Stel, B&W maken met jou afspraken over nieuwbouw van een aantal woningen. Hiervoor wordt een ontwerp bestemmingsplan in elkaar geknutseld en vervolgens wordt het plan voorgelegd aan de gemeenteraad.
Stel, B&W maken met jou afspraken over nieuwbouw van een aantal woningen. Hiervoor wordt een ontwerp bestemmingsplan in elkaar geknutseld en vervolgens wordt het plan voorgelegd aan de gemeenteraad.
Alleen de raad ziet het plan helemaal niet zitten en besluit het bestemmingsplan niet vast te stellen. Niemand kan jou dan kwalijk nemen dat je je dan beroept op het vertrouwensbeginsel.
Je vertrouwen is geschaad. Allemaal heel begrijpelijk, maar je koopt hier als initiatiefnemer niks voor. De raad is bevoegd bestemmingsplannen vast te stellen. Niet B&W. Simpel toch?
De raad is daarom ook niet gebonden aan afspraken die jij met B&W hebt gemaakt. Jouw beroep op het vertrouwensbeginsel is dus kansloos.
Dit laat onverlet dat de raad zijn besluit moet motiveren en een gedegen belangenafweging moet maken. Hierbij zullen de afwegingen en de toezeggingen van het college natuurlijk ook de revue moeten passeren.
In deze zaak deed de raad dus wat B&W (als voorbereider van een bestemmingsplan) had moeten doen. De beoogde ontwikkeling bleek namelijk niet te passen in gemeentelijk en provinciaal beleid. Ook verhield zich de gewenste ontwikkeling niet goed met een nabijgelegen bedrijventerrein.
Bron: ABRvS 15 februari 2012, 201109207/1/R2
Door Max Seelen (Patres)