Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Invoeringswet Wabo: Bij overtreding geldt oude wet, bij concreet zicht op legalisatie ook nieuwe wet

Uit art. 1.6 Invoeringswet Wabo kan worden afgeleid dat voor beantwoording van de vraag of van een overtreding sprake is, het recht zoals dit gold voordat de Wabo in werking trad, bepalend is. Voor de vraag echter of concreet zicht op legalisatie bestaat, is het bepaalde in de Wabo wel van belang.

Rechtspraak 15 February 2012

Invoeringswet Wabo: Bij overtreding geldt oude wet, bij concreet zicht op legalisatie ook nieuwe wet

Uit art. 1.6 Invoeringswet Wabo kan worden afgeleid dat voor beantwoording van de vraag of van een overtreding sprake is, het recht zoals dit gold voordat de Wabo in werking trad, bepalend is. Voor de vraag echter of concreet zicht op legalisatie bestaat, is het bepaalde in de Wabo wel van belang.

Lastgeving oplegging van een dwangsom het gebruik van het pand voor kamerbewoning te staken en gestaakt te houden wegens strijd met de bestemming "Bouwklasse A" en dat het gebruiksverbod als opgenomen in art. 352, lid 1, van de Bouwverordening 1965 daarop van toepassing is.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 maart 2010 in zaak nr. 200907266/1/H1, LJN: BL7012), moet uit de artt. 9.3.2 en 9.1.4, lid 4, van de Invoeringswet Wro, in onderlinge samenhang bezien, worden afgeleid dat de onder de Woningwet 1901 tot stand gekomen uitbreidingsplannen hun rechtsgevolg behouden tot vijf jaar na inwerkingtreding van de Wro. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 26 november 2008 in zaak nr. 200708557/1, LJN: BG5339, is met art. 9.1.4 van de Invoeringswet Wro beoogd dat een bestemmingsplan dat op grond van de WRO tot stand is gekomen het rechtsgevolg behoudt dat het onder de WRO had.

Nu een uitbreidingsplan is gelijkgesteld met een bestemmingsplan dat tot stand is gekomen onder de WRO, is het in art. 352, lid 1, van de Bouwverordening 1965 opgenomen gebruiksverbod niet van rechtswege vervallen ingevolge art. 122 van de Gemeentewet en blijft dit op het uitbreidingsplan van toepassing.

Op 1 oktober 2010 zijn de Wabo en de Invoeringswet Wabo in werking getreden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 juni 2011 in zaak nr. 201007465/1/R1, LJN: BQ9624), ontneemt de Wabo, noch de Invoeringswet Wabo, de rechtskracht die de Wro en de Invoeringswet Wro toekent aan bestemmingsplannen die met toepassing van de WRO tot stand zijn gekomen, terwijl de geschiedenis van de totstandkoming van de Wabo geen aanwijzing bevat dat de wetgever met de benadering als neergelegd in de hiervoor genoemde uitspraak in zaak nr. 200708557/1 heeft willen breken. Dit betekent dat de Wabo, noch de Invoeringswet Wabo tot gevolg heeft dat het verbod als bedoeld in art. 352 van de Bouwverordening 1965 is vervangen door het algemeen verbod met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken in art. 2.1, lid 1, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat verbod blijft derhalve van toepassing op het uitbreidingsplan, zij het ingevolge de artt. 9.1.4, lid 4, en 9.3.2 van de Invoeringswet Wro, in onderlinge samenhang bezien, tot 1 juli 2013.

De Rb. heeft terecht overwogen dat het college, nu het besluit op bezwaar is genomen na inwerkingtreding van de Wabo, bij het nemen van dit besluit ten onrechte niet met toepassing van de Wabo heeft onderzocht of het met het uitbreidingsplan strijdige gebruik kan worden gelegaliseerd. Art. 1.6 van de Invoeringswet Wabo staat daaraan niet in de weg. Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat voor beantwoording van de vraag of van een overtreding sprake is, het recht zoals dit gold voordat de Wabo in werking trad, bepalend is. Voor de vraag echter of concreet zicht op legalisatie bestaat, is het bepaalde in de Wabo wel van belang.

Lees hier de volledige uitspraak

Door Justex

Artikel delen