Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Privaatrechtelijke belemmeringen rechtvaardigen niet snel dat aanvrager niet belanghebbend is omdat hij nooit gebruik kan maken van vergunning

Eisers zijn belanghebbenden bij de door hen gevraagde kapvergunning voor bomen nabij hun woningen, ook al gelden zij niet als eigenaar van die bomen. Niet is op voorhand uitgesloten dat op enig moment van de gevraagde kapvergunning gebruik zal kunnen worden gemaakt doordat de gemeente als eigenaar alsnog toestemming verleent.

Rechtspraak 18 September 2012

JnB2012, 1122

Rb. Alkmaar, 06-09-2012, 12/825 en 12/826

college van burgemeester en wethouders van Medemblik.

Awb 1:2 lid 1, 1:3 lid 3, 4:5

Wabo 2.2 lid 1, aanhef en onder g

BELANGHEBBENDE, AANVRAAG. Eisers zijn belanghebbenden bij de door hen gevraagde kapvergunning voor bomen nabij hun woningen, ook al gelden zij niet als eigenaar van die bomen. Niet is op voorhand uitgesloten dat op enig moment van de gevraagde kapvergunning gebruik zal kunnen worden gemaakt doordat de gemeente als eigenaar alsnog toestemming verleent.

Verzoeken van eisers om een omgevingsvergunning ten behoeve van het (doen) vellen van een houtopstand zoals bedoeld in art. 2.2 lid 1, aanhef en onder g Wabo. De gemeente geldt als eigenaar van de desbetreffende bomen. Verweerder heeft de verzoeken buiten behandeling gesteld omdat eisers volgens hem geen belanghebbenden zijn bij een beslissing op hun verzoek om een kapvergunning, nu de gemeente als eigenaar van de bomen geen toestemming zal verlenen voor kap. De Rb. oordeelt dat geen aanleiding bestaat om op grond van de door verweerder aangehaalde uitspraken ABRS, 28-10-2009, 200807965/1/H1 (LJN: BK1349) en ABRS, 28-10-2009, 200900139/1/H1 (LJN: BK1371) aan te nemen dat eisers als gevolg van het ontbreken van toestemming van de gemeente voor de kap van de bomen niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt, omdat deze uitspraken betrekking hebben op bouwvergunningen en niet op kapvergunningen, terwijl vergelijkbare jurisprudentie over kapvergunningen ontbreekt. Niet is op voorhand uitgesloten dat in dit geval op enig moment toch van de kapvergunning gebruik zal kunnen worden gemaakt en de bomen mogen worden gekapt doordat de gemeente alsnog toestemming verleent. Daartoe is onder meer van belang dat de gemeente op een eerder moment wel toestemming heeft gegeven om een flink aantal bomen in de straat en nabije woonomgeving van eisers te kappen en voor eisers bovendien nog de gang naar de civiele rechter open staat teneinde vastgesteld te krijgen dat zij door verkrijgende verjaring het eigendom hebben verkregen van de grondstrook waarop de bomen staan. Eisers zijn belanghebbenden en hun verzoeken om een kapvergunning zijn aanvragen in de zin van art. 1:3 lid 3 Awb. Verweerder kon deze aanvragen niet buiten behandeling laten.

LJN: BX6788 (P.I.) / rechtspraak.nl

De aanvrager om bouwvergunning is belanghebbende bij een beslissing op die aanvraag, tenzij aannemelijk is dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt. Dat volgt uit ABRS, 28-10-2009, 200900139/1/H1, de uitspraak die in voormelde uitspraak wordt genoemd. De Afdeling boog zich over een uitspraak van de Rb. waarin deze, onder verwijzing naar ABRS, 29-06-2005, 200407012/1 (LJN: AT8437) had overwogen dat de BV die had verzocht om bouwvergunning niet als belanghebbende is aan te merken omdat het bouwplan is gesitueerd op gronden die niet bij de BV in eigendom zijn. De eigenaar van de grond - de gemeente - had part noch deel gehad aan de aanvraag en was niet voornemens om aan de gewenste bouw medewerking te verlenen. Naar het oordeel van de Rb. stond daarmee vast dat de voor de realisering van het bouwwerk noodzakelijke medewerking van de eigenaar er niet zou komen, zodat de BV geen belanghebbende is bij de aanvraag om bouwvergunning en de aanvraag derhalve terecht buiten behandeling is gesteld. De Afdeling oordeelde dat de Rb. terecht tot uitgangspunt heeft genomen dat bepalend is of zich de situatie voordoet dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt en in zoverre terecht heeft verwezen naar de uitspraak van 29-06-2005. De Rb. heeft echter ten onrechte uit die uitspraak afgeleid dat de omstandigheid dat de BV geen eigenaar is van de gronden, maar slechts de huurder, terwijl de gemeente als verhuurder geen toestemming geeft voor het bouwplan, ertoe leidt dat de

BV niet als belanghebbende is aan te merken. Niet is uitgesloten dat de BV als huurder van het pand die toestemming alsnog krijgt, in welk geval het bouwplan kan worden 2verwezenlijkt, zodat niet op voorhand is uitgesloten dat op enig moment van de  bouwvergunning gebruik zal kunnen worden gemaakt, aldus de Afdeling.

Ook in ABRS, 28-10-2009, 200807965/1/H1, waarnaar eveneens wordt verwezen in voormelde uitspraak, werd zonder vrucht een beroep gedaan op ABRS, 29-06-2005, 200407012/1. In die zaak werd aangevoerd dat de verzoeken die hadden geleid tot een bouwvergunning, ten onrechte zijn aangemerkt als aanvragen in de zin van art 1:3 lid 3 Awb, omdat de indiener van de verzoeken de desbetreffende gronden gedeeltelijk niet in eigendom heeft en zij daarom geen belanghebbende is. Ook hier overweegt de Afdeling dat de indiener van de verzoeken niet als belanghebbende zou kunnen worden aangemerkt als het bouwplan nimmer kan worden gerealiseerd. De Rb. heeft in de enkele gestelde omstandigheid dat het bouwplan op gronden is voorzien die aan een andere procespartij toebehoren terecht geen grond gevonden om dat aan te nemen, en evenmin voor het oordeel dat het college gehouden was te onderzoeken of het in verband daarmee te realiseren is, aldus de Afdeling.

Zie ook ABRS, 11-04-2012, 201107845/1/A1 (LJN: BW1563), waarin de Afdeling oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de aanvrager geen eigenaar is van de gronden waarop het bouwplan is voorzien, niet de conclusie rechtvaardigt dat aannemelijk is dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt. In deze zaak was het gedeelte van de gronden waarop het bouwplan was voorzien en dat niet in eigendom was van de aanvraagster nog betrokken in een civielrechtelijke procedure tussen partijen, waarvan de uitkomst nog ongewis was.

Uit deze uitspraken lijkt te volgen dat privaatrechtelijke belemmeringen om gebruik te kunnen maken van een vergunning niet gauw de conclusie rechtvaardigen dat de indiener van het verzoek om vergunning geen belanghebbende is omdat hij nooit gebruik zal kunnen maken van de vergunning. Op voorhand valt niet uit te sluiten dat de onwillige rechthebbende in de toekomst van gedachten verandert, zijn recht overdraagt of verliest of op een later moment tot een vergelijk zal kunnen komen met de indiener van het verzoek om vergunning.

Terzijde wordt nog gewezen op ABRS, 25-04-2012, 201106458/1/A2 (LJN: BW3905). Deze uitspraak heeft betrekking op een verzoek om een vergunning krachtens een keur voor het hebben van hedera's en anti-worteldoek op een onderhoudsstrook en talud. De indiener van het verzoek was niet de eigenaar van de onderhoudsstrook en het talud. Onderhoudsstrook en talud grensden direct aan het perceel van de indiener. De Afdeling overwoog dat dit onder andere tot gevolg heeft dat wanneer op deze strook en het talud natuurlijke begroeiing plaatsvindt, zoals het bestuur voorstaat, de indiener hinder ondervindt van het onkruid dat zich naar haar perceel verspreidt. Gelet hierop heeft zij een rechtstreeks en individueel belang, en kan zij als belanghebbende bij de gevraagde vergunning worden aangemerkt, aldus de Afdeling.

 

Zie voor informatie en jurisprudentie over dit onderwerp de Wiki-pagina  Home - Algemeen bestuursrecht - Belanghebbende.

Artikel delen