Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Stalsystemen en de natuurvergunning

Ten behoeve van de huisvesting van vee kan al lang niet meer worden volstaan met een zogenoemde ‘standaardstal’. Mede om uitbreiding mogelijk te maken, zal door middel van nieuwe technieken de ammoniakuitstoot en daarmee de stikstofuitstoot beperkt moeten worden.

20 september 2024

Ten behoeve van de huisvesting van vee kan al lang niet meer worden volstaan met een zogenoemde ‘standaardstal’. Mede om uitbreiding mogelijk te maken, zal door middel van nieuwe technieken de ammoniakuitstoot en daarmee de stikstofuitstoot beperkt moeten worden. Nieuwe technieken werden mede door middel van het stapsgewijs verkrijgen van bijzondere, voorlopige en definitieve emissiefactoren op de markt geïntroduceerd. Op basis van het werkingsprincipe, eventueel nader onderzoek en deskundigenbericht werden deze emissiefactoren vastgesteld op grond van de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav). Het idee hiervan was dat nieuwe technieken door middel van een bijzondere emissiefactor konden worden geïntroduceerd en beproefd, voordat de emissiefactor definitief werd gemaakt en marktbreed kon worden toegepast. Daarbij werd in zekere zin op de muziek vooruitgelopen, omdat in elk geval bij het toekennen van een bijzondere emissiefactor de werking van het stalsysteem in de praktijk nog niet kon worden vastgesteld.

De emissiefactoren zijn ook weer relevant bij de beoordeling of een uitbreiding leidt tot een hogere stikstofuitstoot, en in zoverre relevant voor de beoordeling van de vraag of voor de activiteit een Wet natuurbeschermingsvergunning – thans, omgevingsvergunning Natura2000-activiteit – nodig is.

Uit rapporten van het CBS uit 2019 en de Commissie Deskundigen Meststoffenwet uit 2020, blijkt dat bij het vaststellen van de Rav-emissiefactoren voor emissiearme stallen de werkelijke ammoniakemissie van deze stalsystemen waarschijnlijk is onderschat. In de uitspraken van 7 september 2022 heeft de Afdeling geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat niet op grond van objectieve gegevens is uitgesloten dat het toepassen van een emissiearme stal significante gevolgen heeft. Als gevolg hiervan geldt de reguliere vergunningplicht van de Wet natuurbescherming – nu Omgevingswet – en het vereiste dat een passende beoordeling wordt gemaakt. Daarbij was mede van belang dat niet kon worden volstaan met handhaving van de zogenoemde ‘leaflets’ omdat gericht onderzoek naar de relevante managementfactoren noodzakelijk is en een managementprotocol met meetinstrumentarium ontwikkeld dient te worden.

Op 4 september 2024 heeft de Afdeling drie uitspraken gedaan over het toepassen van biologische luchtwassers. Aan de orde waren natuurvergunningen die door het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant zijn verleend ten behoeve van de uitbreiding van melkveehouderijen. Daarbij is van belang dat WUR-rapport 1426 de conclusies van het CBS en de CDM onderstreept. De Afdeling komt dan ook tot vernietiging van de vergunningen, met onder meer de navolgende overweging:

“De Afdeling stelt vast dat het college de emissiebeperkende werking van het stalsysteem als uitgangspunt heeft genomen en ervan uitgaat dat met het treffen van maatregelen een hogere emissiereductie kan worden bereikt dan waarvan bij het vaststellen van de Rav-emissiefactor van 7 kg/NH3 per dierplaats per jaar is uitgegaan. Het college heeft dit niet onderbouwd met onderzoeken naar de werking van het stalsysteem of de werking van de maatregelen, terwijl in het WUR-rapport 1426 en de Kamerbrief wordt geconstateerd dat de emissiearme staltechnieken in de melkveehouderij geen effect hebben op de ammoniakuitstoot per dierplaats. Het STAB-advies dat bij de rechtbank in deze zaak is uitgebracht, bevat geen conclusies over de goede werking van het stalsysteem of het effect van te treffen maatregelen. De verwijzing naar rapporten zonder duiding welke worden bedoeld of naar het STAB-advies, volstaat daarom niet. De Afdeling is gelet op de uitspraak van 7 september 2022, het WUR-rapport 1426 en de Kamerbrief van oordeel dat het college op deze wijze de emissie van het emissiearme stalsysteem A1.13 in het bestreden besluit niet met de vereiste zekerheid in kaart heeft gebracht.”

Uit vorenstaande overweging volgt naar mijn oordeel dat in het kader van de te verlenen Omgevingsvergunning voor de Natura2000-activiteit niet zonder meer kan worden volstaan met een verwijzing naar de emissiefactor op grond van de Rav, nu Omgevingsregeling. Er zal nauwgezet aangetoond moeten worden dat de veronderstelde emissiebeperkende werking ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Dat stelt de praktijk voor een ingewikkeld dilemma. Om de emissiebeperkende werking van een systeem aan te tonen zal in elk geval een solide theoretische onderbouwing moeten worden aangeleverd. Maar omdat uit de genoemde rapportages blijkt dat op basis hiervan in het verleden vaak overschatting van de emissiebeperkende werking heeft plaatsgevonden, lijkt het geëigend om de werking door middel van metingen aan de stal aan te tonen.

Maar wie bouwt een stal en krijgt deze vergund, als de werking ervan niet op voorhand vaststaat?

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.