemmingsplan te bepalen dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het plan moet worden uitgewerkt (artikel 3.6, eerste lid, sub b, Wet ruimtelijke ordening). Het bestemmingsplan bevat dan een zogenaamde uitwerkingsplicht (zie bijv. ABRS 31 oktober 2012,201205048). In het bestemmingsplan worden regels opgenomen, waaraan de uitwerking dient te voldoen. Dit worden ook wel uitwerkingsregels genoemd.In het bestemmingsplan zelf dient de fasering vastgelegd te worden. Het is onvoldoende om deze fasering uit te werken in de toelichting op het bestemmingsplan, aangezien deze toelichting geen bindend karakter heeft. Ingeval van een uitwerkingsplicht geldt vaak een voorlopig bouwverbod.
Een tweede mogelijkheid om een nieuwe ontwikkeling te faseren, is om de fasering vast te leggen in een exploitatieplan. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeenteraad in bepaalde gevallen namelijk ook een exploitatieplan vast te stellen. Wanneer dit gedaan moet worden, wordt bepaald in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gelezen in samenhang met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Een exploitatieplan dient onder meer vastgesteld te worden ingeval van de bouw van een of meer woningen.
Een exploitatieplan moet onder meer een exploitatieopzet bevatten die, voor zover nodig, bestaat uit een fasering van de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen, en zo nodig koppelingen hiertussen (artikel 6.13, eerste lid, sub c, onder 5, Wro). Op deze wijze kan een gewenste fasering worden aangebracht.
De fasering in een exploitatieplan lijkt gedetailleerder te kunnen zijn dan de fasering in een bestemmingsplan zelf. In het bestemmingsplan zelf dient op grond van artikel 3.1 Wro namelijk sprake te zijn van ruimtelijke relevantie, terwijl dit in het exploitatieplan niet is vereist.
Wanneer een exploitatieplan is vastgesteld, moet hiermee rekening gehouden worden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning. Indien een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt aangevraagd, moet deze geweigerd worden indien het bouwen in strijd is met een exploitatieplan (artikel 2.10, eerste lid, sub c, Wabo). Indien in het exploitatieplan een faseringsregeling is opgenomen, is strijd met deze faseringsregeling een weigeringsgrond voor de aanvraag omgevingsvergunning bouwen (vlg. ABRS 9 februari 2011,200904489). Indien een omgevingsvergunning voor afwijking van het exploitatieplan wordt aangevraagd, kan deze vergunning slechts verleend worden met toepassing van de in het exploitatieplan opgenomen regels inzake afwijking (artikel 2.12, eerste lid, sub b, Wabo).
De gemeenteraad beschikt dus over verschillende mogelijkheden om een nieuwe ontwikkeling in een plangebied te faseren.
// ////
Relevante
wetsartikelen
: 3.6 Wro; 6.12 Wro; 6.13 Wro; 6.2.1 Bro; 2.12 Wabo
mw. mr. Franca Damen
Gerelateerde artikelen: