Een groot deel van de milieuproblemen in de veehouderij kan met technische innovaties worden opgelost, maar veehouders moeten ook extensiveren om de doelen te halen. Dat blijkt uit de ‘Verkenning effecten landbouwinnovaties’ van WUR-onderzoekers Gerard Ros en Wim de Vries die op 20 januari uitkwam. Onderzoeker Gerard Ros licht het onderzoek toe.
In opdracht van het Interprovinciaal Overleg (IPO, de samenwerkende provincies) bepaalden de WUR-onderzoekers het potentieel van landbouwinnovaties om de emissies van ammoniak, broeikasgassen en nitraat voldoende te verlagen.
Als alle beschikbare innovaties worden toegepast in de veehouderij en alle boeren meedoen, komen de landelijke doelen op het gebied van ammoniak en broeikasgassen binnen bereik, stellen de onderzoekers. Maatregelen in de stal, zoals aanzuring van mest, scheiden van urine en faeces en het snel afvoeren van mest, leveren de meeste milieuwinst op. Verder helpen voermaatregelen, mestverwerking en precisiebemesting om de doelen te halen. ‘Het grote aantal beschikbare innovaties biedt bedrijven perspectief om de juiste maatregel te selecteren.’
Als de onderzoekers alle praktisch haalbare emissiereducties optellen, komen ze op een reductie van de ammoniakuitstoot van 41-50% en een reductie van broeikasgassen tussen 27-48% in de komende vijf jaar. In alle provincies kan hiermee de opgave in het NPLG worden gehaald. Het lange-termijndoel in 2050, halvering van de emissie van broeikasgassen, is een stuk lastiger.
Voor de waterkwaliteit levert het maatregelenpakket een divers beeld op. De maatregelen zorgen voor voldoende verbetering van grondwaterkwaliteit, maar de NPLG-opgaven voor het oppervlaktewater worden niet gehaald in de meeste provincies.
De onderzoekers concluderen: ‘Realisatie van de landelijke opgaven voor ammoniak, broeikasgassen en uit- en afspoeling van nutriënten is alleen mogelijk als alle bedrijven ofwel extensiveren ofwel innovaties op een juiste manier implementeren in hun bedrijfsvoering. Een combinatie van beide is dus vrijwel zeker nodig om tot verduurzaming van de Nederlandse landbouw te komen.’
Onderzoeker Gerard Ros licht het rapport nader toe.
Gerard Ros: ‘Dit onderzoek maakt deel uit van een strategische verkenning van IPO in het kader van het NPLG, waarbij provincies een regierol hebben om de doelen in het landelijk gebied te realiseren. Ze wilden weten hoe ver ze kunnen komen met innovaties om de milieudoelen te halen en welke maatregelen dan kansrijk zijn. Wij hebben een literatuurstudie gedaan en een workshop gehouden om de innovaties te beoordelen.’
‘We hebben innovaties in de veehouderij beoordeeld, inclusief de toediening van mest in zowel de veehouderij als akkerbouw. Voor de waterkwaliteit is het evident om de toediening van mest in de akkerbouw mee te nemen. Voor ammoniak en broeikasgassen levert de melkveehouderij de grootste bijdrage én daar ligt ook de grootste potentie. Waar de intensieve veehouderij de afgelopen jaren al veel heeft geïnvesteerd in maatregelen om de emissies te verlagen, produceert de melkveehouderij nog relatief veel ammoniak en broeikasgassen. Melkvee biedt daarom de grootste potentie voor verbetering.’
‘In de stal leidt het (biologisch) aanzuren van mest tot minder ammoniakemissies. Minder eiwit in het voerrantsoen en meer weidegang helpen ook. Om de broeikasgassen te verlagen, is daarnaast mestverwerking nodig en een betere mesttoediening op het land. Mestverwerking is ook goed om ammoniak te verlagen. Gezien de grote hoeveelheid innovaties kunnen boeren een keuze maken uit de maatregelen die het beste bij hun bedrijf en milieuomgeving passen.’
‘De luchtwassers werken in principe, maar je moet ze wel aanzetten en goed onderhouden. Er is veel discussie over de luchtwassers omdat deze in de praktijk minder ammoniak vastleggen dan op papier, maar ze dragen wel bij. Verder hebben de varkens- en kippenhouders niet veel opties in vergelijking met melkveehouders; ze kunnen het voer optimaliseren, mest aanzuren en mestvergisting toepassen. Mestvergisting wordt in het licht van de opgaves voor broeikasgassen een belangrijke innovatie, waarbij boeren een keuze krijgen: investeren ze per bedrijf of gaan ze samen investeren?’
Ros: ‘Maatregelen in stallen zijn relatief duur en vergroten het risico op een technische ‘lock-in’: boeren zitten dan vast aan deze technologie. Het snel scheiden, afvoeren en verwerken van mest in de stal én een goede mesttoediening in het veld is een goedkopere strategie maar levert minder milieuwinst op voor broeikasgassen. Er zijn vooralsnog veel innovaties beschikbaar om de ammoniakemissies terug te dringen, en minder voor methaan. Hier is meer innovatie nodig en gewenst.’
‘Klopt. We kunnen de nitraatdoelen voor het grondwater halen als alle boeren een goede landbouwpraktijk toepassen, zei WUR-collega Edo Gies al. Voor oppervlaktewater zijn de knelpunten groter, omdat fosfaat hierbij een belangrijke rol speelt. Veel bodems hebben hoge concentraties fosfaat door de bemestingspraktijk in het verleden. De vraag nu is: hoe brengen boeren die vervuiling stapsgewijs terug? Door minder de bemesten, zodat de fosfaatvoorraden in de bodem afnemen. Maar dit is een zaak van de lange adem: effecten van een goede bemestingspraktijk zijn pas over 10 a 20 jaar zichtbaar. Daarom zijn ook aanvullende maatregelen nodig in het watersysteem, zoals een goede doorvoer van water, voldoende diepe sloten en een goed beheer van de slootkant.
Ros: ‘We hebben de potentiële innovaties in beeld gebracht en dan berekend: wat kunnen ze opleveren als iedereen meedoet? In de praktijk is dat nog een hele uitdaging. Ten tweede zijn veel innovaties getest op praktijkbedrijven, maar dat is een beperkt aantal bedrijven en we weten niet hoe zo’n systeem over de hele linie uitpakt. Ten derde: innovaties zijn een deel van de oplossing. Veehouders moeten ook kijken naar extensivering, ofwel minder koeien per hectare, dus een krimp van de veestapel. Wellicht lopen ze minder risico’s met extensiveren dan met de aanschaf van dure technologie. Verduurzamen is meer dan innoveren.’