De veiligheidsregio’s hebben inmiddels noodverordeningen vastgesteld. Het toepassen van bestuursdwang of een last onder dwangsom lijkt niet mogelijk te zijn op grond van deze verordeningen.
De inmiddels afgetreden minister voor Medische Zorg en Sport heeft mede namens de minister van Justitie en Veiligheid een aanwijzing gegeven aan de voorzitter van de Veiligheidsregio’s om hun bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om verdere verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. In dat kader zijn bovengenoemde noodverordeningen vastgesteld.
Eén van de eerste maatregelen was dat in Nederland evenementen met meer dan 100 personen in heel Nederland moesten worden afgelast. Inmiddels moeten ook publieke locaties zoals musea, concertzalen, theaters, sportclubs en sportwedstrijden dicht blijven. Daarnaast zijn er nog aanvullende maatregelen waardoor onder andere eet- en drinkgelegenheden, sport- en fitnessclubs, sauna’s, seksinrichtingen en coffeeshops worden gesloten. Uitgezonderd hiervan zijn hotels, thuisbezorgmaaltijden en catering. De overige maatregelen vindt u hier.
In vervolg op de aanwijzing hebben de Veiligheidsregio’s een noodverordening vastgesteld. Veel gemeenten hebben deze noodverordening inmiddels gepubliceerd.
In deze noodverordeningen staat onder meer opgenomen dat alle aanwijzingen ter uitvoering van deze verordening, gegeven door daartoe bevoegde ambtenaren, onmiddellijk dienen te worden opgevolgd.
Conform de noodverordening zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening belast:
ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
door de voorzitter van de veiligheidsregio aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering;
door de voorzitter van de veiligheidsregio aangewezen toezichthouders; en
militairen van de Koninklijke Marechaussee als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering.
Normaal gesproken kan de burgemeester als een noodverordening is vastgesteld op grond van artikel 176 van de Gemeentewet gebruik maken van zijn bevoegdheden om een (last onder) bestuursdwang of een dwangsom op te leggen. De wettelijke grondslag die nodig is om bestuursdwangbevoegdheden dan wel bevoegdheden om een last onder dwangsom op te leggen volgt daaruit. Van belang daarbij is wel dat de noodverordening vervalt als de raad conform het derde lid van artikel 176 de voorschriften bekrachtigd in de eerstvolgende vergadering. De burgemeester is niet bevoegd om deze bevoegdheden in te zetten bij verordeningen die niet door hem of haar binnen zijn/haar gemeente is vastgesteld.
De grondslag voor de noodverordening die is vastgesteld door de veiligheidsregio’s kan worden gevonden in de Wet op de Veiligheidsregio’s. De bevoegdheid om een last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom op te leggen wordt echter niet in de Wet op de Veiligheidsregio’s genoemd. Gelet op het bepaalde in artikel 39 Wet Veiligheidsregio’s lijkt het niet mogelijk te zijn dat de burgemeester zelf ook nog een noodverordening vaststelt.
Op dit moment lijkt iedereen zich vrijwillig aan de noodverordening te houden. Daarbij kan de politie de noodverordening wel handhaven als dat nodig is. Bovendien kunnen er aanwijzingsbesluiten worden vastgesteld waarbij bepaalde ambtenaren de bevoegdheid krijgen om aanwijzingen ter handhaving van de noodverordening te geven. Het is echter van belang om erbij stil te staan dat het opleggen van een dwangsom of bestuursdwang vooralsnog niet mogelijk lijkt te zijn.