In dit blogbericht bespreken wij een aantal in het oog springende wijzigingen op het gebied van het nationale bestuurs- en omgevingsrecht die per 1 januari 2026 (of op een nader bepaald / te bepalen ander moment) van kracht worden. Dit blogbericht is onderverdeeld in de thema’s algemeen bestuursrecht, energie en klimaat, omgevingsrecht, mobiliteit en infrastructuur, zorg en jeugd, voedsel- en productveiligheid en overige wijzigingen in wet- en regelgeving.

[bijgewerkt tot 15 december 2025]
Algemeen bestuursrecht
Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer
De Wet van 10 mei 2023 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling 2.3 van die wet (Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer, Wmebv) wijzigt de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een aantal andere wetten. In de Awb wordt afdeling 2.3 ‘Verkeer langs elektronische weg’ toegevoegd. In deze afdeling staan bepalingen over elektronisch berichtenverkeer van burgers en bedrijven aan bestuursorganen en vice versa.
De Wmebv treedt grotendeels per 1 januari 2026 in werking, met uitzondering van twee onderdelen: op 1 januari 2025 is met de Wmebv aan artikel 4:4 Awb een nieuw lid 2 toegevoegd. Daarnaast treden met ingang van 1 januari 2027 de toevoeging van artikel 2:10, tweede lid, Awb en het vervallen van artikel 2:13, vierde lid, Awb in werking (Stb. 2024, 321).
Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk
Met de Wet van 18 juni 2025, houdende regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk) wordt een adviescollege voor onbepaalde tijd ingesteld dat zich richt op de toetsing van regeldrukeffecten van voorgenomen regelgeving. Het eerder ingestelde, tijdelijke adviescollege toetsing regeldruk wordt daarmee omgezet in een permanent adviescollege. De taken van het adviescollege komen grotendeels overeen met het tijdelijke adviescollege, aldus de wetgever. De taken die het adviescollege erbij krijgt zijn onder meer de toetsing van de regeldrukeffecten voor Nederland van voorstellen voor Europese wetgeving (artikel 3, eerste lid, onderdeel c) en de advisering over de regeldruk van beleidsvisies (artikel 3, vijfde lid). De wet treedt op 1 januari 2026 in werking (Stb. 2025, 279).
Wet kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces
Met de Wet van 24 september 2025, houdende wijziging van de Kieswet, houdende regels over taken van de Kiesraad met het oog op de bevordering van de kwaliteit van de uitvoering van het verkiezingsproces (Wet kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces) worden de taken van de Kiesraad uitgebreid, ter verbetering van het verkiezingsproces. Met de wet wordt in de Kieswet onder meer paragraaf 3 ‘Kwaliteitsbevordering van de uitvoering van het verkiezingsproces’ toegevoegd. De wet treedt op 1 januari 2026 in werking (Stb. 2025, 320).
Wet versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II
Met de Wet van 29 oktober 2025 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met verdere versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit (versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II) worden onder meer artikelen 8:16, 8:18 en 8:20 Awb (over de wraking van rechters) aangevuld. In deze artikelen wordt (1) de term ‘bestuursrechter’ vervangen door ‘meervoudige kamer’, (2) toegevoegd dat de rechter wiens wraking is verzocht zich dient te onthouden van het verder behandelen van de zaak, waaronder begrepen het nemen van beslissingen, tenzij dit geen uitstel duldt, en (3) toegevoegd dat indien het verzoek om wraking kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, de meervoudige kamer kan beslissen het verzoek zonder behandeling ter zitting af te doen. De aanpassingen in de Awb treden per 1 januari 2026 in werking (Stb. 2025, 414).
Energie en klimaat
Energiewet en Energiebesluit
De Wet van 11 december 2024, houdende regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) vervangt de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998. Met de Energiewet beoogt de wetgever een gemoderniseerd en geactualiseerd ordeningskader te bieden voor de energiesystemen van zowel gas als elektriciteit. De Energiewet strekt tevens tot (her)implementatie van een aantal Europese richtlijnen en verordeningen, en tot uitvoering van enkele onderdelen van het Klimaatakkoord. De hoofdthema’s van de Energiewet zijn door de wetgever onderverdeeld in de volgende zes pijlers: (1) een versterkt kader voor toekomstige systeemintegratie, (2) energiedata als noodzakelijke en kansrijke grondstof, (3) systemen op orde en ondersteunend voor de energietransitie, (4) ruimte voor nieuwe markt-initiatieven, (5) meer bescherming van de eindafnemers, en (6) toezicht. De Energiewet treedt grotendeels in werking per 1 januari 2026 (Stb. 2025, 40). Gelijktijdig treedt het Besluit van 3 november 2025, houdende regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiebesluit) grotendeels in werking en worden de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ingetrokken (Stb. 2025, 348).
Omgevingsrecht
Verzamelbesluit Omgevingswet IenW milieu 2025
Het Besluit van 4 september 2025 tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit, het Invoeringsbesluit Omgevingswet, het Asbestverwijderingsbesluit 2005, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Verzamelbesluit Omgevingswet IenW milieu 2025) treedt op 1 januari 2026 in werking, met uitzondering van een aantal onderdelen (Stb. 2025, 242). Het verzamelbesluit bevat beleidsinhoudelijke en technische wijzigingen, te doen met het milieu en de leefomgeving.
Wijziging Waterschapswet, Waterwet en Awb, Waterregeling en Regeling vaststelling primair energiegebruik voor waterschappen
De Wet van 10 februari 2025 tot wijziging van de Waterschapswet, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht in verband met het versterken van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing, het geven van ruimte aan nieuwe ontwikkelingen en het oplossen van enkele knelpunten biedt waterschappen betere mogelijkheden om het profijtbeginsel toe te passen. De wet beoogt dat waterschappen door de wetswijzigingen beter kunnen inspelen op (toekomstige) ontwikkelingen in het eigen waterschap, zoals klimaatopwarming, de circulaire economie, de energietransitie en veranderingen in het eigen waterschap. De wet regelt ook dat Rijkswaterstaat en waterschappen, voor zover mogelijk, geen schadelijke stoffen meer hoeven te gebruiken bij het meten van de vervuiling in afvalwater. De wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 met uitzondering van artikel I, onderdeel G, onder 5 (waarin het kostendeel verbonden aan het beheer van watersystemen in specifieke gevallen van 30% wordt aangepast naar 25%), dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2028 (Stb. 2025, 101).
Gelet op deze wetswijziging wordt ook de Waterregeling aangepast met de Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 11 november 2025, nr. IENW/BSK-2025/43792, houdende wijziging van de Waterregeling in verband met het aanpassen van de heffingsformule voor de verontreinigingsheffing en het verduidelijken van de voorwaarden voor de aanvraag voor het toepassen van de T-correctie. Deze regeling wijzigt de formule waarmee het zuurstofverbruik wordt bepaald. Ook is een afwijkmogelijkheid voor het bepalen van dit zuurstofverbruik nader uitgewerkt. De regeling treedt met ingang van 1 januari 2026 in werking (Stcrt. 2025, 37639).
Vanwege de besproken wetswijziging krijgen waterschappen onder meer de mogelijkheid om meer hernieuwbare energie op te wekken dan zij nodig hebben voor hun taken. Er mag echter niet meer hernieuwbare energie worden opgewekt dan twee keer het primair energiegebruik voor de watersysteemtaak en drie keer het primair energiegebruik voor de zuiveringstaak. In de Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 14 april 2025, nr. IENW/BSK-2025/72201, houdende vaststelling van regels voor het bepalen van het primaire energiegebruik voor waterschappen (Regeling vaststelling primair energiegebruik voor waterschappen) is opgenomen hoe het primaire energiegebruik wordt bepaald voor elektriciteit, warmte en overige energiedragers. Deze regeling treedt met ingang van 1 januari 2026 in werking (Stcrt. 2025, 11406).
Wijziging Besluit kwaliteit leefomgeving i.v.m. werelderfgoed
Het Besluit van 4 oktober 2025 tot wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de aanwijzing en begrenzing van werelderfgoed en een beperkte ontheffingsmogelijkheid in overeenstemming met het belang van het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed treedt in werking op 1 januari 2026 (Stb. 2025, 355). Dit besluit wijzigt afdeling 7.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) over instructieregels met het oog op het behoud van werelderfgoed. Het besluit actualiseert de lijst van werelderfgoederen (in artikel 7.3 en bijlage XVIII bij artikel 7.4 Bkl) en geeft enige flexibiliteit aan Gedeputeerde Staten bij het verlenen van een ontheffing, mits het gaat om activiteiten die in overeenstemming zijn met het belang van het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed (in artikel 7.4 Bkl).
Wijziging Besluit kwaliteit leefomgeving en Omgevingsbesluit
Het Besluit van 8 september 2025 tot wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met wijzigingen van de veiligheidsnormen van primaire waterkeringen, nieuwe primaire waterkeringen en het schrappen van de primaire waterkering Roggebotsluis past van een aantal primaire waterkeringen (dijktrajecten) de omgevingswaarden en/of de ligging aan. Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 (Stb. 2025, 236).
Wijziging Besluit Woningbouwimpuls 2020
Het Besluit van 8 oktober 2025 tot wijziging van het Besluit Woningbouwimpuls 2020 in verband met actualisatie van begrippen betaalbare woningen en delegatie van criteria voor toekenning wijzigt het Besluit Woningbouwimpuls 2020 (BWi). Deze wijziging is volgens de wetgever nodig omdat, naast het voortzetten van de BWi, een nieuwe reguliere woningbouwbijdrage wordt geïntroduceerd via de beoogde Realisatiestimulans. Het doel van dat instrument is om bij te dragen aan de woningbouwopgave door gemeenten een financiële impuls te geven om woningen in het betaalbare segment te realiseren. De wijzigingen van de BWi zien op de actualisatie van de begripsbepalingen van middenhuur en betaalbare koop en actualisatie van de nadere voorwaarden die worden gesteld aan de activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt worden verplaatst naar de Regeling Woningbouwimpuls 2020. Het besluit treedt op 1 januari 2026 in werking (Stb. 2025, 306).
Mobiliteit en infrastructuur
Wijziging van het RVV 1990 en het BABW
Het Besluit van 4 oktober 2025 tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer in verband met de invoering van een nieuw verkeersbord en bijbehorende onderborden voor milieuzones en nul-emissiezones introduceert, door een wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), één nieuw verkeersbord voor zowel milieuzones als (andere) nul-emissiezones ter vervanging van de huidige borden. Het nieuwe verkeersbord en bijbehorende onderborden zijn, meer dan de eerdere (onder)borden voor milieuzones, in lijn met de bestaande regels voor borden en onderborden in het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) (artikel 8, tweede lid, onder b) en het RVV 1990 (artikel 67, eerste lid, onder b). Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 (Stb. 2025, 265).
Wijziging Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur
Het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur bevat regels op basis waarvan infrastructuurbeheerder ProRail de capaciteit op het spoor verdeelt. Met het Besluit van 4 september 2025 tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur in verband met het versterken van de rol van de beheerder en aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen wordt het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur gewijzigd, aangezien verwacht wordt dat zich vanaf dienstregelingsjaar 2027 vaker knelpunten zullen voordoen. Met dit besluit wordt onder andere meer ruimte op het spoor geboden aan spoorwegondernemingen en andere gerechtigden die internationale treindiensten voor personenvervoer in open toegang willen aanbieden. Het besluit treedt per 1 januari 2026 in werking (Stb. 2025, 235).
Zorg en jeugd
Wijziging Wet langdurige zorg, Wet financiering sociale verzekeringen, Wet marktordening gezondheidszorg en Awb i.v.m. uitbreiding en verdere uitwerking van bekostigingsmogelijkheden
De Wet van 23 april 2025 tot wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Algemene wet bestuursrecht, in verband met de uitbreiding en verdere uitwerking van de bekostigingsmogelijkheden met middelen vanuit het Fonds langdurige zorg treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 (Stb. 2025, 266). Met deze wet beoogt de wetgever meer flexibiliteit en efficiëntie te brengen in de bekostiging en uitvoering van de langdurige zorg door (1) zorgkantoren de mogelijkheid te geven om bij te dragen aan preventieve maatregelen, (2) met een bijzondere bekostigingsregeling voor Wet langdurige zorg (Wlz)-zorgaanbieders, (3) de Nederlandse Zorgautoriteit uitgebreide bevoegdheden te geven om onrechtmatige Wlz-uitgaven in stand te laten, (4) Wlz-uitvoerders in bepaalde gevallen de mogelijkheid te geven om oninbare vorderingen rechtmatig af te waarderen, (5) de minister voor Langdurige Zorg en Sport de mogelijkheid te geven landelijke Wlz-kaders gelijktijdig voor maximaal vijf kalenderjaren vast te leggen, en (6) de beroepsprocedure tegen vastgestelde regionale kaders voor Wlz-zorg in natura aan te passen.
Wet kwaliteitsregistraties zorg
Met de Wet van 19 november 2025 tot wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het regelen van regie op kwaliteitsregistraties in de zorg en grondslagen om ten behoeve van die kwaliteitsregistraties bijzondere persoonsgegevens te kunnen verwerken (Wet kwaliteitsregistraties zorg) wordt voorzien in de benodigde wettelijke grondslagen voor het rechtmatig, goed en efficiënt functioneren van kwaliteitsregistraties. Zorginstituut Nederland krijgt de taak kwaliteitsregistraties op te nemen in een openbaar register voor kwaliteitsregistraties (artikel 11l Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ). Deze wet treedt grotendeels in werking op 1 januari 2026 (Stb. 2025, 399).
Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg en Besluit verbetering beschikbaarheid jeugdzorg
In de Wet van 8 oktober 2025 tot wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg) zijn maatregelen opgenomen om de beschikbaarheid van, met name, specialistische jeugdzorg te verbeteren. De wet bestaat uit drie onderdelen: (1) verplichte regionale samenwerking door gemeenten, (2) versterking van de bestuursstructuur en financiële bedrijfsvoering van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen, en (3) onderzoek- en toezichttaken voor de Nederlandse Zorgautoriteit. De wet treedt deels in werking op 1 januari 2026, deels op1 januari 2027 (Stb. 2025, 283https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-283.htmlhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-283.htmlhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-283.htmlhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-283.html).
Het Besluit van 5 november 2025 tot wijziging van het Besluit Jeugdwet teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Besluit verbetering beschikbaarheid jeugdzorg) wijzigt het Besluit Jeugdwet en voorziet in de indeling van gemeenten in regio’s, de onderwerpen die in ieder geval moeten worden opgenomen in de regiovisie, de jeugdhulpvormen die ten minste regionaal moeten worden ingekocht, de jeugdhulpvormen waarover bovenregionale afstemming moet plaatsvinden, nadere eisen omtrent de interne toezichthouder van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen, en categorieën van jeugdhulpaanbieders die worden uitgezonderd van de verplichting tot het aanstellen van een intern toezichthouder, de regels voor een transparante financiële bedrijfsvoering en de verplichting tot openbare verantwoording. Het besluit treedt grotendeels in werking op 1 januari 2026. Een deel van het besluit treedt per 1 januari 2027 in werking (Stb. 2025, 358).
Wijziging Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met enkele verbeteringen van de eigen bijdragesystematiek
Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Wet langdurige zorg (Wlz) zijn eigen bijdragen verschuldigd die afhankelijk zijn van het inkomen en vermogen in een bepaald kalenderjaar (het peiljaar). Het Besluit van 24 september 2025, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met enkele verbeteringen van de eigen bijdragesystematiek wijzigt het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg (Blz), waardoor het peiljaar voor cliënten of verzekerden die voor het eerst inkomen en/of vermogen hebben, hetzelfde is als voor andere cliënten en verzekerden. Verder is geregeld dat voor elk type eigen bijdrage het bijbehorende minimale bedrag verschuldigd is, indien gegevens over het inkomen en vermogen ontbreken. Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 (Stb. 2025, 251).
Wijziging Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met het afbouwen van de compensatie vervallen ouderentoeslag en het afschaffen van de extra vermogensvrijstelling
Het Besluit van 24 september 2025, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met het afbouwen van de compensatie vervallen ouderentoeslag en het afschaffen van de extra vermogensvrijstelling wijzigt het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg (Blz), met betrekking tot de eigen bijdragen voor ‘beschermd wonen en opvang’ op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en voor ‘zorg’ op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het gaat om het afbouwen van de compensatie voor het vervallen van de ouderentoeslag voor pensioengerechtigden en om het afschaffen van de extra vermogensvrijstelling voor niet-pensioengerechtigden.
Voedsel- en productveiligheid
Wijziging van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten, het Warenwetbesluit Zuivel en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten
Het Besluit van 4 november 2025, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten, het Warenwetbesluit Zuivel en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met wijzigingen in Europese regelgeving en enkele technische aanpassingen bevat technische aanpassingen gelet op wijzigingen in Europese regelgeving. Daarnaast worden onder meer de definities van melk en rauwe melk in lijn gebracht met Verordening (EU) 1308/2013, wordt aangesloten bij de Aanwijzingen voor de regelgeving, en worden de rubrieken C-16 en C-17 van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten opnieuw vastgesteld. Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 (Stb. 2025, 335).
Overige wijzigingen
Wet van school naar duurzaam werk en Besluit van school naar duurzaam werk
De Wet van 14 juli 2025 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter bevordering van de kansengelijkheid middels verbetering van de begeleiding naar duurzame economische zelfstandigheid van jongeren met een risico op een afstand tot de arbeidsmarkt (Wet van school naar duurzaam werk) treedt in werking op 1 januari 2026 (Stb. 2025, 407). De wetgever beoogt met deze wet jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt beter te helpen. In de wet zijn meerdere maatregelen opgenomen, waaronder het bieden van aanvullende loopbaanbegeleiding tijdens de opleiding, ondersteuning van jongeren zonder startkwalificatie, en een verplicht regionaal programma en bestuurlijk overleg. Gelijktijdig met deze wet treedt het Besluit van 4 december 2025 tot vaststelling van regels over de berekening en betaling van de specifieke uitkering voor de Doorstroompuntregio’s en de invulling van de loopbaanbegeleiding door onderwijsinstellingen alsmede tot wijziging van diverse besluiten in verband met onder andere de Wet van school naar duurzaam werk (Besluit van school naar duurzaam werk) in werking met ingang van 1 januari 2026 (Stb. 2025, 430).
Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs i.v.m. doelmatige leerwegen en modernisering bekostiging
De Wet van 26 juni 2013 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs treedt grotendeels op 1 januari 2026 in werking (Stb. 2025, 282). Met deze wet worden onder meer de beroepsopleidingen verkort en geïntensiveerd, en worden – als uitwerking van het Actieplan mbo Focus op vakmanschap 2011-2015 – de drempelloze toelating op niveau 2 en het apart positioneren van de opleidingen op niveau 1 beëindigd..
Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport
In het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat het verlaagde tarief van de belasting over toegevoegde waarde (btw) op logies, cultuur, media en sport per 1 januari 2026 wordt verhoogd naar 21%. Deze maatregel maakt onderdeel uit van het Belastingplan 2025 dat op 1 januari 2025 in werking is getreden. De btw-maatregel zou op 1 januari 2026 in werking treden, maar naar aanleiding van een debat in de Tweede Kamer en de aangenomen motie van Van Dijk c.s. heeft het kabinet gekozen om de btw-verhoging op cultuur, media en sport te schrappen. Met de Wet van 29 oktober 2025 tot wijziging van het Belastingplan 2025 in verband met het behoud van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport en een beperking van de jaarlijkse indexering van een aantal bedragen die gelden voor de inkomstenbelasting of de loonbelasting door middel van het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor (Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport) wordt het Belastingplan 2025 gewijzigd per 1 januari 2026, waardoor cultuur, media en sport niet worden getroffen door de btw-verhoging van 9% naar 21%. De wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 (Stb. 2025, 339).
Tot slot
Voor een uitgebreider overzicht met nationale wet- en regelgeving die per 1 januari 2026 in werking treedt raadpleegt u Ondernemersplein, Overheid.nl en Rijksoverheid.nl.
