Vanaf 10 maart 2020 treden er nieuwe regels in werking om energie te besparen, het comfort in woningen te verbeteren en de energierekening te verlagen. Deze regels komen voort uit de Europese richtlijn Energieprestatie van Gebouwen (2018/844).

Gemeenten zijn bevoegd gezag voor toezicht en handhaving van deze verplichtingen en kunnen er, vanwege de samenhang met andere energie- milieuregelgeving, voor kiezen om deze taken bij Omgevingsdiensten neer te leggen.,
Om gebouwen energiezuiniger te maken worden eisen voorgeschreven voor installaties in gebouwen. Als er een nieuwe installatie wordt geïnstalleerd of een bestaande installatie wordt aangepast gelden er eisen voor de energieprestatie en het adequaat dimensioneren, installeren, inregelen en de instelbaarheid van installaties. Deze eisen zijn van toepassing op installaties voor ruimteverwarming, ruimtekoeling, ventilatie, warm tapwater, ingebouwde verlichting en gebouwautomatisering en -controlesystemen. Ook moet de installateur aan de gebouweigenaar een document overhandigen van de energieprestatie van de installatie. De installateur kan daarbij gebruik maken van een standaard format en een digitale tool.
Daarnaast moeten nieuwe gebouwen zijn toegerust met apparaten die de binnentemperatuur regelen, zoals een thermostatische radiatorknop en een kamerthermostaat. Aan deze eis kan ook met een gebouwautomatisering- en controlesysteem voldaan worden. In bestaande gebouwen geldt deze verplichting ook, maar dan alleen bij het vervangen van warmteopwekkers, zoals een CV-ketel. Er geldt een vrijstelling voor gevallen waarbij de meerkosten voor het aanbrengen van de apparatuur meer zijn dan 20 procent van de totale installatiekosten.
Verwarmings- en airconditioningsystemen moeten voortaan vanaf een nominaal vermogen van 70 kW respectievelijk om de 4 en 5 jaar worden gekeurd. Dit betekent dat de keuringsverplichtingen alleen nog gelden voor grotere installaties. Is één van beide systemen gekoppeld aan een ventilatiesysteem, dan moet dit ventilatiesysteem ook gekeurd worden. Daarnaast is de verwarmingskeuring voortaan van toepassing op het gehele verwarmingssysteem, niet alleen op de stookinstallatie. De keuringsverplichtingen gelden niet als er een energieprestatiecontract is afgesloten of wanneer er een gebouwautomatisering en -controlesysteem is dat aan bepaalde eisen voldoet.
Gebouwen met verwarmings- of airconditioningsystemen met een vermogen van meer dan 290 kW moeten vanaf 1 januari 2026 zijn voorzien van een gebouwautomatisering en -controlesysteem (GACS). Dit gebouwautomatisering en -controlesysteem moet in staat zijn om:
het energieverbruik permanent te controleren, bij te houden, te analyseren en de bijsturing ervan mogelijk te maken;
de energie-efficiëntie van het gebouw te toetsen, rendementsverliezen van technische bouwsystemen op te sporen, en de beheerder van de voorzieningen of technische installaties te informeren over de mogelijkheden om dit te verbeteren;
de communicatie met verbonden technische bouwsystemen en andere apparaten in het gebouw mogelijk te maken. Ook moeten de systemen interoperabel zijn met technische bouwsystemen van verschillende soorten eigendomstechnologieën, toestellen en fabrikanten.
Utiliteitsgebouwen die zijn voorzien van een GACS dat aan de hier boven genoemde vereisten voldoet zijn vrijgesteld van de keuringsverplichtingen. In het verleden werd het toezicht en handhaving op de keuringen voor verwarmingssystemen door gemeenten gedaan en het toezicht en handhaving op de keuringen voor airconditioningsystemen door ILT. Vanaf 10 maart 2020 ligt het toezicht en handhaving voor zowel verwarmings- als airconditioningsystemen bij gemeenten, die deze taken weer kunnen neer leggen bij Omgevingsdiensten.
Bij nieuwe utiliteitsgebouwen en utiliteitsgebouwen die een ingrijpende renovatie krijgen met meer dan 10 parkeervakken moet minimaal 1 oplaadpunt voor de gehele parkeergelegenheid worden gerealiseerd in combinatie met leidingen voor oplaadpunten voor 1 op de 5 parkeervakken. Als de kosten van het aanleggen van deze leidingen hoger zijn dan 7 procent van de totale renovatiekosten, geldt er een vrijstelling van deze verplichting.
Daarnaast komt er vanaf 1 januari 2025 een verplichting tot het aanleggen van minimaal 1 oplaadpunt bij bestaande utiliteitsgebouwen met meer dan 20 parkeervakken, ook als deze gebouwen niet worden verbouwd.
Bij nieuwe woningen en woningen die een ingrijpende renovatie krijgen met meer dan 10 parkeervakken moeten leidingen voor oplaadpunten worden gerealiseerd. De verplichting geldt wanneer de parkeergelegenheid op hetzelfde terrein (bouwperceel) ligt. Als de kosten van het aanleggen van deze leidingen hoger zijn dan 7 procent van de totale renovatiekosten, geldt er een vrijstelling van deze verplichting.
Momenteel wordt er gewerkt aan een handhavingsprotocol met hierin opgenomen een handhavingsstrategie. Het doel van dit handhavingsprotocol is om gemeenten en Omgevingsdiensten te helpen bij de handhaving van de bepalingen.
Het protocol wordt opgezet samen met VNG, Omgevingsdiensten en Bouw- en Woningtoezicht Nederland met inbreng van marktpartijen. Zodra het protocol gereed is zal dit gepubliceerd worden op de website van RVO.
Eisen aan energiezuinigheid installaties: https://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/wetten-en- regels/bestaande-bouw/epbd-iii/systeemeisen-technische-bouwsystemen
Technische keuringen verwarmings- en aircosystemen: https://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/wetten-en- regels/nieuwbouw/epbd-iii/technische-keuringen-verwarmings-en-aircosystemen
Laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer: https://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/wetten-en- regels/nieuwbouw/epbd-iii/laadinfrastructuur-elektrisch-vervoer
Voor de complete wetteksten verwijzen we graag naar het Staatsblad voor het gewijzigde Bouwbesluit en naar de Staatscourant voor de gewijzigde Regeling.
Voor vragen verwijzen wij u naar RVO klantcontact.