Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet inwerking getreden. Een wet die alle wetten en regels op het gebied van de leefomgeving vereenvoudigt en bundelt. Doel van de omgevingswet is om processen te vereenvoudigen en versnellen, aldus de bedenkers. De invoering van de Omgevingswet heeft grote gevolgen voor iedereen die te maken heeft met de fysieke leefomgeving, dus (lokale) overheden, bedrijven en inwoners. Jean-Pierre van Mulken, senior adviseur geluid bij TAUW, vertelt wat er voor zijn (industriële) klanten gaat veranderen.
Wie zijn jouw klanten?
Ik werk voornamelijk in opdracht van de industrie, maar ook voor overheden, planontwikkelaars en rechtsbijstandsverzekeringen. Voor de industrie bestaat mijn werk in hoofdzaak uit het uitvoeren van akoestische onderzoeken en geven van geluidadviezen als onderdeel van het aanvragen van omgevingsvergunningen.
Wat gaan jouw klanten merken van de Omgevingswet?
De Omgevingswet biedt voor het beheersen van het geluidsactiviteiten (van bedrijven) een minder gevarieerde en daarmee duidelijkere verzameling aan regels dan de huidige wetgeving. Gemeenten kunnen deze set regels in het definitieve deel van het Omgevingsplan, binnen de door de Rijksoverheid gestelde kaders van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), naar lokale wensen aanpassen.
Dit betekent dat er belangrijke lokale verschillen kunnen ontstaan in de geluid wet- en regelgeving bij vergunningverlening. Dit kan met name in de beginperiode leiden tot onduidelijkheden en mogelijk ook langere proceduretijden maar daarentegen ook meer ruimte bieden voor de continuering en uitbreiden van activiteiten van bedrijven.
Waar moeten bedrijven en adviseurs op letten?
Tijdens de ruime overgangsfase (gemeenten krijgen tot 1 januari 2032 de tijd voor het vaststellen van een definitief Omgevingsplan) zal niet altijd direct duidelijk zijn welke regels er op het moment van beoordelen van een aanvraag lokaal van toepassing zijn en hoe hier in procedures rekening mee gehouden moet worden.
Gemeenten en omgevingsdiensten kampen daarbij naar verwachting met serieuze capaciteitsproblemen als het gaat om de beschikbaarheid van (geluid)specialisten die nodig zijn voor de beoordeling van aanvragen. Voor bedrijven is het van belang om de lokale besluitvormingsprocessen op de voet te volgen, zodat met name de lokaal geldende (geluid)regels geen belemmering vormen voor hun bedrijfsvoering en eventuele toekomstplannen.
Daar komt bij dat, zoals bij iedere nieuwe wet, jurisprudentie de uitwerking van de wetteksten mede vorm zal geven. Zo zijn we bijvoorbeeld erg benieuwd naar de uitwerking van het loslaten van het begrip ‘inrichting’ dat vervangen wordt door ‘milieubelastende activiteiten’.
In deze dynamische en langdurige overgangsperiode is het voor bedrijven en adviseurs van groot belang de nieuwe regelgeving en de uitwerking ervan op de bestaande, toekomstige en aan te vragen activiteiten regelmatig te herijken en de compliance van de vergunning te bewaken.
Zijn er ook positieve veranderingen?
Jazeker. Op dit moment bestaan er erg veel verschillende geluidnormen. Dit normenhuis wordt nu in de basis sterk vereenvoudigd en dus overzichtelijker. De Omgevingswet biedt daarbij gemeenten (binnen de bandbreedte van de instructieregels van het Bkl) meer ruimte en handvatten om de regels naar eigen inzicht lokaal geluidbeleid op te stellen.
Er kan bijvoorbeeld voor gekozen worden om voor de (seizoen)activiteiten in agrarische gebied meer geluidruimte te bieden of levendige horecaconcentratiegebieden in de aan te wijzen waarvoor andere geluidnormen gelden. Binnen de huidige wetgeving waren die mogelijkheden er ook al, maar werden deze maar beperkt door gemeente gebruikt. Met de introductie van de Omgevingswet worden gemeente nogmaals gestimuleerd en ondersteund lokaal geluidbeleid te ontwikkelen. En als het digitale stelsel straks op orde is, dan zijn de regels ook eenvoudig voor iedereen terug te vinden in tegenstelling tot de huidige situatie, waarbij we meer dan eens verrast zijn door het bestaan van lokaal beleid dat niet via openbare kanalen te vinden is.
Hoe gaan gemeenten om met de nieuwe geluidwetgeving?
De rijksoverheid biedt gemeenten een (noodzakelijke) vangnetconstructie voor de overgangsperiode, genaamd ‘de bruidsschat’. Daarin staan een aantal specifieke regels voor geluid die dienen als eerste toetsingskader (zeer vergelijkbaar met de regels van het huidige Activiteitenbesluit).
De bruidsschat is noodzakelijk om te voorkomen dat er een wettelijk vacuüm ontstaat. Het gevaar bestaat hierbij dat gemeenten, mede door het gebrek aan de mogelijkheden van inzet van eigen (geluid)specialisten, de regels uit de bruidsschat één op één worden overgenomen in een omgevingsplan en daarmee de uitdaging van de rijksoverheid om lokaal maatwerk te verlenen uit de weg wordt gegaan.
Dat zou een gemiste kans zijn en niet in lijn zijn met het doelmatig beheer van gebruik van de fysieke leefomgeving wat één van de belangrijke doelstellingen van de Omgevingswet is.