Steeds minder mensen kunnen deelnemen aan het stedelijk leven. Een woning kunnen zij niet meer vinden of betalen en tal van voorzieningen in de stad zijn voor hen ontoegankelijk. Ook beschikken steeds minder mensen over vervoer om werk of medische voorzieningen te bereiken. Dit concludeert de Raad voor leefomgeving en infrastructuur (Rli) in zijn advies ‘Toegang tot de stad’ dat op 1 oktober 2020 is aangeboden aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties respectievelijk van Infrastructuur en Waterstaat. De raad vindt dat de toegang tot Nederlandse steden voor alle burgers beter gewaarborgd moet worden.
Het geconcentreerde aanbod van werk, onderwijs, zorg en vertier trekt mensen naar de stad. Om toegang tot het stedelijk leven te hebben moet je in de nabijheid kunnen wonen, gebruik kunnen maken van publieke voorzieningen en je kunnen verplaatsen. Dat lukt steeds minder mensen. Wonen in de stad wordt steeds duurder; dat geldt zowel voor huur- als koopwoningen. Bovendien is fors bezuinigd op publieke voorzieningen als zorg, bibliotheken, sport en welzijnscentra. En vervoer, om bijvoorbeeld naar werk, school of het ziekenhuis te gaan, is voor veel mensen te duur of tijdrovend. Hierdoor neemt de toegang tot de stad voor steeds meer mensen af.
Voor drie groepen mensen wordt de stad ontoegankelijker. De eerste groep bestaat uit kwetsbare mensen met bijvoorbeeld een laag inkomen of een lichamelijke of geestelijke beperking. Daarnaast zijn er de ‘nieuwe kwetsbaren’: mensen met middeninkomens die wel zelfredzaam zijn, maar toch moeilijk toegang tot het stedelijke leven krijgen. Dit geldt bijvoorbeeld voor flexwerkers die geen hypotheek kunnen krijgen en steeds hogere huren moeten betalen óf steeds langere reizen moeten maken om werk en gezin te combineren. De nieuwe kwetsbaren zijn een zeer gevarieerde groep mensen: taxichauffeurs en schoonmakers, zorgpersoneel en politieagenten, journalisten en accountmanagers. De derde groep bestaat uit mensen die graag samen in de stad een initiatief willen ontplooien, maar die daarvoor geen plek vinden of tegen allerlei regels aanlopen. Het zijn mensen die bijvoorbeeld wooninitiatieven willen ontwikkelen, of een buurtrestaurant of leeszaal willen starten.
De Rli pleit er voor dat zowel rijksoverheid als de gemeenten in hun beleid meer dan nu denken vanuit de positie van verschillende groepen mensen in de samenleving. Overheden moeten zich de vraag stellen: wat is de invloed van bijvoorbeeld onze ruimtelijke plannen op de toegankelijkheid van de stad? Hoeveel geld en tijd moeten mensen hebben om deel te kunnen nemen aan het stedelijk leven? De huidige verschillen tussen groepen burgers in toegang tot de stad zijn naar het oordeel van de Rli ongerechtvaardigd. De raad stelt daarom voor om bij nieuw stedelijk beleid een ‘toegankelijkheidstoets’ uit te voeren.
Om de toegang tot de stad voor burgers te verbeteren adviseert de raad een breed pakket aan maatregelen, waaronder:
Ondersteun burgerinitiatieven die de toegang tot de stedelijke samenleving verbeteren.
Investeer in publieke voorzieningen, zoals sportvelden, bibliotheken, pleinen en straten.
Benut de bestaande woningvoorraad beter, onder andere door de kostendelersnorm (vroeger de ‘voordeurdelersnorm’) voor bijstandsgerechtigden te herzien, die in zijn huidige vorm leidt tot dakloosheid van met name jongeren en de doorstroming in de sociale huursector beperkt.
Ga ongecontroleerde prijsstijgingen in de huursector tegen door een mix van fiscale maatregelen voor particuliere verhuurders die voor meer stabiliteit in de prijzen zorgen.
Ga uit van de feitelijke vervoersmogelijkheden van mensen, door onder andere te kijken naar kosten, benodigde vaardigheden en daadwerkelijk gebruik. Een richting daarvoor is de zogenaamde ‘15-minutenstad’, met extra aandacht voor ov, voetgangers en fietsverkeer.