Als je eenmaal op een kandidatenlijst bent gekomen, kan het gebeuren dat je op enig moment als fractieadviseur wordt gevraagd of ook daadwerkelijk lid van de gemeenteraad wordt. Dan komt er veel op je af: procedures, veel vergaderingen, debatteren, onderhandelen, samenwerking binnen de gemeenteraad en de fractie en verantwoording afleggen aan burgers en organisaties. Voor zowel nieuwe gemeenteraadsleden als raadsleden die al langer meelopen blijft dat een hele uitdaging – Handboek Raadsleden is daarom een onmisbare gereedschapskist voor het betere raadswerk!
‘Heeft u de motie ook op papier?’ vraagt de voorzitter.
De man achter het spreekgestoelte kijkt wat verbaasd. Die vraag had hij niet aan zien komen. ‘Ja...,’ stamelt hij. ‘Dat heb ik niet.’ De voorzitter maakt een smakgeluidje, klaar om het woord te nemen. ‘Maar ik heb ’m precies in mijn hoofd,’ probeert de man nog. De voorzitter slaat haar ogen neer. ‘Nee, zo werkt het niet. Ik moet ’m op papier,’ zegt ze. ‘Volgende keer dan maar.’
Na de komende verkiezingen is voor ongeveer een derde van alle te installeren raadsleden het ambt nieuw. Verkiezingen zorgen voor die vernieuwing, de ene partij wordt ineens groter en dat gaat ten koste van de meer ervaren kandidaten op een andere lijst. Het hoort bij democratie dat de kiezer de koers bepaalt, ook als deze richting frisse wind voert.
Het is niet de grootste oorzaak voor wisseling van de wacht. Kiezers zijn over het algemeen behoorlijk conservatief en stemmen vaak vertrouwd. Een ander deel van de vernieuwing komt uit partijen. Kieslijsten schonen per verkiezingen op. Partijbesturen, of liever gezegd: politieke verenigingen die iets anders willen met de richting of met het profiel. Nieuwe mensen, nieuwe gezichten en nieuwe ideeën. Maar de grootste oorzaak voor de forse aanwas van debuterende raadsleden is te vinden bij de oud-raadsleden. Steeds vaker houden ze er na één bestuursperiode al mee op. Te druk met werk, of het viel toch tegen wat je kan bereiken zijn bij afscheid de meest gehoorde commentaren. Het zijn – helaas – ook steeds vaker voorkomende geluiden. De laatste jaren stopten raadsleden er steeds vaker eerder. Al na vijf jaar en elf maanden gemiddeld stoppen de lokale volksvertegenwoordigers. Raadsleden die twee volle termijnen mee lopen lijken een uitzondering te worden.
Zo kan het gebeuren dat er voor de komende vier jaar in uw gemeente maar liefst voor de helft nieuwe leden aantreden. Is dat erg? Nee. Niet echt. Onze democratie is erop ingericht om door betrekkelijk onervaren mensen te worden uitgevoerd. Het is immers lekenbestuur. Voor het raadslidmaatschap is geen vooropleiding nodig. Alleen ervaring met het dagelijks leven en verblijven in de gemeenschap die de gemeente (of de provincie, of de staat) is, zou genoeg moeten zijn. Natuurlijk komen er wel andere dingen bij kijken. Die ervaring moet er wel toe hebben geleid dat je een bepaald idee hebt over waar het naartoe moet met die samenleving, al dan niet door een politieke ideologie ingegeven. Je hebt het netwerk en de vaardigheden nodig om verhalen die dat idee ondersteunen uit de samenleving op te halen. En ja, je moet niet op je mondje zijn gevallen en snappen dat politiek bedrijven betekent dat je met soms radicaal andersdenkenden elke keer weer hetzelfde soort gesprek aan moet gaan.
Maar voor de rest is er niet zo veel nodig. Je krijgt je stukken van het college, je vindt daar wat van en uiteindelijk stem je voor of tegen. Het raadslidmaatschap is prima in te vullen door vanaf je installatie in de tobbe te stappen en je in de wildwaterbaan van vier jaar mee te laten voeren. Genoeg leden, en soms hele raden, sluiten hun bestuursperiode zo af. Maar of je daarmee aan de knoppen van het gemeentebestuur zit? Of dat ertoe leidt dat, zoals in de Grondwet opgeschreven hoofdregel staat, de raad en niemand anders het hoogste orgaan van de gemeente is? Of je daarmee invulling geeft aan het uitgangspunt dat – in een democratie – het volk regeert?
Nee. Niet echt. Het reactief invulling geven aan je kiezersmandaat is eerder een recept voor teleurstelling. Gedesillusioneerd jezelf aan het einde van de periode moeten afvragen ‘is dit het nu?’ Want nee: dat is het niet. Om goed invulling te geven aan je ambities de gemeente te besturen komt meer kijken dan alleen het hebben van praatjes. Het vraagt techniek, kennis hebben van de regeltjes en procedures die in dit zakboek haast uitputtend zijn beschreven. Het schrikt misschien af. Sommige regels zijn gedetailleerd en lijken overbodige bureaucratie.
Dat komt omdat ze niet zijn geschreven voor het individuele raadslid. Het is misschien een deceptie maar de wet- en regelgeving zijn er niet om het werk van het individuele raadslid makkelijker te maken. De regels zijn er om democratie mogelijk te maken. En democratie betekent niet alleen leuk discussiëren met die andersdenkenden, maar er ook mee samenwerken. Soms onderhandelen om een compromis te sluiten maar meestal – en als het gaat zoals het hoort te gaan – aan de voorkant een goed debat voeren om met elkaar een gezaghebbende afweging te maken over hoe het beleid van de gemeente (of provincie, of de staat) eruit moet zien.
Daar komt wél wat bij kijken. Het betekent dat je weet dat met een motie ‘slechts’ een politieke uitspraak wordt gedaan en een amendement het beleid pas echt verandert. Wat de agendacommissie doet. Hoe het vergadermodel werkt. Dat een kader- of voorjaarsnota meer richting geeft dan een pittig begrotingsdebat.
Met die regels organiseren we dat we een samenleving zijn waar we van mening verschillen en dat er een groep gekozenen namens ons het woord voeren en de besluiten nemen. Je komt erachter dat het je organiseren in een ‘fractie’ handig maar niet essentieel is voor ons staatsrecht. En dat met dat gegeven wordt beoogd dat debatten in de openbaarheid worden gevoerd in plaats van in de fractiekamer. Zodat die kiezer, die ons slechts één keer een onherroepelijk mandaat heeft gegeven, ook deelgenoot kan worden van de afweging die het hoogste orgaan van de gemeente heeft gemaakt. En zo de legitimiteit van besluiten wordt vergroot.
Die regels zijn de beste garantie voor democratie en goed democratisch bestuur – en die regels staan in dit handboek. Hoe gedetailleerd ze ook zijn, de techniek van de Gemeentewet, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (de abbb) en het eigen Reglement van Orde maakt het mogelijk dat je politiek kán bedrijven. En dat het makkelijker wordt om de idealen die je naar het ambt dreven te verwezenlijken.
Het zal niet van je vragen dat je je dit boek voorafgaand je raadslidmaatschap van kaft tot kaft eigen hebt gemaakt. Hoe leuk ik het ook zou vinden die af te nemen, er is bij je installatie geen mondelinge overhoring. Het vraagt wel dat je na een eerste blik het er af en toe eens bij pakt. Bijvoorbeeld dat je, voordat je je politieke ideeën inbrengt, in dit boek eens opzoekt hoe je dat het beste kan doen. Met welke begrotingsregels je van een motie een amendement maakt. Wat ‘geheimhouding’ nou precies betekent. En of je werkelijk ‘niets meer te zeggen’ hebt over de gemeenschappelijke regeling (spoiler: nee).
Het is mijn hoop dat je daarvoor vaak in het boek moet kijken. Het is mijn verwachting dat daardoor je niet alleen een prettiger verloop van het raadslidmaatschap ervaart, maar ook jouw gemeente de komende vier jaar beter wordt bestuurd. Dat aan het eind niet jij, maar de rug van dit boek is gesloopt.
Om de doodeenvoudige reden dat de raadsleden, bij gebrek aan een beter woord, ‘professioneel’ hun ambt en hun verantwoordelijkheid hebben ingevuld. Want ook al is het hoogste orgaan een lekenbestuur, het betekent niet dat het door amateurs moet worden uitgevoerd. Ook al begon je aan dit avontuur door een roeping of een electorale toevalligheid, na jouw installatie bent je samen met jouw collega’s van Rozendaal tot Rotterdam verantwoordelijk voor de jaarlijkse besteding van een bedrag tussen de 3,2 miljoen en de 3,7 miljard euro. Daar mag best wat voorbereiding tegenover staan.
‘Moet dat op papier? Waar staat dat dan?’ vraagt de man met een ineens kleinere stem. Nu is het aan de voorzitter om verbaasd te kijken. Schichtig schiet haar blik naar de griffier en weer terug. ‘Het is nu eenmaal zo,’ zegt ze. De man trekt één wenkbrauw markant op. De voorzitter zucht. ‘We zoeken het wel even op.’
Op de publieke tribune probeer ik het gegniffel te negeren. Hoewel dit geklungel natuurlijk prima theater is, zou je toch willen dat de gemeente (of de provincie, of de staat) met meer kennis van regels werd bestuurd.
Geschreven door: J.L.W. (John) Bijl