Renovatie, sloop-nieuwbouw en de Rotterdamwet zijn nodig voor een goede balans tussen "dragers en vrager" in kwetsbare wijken, zegt BZK-minister Hugo de Jonge. Maar ook rijkere buurgemeenten hebben een taak, vindt hij. Zij moeten meer sociale huur bouwen. “Volkshuisvesting is gemeenschappen bouwen. En een gemeenschap is pas compleet als íédereen er een plekje kan vinden.”
“Ik ben totaal verliefd geraakt op de wijk, de school en het werk daar. In de klas zag ik de veerkracht”, memoreert demissionair minister van BZK Hugo de Jonge zijn tijd in het onderwijs, eerst als leraar aan CBS de Akker en daarna als adjunct-directeur van de Da Costa School. Beide scholen liggen in Rotterdam-Zuid, een stadsdeel waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat.
De Jonge sprak maandag bij een congres georganiseerd door het Nationaal Programma Heerlen-Noord (NPHN). Met dit programma wordt de komende twee decennia gewerkt aan de leefbaarheid in de wijk. De uitdagingen doen er niet onder voor die in het Rotterdam-Zuid waar de minister zijn carrière begon.
Een greep uit de lange lijst statistieken waarop Heerlen-Noord slechter scoort dan de Nederlandse gemiddelden: één op de vijf inwoners is laaggeletterd, één op de tien krijgt een bijstandsuitkering, bijna 30 procent voelt zich onveilig in de wijk. Kinderen die in Heerlen-Noord geboren worden, beginnen hun leven met een grote achterstand: hun gemiddelde levensverwachting ligt zes jaar onder het landelijk gemiddelde.
Het programma richt zich dus op de jeugd en onderwijs is een belangrijke pijler. Maar volkshuisvesting is minstens zo belangrijk om wijken als Heerlen-Noord vooruit te helpen, vindt De Jonge.
Dat zag hij al in Rotterdam-Zuid, zegt hij. In sommige buurten daar zit “wel 90 procent” sociale huur, waarvan een groot deel in bezit is van particuliere huisbazen, niet zelden verkamerd en verkrot. Ruim aanbod van betaalbare huurwoningen werkte lange tijd goed, benadrukt de minister, bijvoorbeeld voor het huisvesten van havenarbeiders in Rotterdam-Zuid of mijnwerkers in Heerlen-Noord. “Maar in de huidige context werkt het niet meer.”
Hij licht toe: “Als de fysieke samenstelling een magneet wordt voor problemen, krijg je een disbalans tussen ‘dragers’ en ‘vragers’. Ik ben niet verwijtend naar de mensen met problemen, maar als de intensiteit zo groot wordt, dan wordt het moeilijker oplosbaar. Het loont om aan de samenstelling van de wijk te werken.”
De minister wijst op een aantal middelen die gemeenten hebben om groepen inwoners meer te mengen. Bijvoorbeeld met sloop-nieuwbouw. “Maar nog veel vaker met renovatie. Sloop-nieuwbouw maakt vaak meer kapot dan je lief is. In het verleden hebben we misschien wel te veel gesloopt.”
Ook de Rotterdamwet en een recente aanpassing van de huisvestingswet bieden kansen, zegt De Jonge. Met de Rotterdamwet kunnen gemeenten bepaalde inwoners weren uit kwetsbare gebieden. De wijziging van de huisvestingswet doet juist het tegenovergestelde: daarmee kunnen gemeenten meer woningen reserveren voor middeninkomens of ‘maatschappelijke beroepen’.
Meer agenten, zorg- en onderwijspersoneel en minder concentratie van kwetsbare bewoners komt de leefbaarheid ten goede, is het achterliggende idee. Die aanpak is niet zonder controverse. Effectiviteit van de Rotterdamwet werd nooit aangetoond en de wet schuurt met mensenrechten. Wetenschappers waarschuwen bovendien voor overschatting van hoeveel armere inwoners daadwerkelijk profiteren van kapitaalkrachtigere nieuwkomers.
Heerlen heeft er evenwel oren naar. De gemeente voerde eind 2023 een ‘draagkrachttoets’ in voor delen van Heerlen-Noord, waarbij gekeken wordt of potentiële nieuwe bewoners van de wijk onder meer voldoende binding met de gemeente hebben. Het is een Rotterdamwet-light, en in de toekomst staat de stad mogelijk open voor het daadwerkelijk invoeren van deze wet, zegt wethouder wonen Casper Gelderblom.
Maar Heerlen kan het hoe dan ook niet alleen, is de tendens op het congres. Andere gemeenten moeten meer de verantwoordelijkheid nemen, klinkt het. Heerlen-Noord heeft 40 procent sociale huur, een stuk meer dan veel rijkere buren. Daarmee werkt de wijk als ‘magneet’ voor lagere inkomens die elders lastig aan betaalbare huisvesting komen.
De nieuwe bewoners komen soms van ver, tonen nieuwe data die onderzoeker bij het Nationaal Programma Heerlen-Noord Dennis Martens vergaarde. “Waarom verhuist een alleenstaande moeder met drie kinderen van 200 kilometer verderop naar Heerlen-Noord?”, vraagt hij zich retorisch af. Omdat er betaalbare woningen zijn, laat het antwoord zich raden. Martens: “En waarom zouden gemeenten met weinig armoede, dan niet in staat zijn om hun ‘eigen’ armeren aan een huis te helpen?”
Minister De Jonge kan zich erin vinden. “Je ziet een afwerende houding bij gemeenten voor de bouw van sociale huur”, constateert hij. Hij maakte daarom al afspraken met de decentrale overheden over de bouw van betaalbare woningen. Maar daarbij ontbrak een “stok achter de deur”, zegt hij.
Zijn Wet versterking regie volkshuisvesting moet die stok bieden. Als die wordt ingevoerd, moeten gemeenten met minder sociale huur dan het landelijk gemiddelde 30 procent sociaal bouwen bij nieuwbouw. De Jonge: “De wet geeft ons de mogelijkheid om weer te doen wat we in Nederland al decennia deden: bepalen voor wie, waar en hoeveel we bouwen.”
Andersom zullen wijken als Heerlen-Noord dan meer middeldure woningen moeten bouwen, vindt De Jonge. “Een wijk zonder sociale huur is geen complete wijk. Een wijk met alleen maar sociaal ook niet”, zegt hij. “Volkshuisvesting is gemeenschappen bouwen. En een gemeenschap is pas compleet als íédereen er een plek kan vinden.”