In twee Afdelingsuitspraken van 14 februari 2024 is aan de orde dat een gemeente eerst haar zaakjes niet op orde heeft en daarom haar standpunt bij de rechter niet overeind kon houden - om vervolgens toch aan het langste eind te trekken. In beide gevallen kwamen in een heel laat stadium alsnog – als duveltjes uit een doosje – stukken op tafel die bij vergissing niet eerder waren ingebracht, maar waarvan de inhoud fatale gevolgen had voor het standpunt van de rechtzoekenden. Ik bespreek de uitspraken hieronder.
De eerste zaak is een handhavingszaak over een reclamebord. Het college vraagt een ondernemer om een zonder vergunning aangebracht reclamebord van de gevel te verwijderen. De ondernemer is het hier niet mee eens en beroept zich, met aanvankelijk succes, op het gelijkheidsbeginsel. Een vergelijkbaar bord zonder vergunning in de nabijheid werd immers ongemoeid gelaten. De rechtbank vernietigt vervolgens de beslissing op bezwaar en draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Het succes van de ondernemer was niet bestendig: na het houden van een nieuwe hoorzitting bleekt dat het andere reclamebord gewoon vergund was. Van een vergelijkbaar geval was dus geen sprake. Het bezwaar werd opnieuw ongegrond verklaard en de zaak kwam opnieuw bij de rechter. De ondernemer had er moeite mee dat de vergunning voor het andere bord zo laat nog in het geding was gebracht. De rechter vindt weliswaar dat het college dit nieuwe feit niet op de juiste wijze in de bezwaarprocedure heeft betrokken en vernietigt opnieuw de beslissing op bezwaar, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Om het nieuwe feit dat van een vergelijkbaar geval geen sprake is, kan men immers niet heen in de volledige heroverweging. waartoe het college gehouden was, ook bij het nemen van de tweede beslissing op bezwaar.
De tweede zaak is een handhavingszaak over een dakkapel. Voor een dakkapel is in 2015 een omgevingsvergunning verleend. De gerealiseerde dakkapel is daarmee niet in overeenstemming. Een belanghebbende vroeg om handhaving. Dat werd geweigerd, omdat de afwijking tussen de vergunde en gerealiseerde dakkapel volgens het college te summier was om handhaving te rechtvaardigen. Het besluit van het college hield geen stand in twee instanties. Er moest dus opnieuw op het bezwaar tegen de weigering worden beslist. Toen kwam naar voren dat het college al in 2016 een tweede bouwvergunning had verleend ter legalisatie van de grotere dakkapel. De gerealiseerde dakkapel was overigens ook daar niet mee in overeenstemming: er was iets kleiner gebouwd dan in 2016 vergund. Het college verklaarde de belanghebbende niet-ontvankelijk, omdat procesbelang zou ontbreken. Dat oordeel hield stand bij de rechtbank, maar haalde het niet bij de Afdeling. Het bracht de belanghebbende echter niets: de Afdeling stelt vast dat de afwijking van de vergunning uit 2016 in het voordeel van belanghebbende was. Maar interessanter is dat de Afdeling het college de vrijheid laat om – en in zoverre in afwijking van haar eigen rechterlijke opdracht om opnieuw op bezwaar te beslissen met inachtneming van haar eerdere uitspraak – de nadien ontdekte bouwvergunning uit 2016 in de heroverweging in bezwaar te betrekken.
Vanuit een burgerperspectief kun je zeggen dat beide zaken illustreren dat het bestuursorgaan tot heel laat in de procedure nog gelegenheid heeft om fouten te herstellen, waar de burger dat toch niet in die mate kan. Daar moet de ‘burgerlus” - die in de nu ter visie liggende Wet versterking waarborgfunctie Awb - enige compensatie voor bieden. Maar de burger is in het voorgestelde artikel 8:51e Awb afhankelijk van de rechter of hij hangende het geding de gelegenheid krijgt een beroepsgrond nader te onderbouwen of een door hem ingenomen stelling aannemelijk te maken. Bovendien lijkt mij dat nog iets anders dan een geheel nieuw argument aanvoeren. De nieuwe heroverweging waartoe het bestuursorgaan verplicht is, nadat de rechter een eerdere beslissing op bezwaar heeft vernietigd, biedt het bestuursorgaan duidelijk meer ruimte. Een echt gelijke wedstrijd wordt het dus ook straks niet, maar misschien is dat ook wel een illusie.