Ter uitvoering van het Klimaatakkoord, is het kabinet hard aan de slag met de voorbereiding van de invoering van een nieuwe milieubelasting: de CO2-heffing. Tot en met 29 mei 2020 ligt het concept Wetsvoorstel CO2-heffing industrie ter inzage voor internetconsultatie. Wat is de achtergrond van deze heffing en hoe wordt de heffing vormgegeven?
Onder het VN-Klimaatakkoord van Parijs hebben de deelnemende landen het doel gesteld om de gemiddelde opwarming van de aarde onder de 2°C boven het pre-industriële niveau te houden en indien mogelijk zelfs tot 1,5°C te beperken. Dit doel is als wereldwijd doel geformuleerd, maar moet behaald worden door middel van de uitvoering van klimaatbeleid op nationaal niveau. De deelnemende landen hebben nationale bijdragen toegezegd om dit doel te kunnen behalen.
Om het doel te bereiken, is zo’n 40-50% CO2-reductie nodig. Uit recent wereldwijd onderzoek gecoördineerd door onderzoekers van de Universiteit Utrecht en het Planbureau voor de Leefomgeving volgt dat de nationale toezeggingen slechts tot ongeveer 17% reductie zullen leiden en dat de daadwerkelijke implementatie van de nationale toezeggingen achterblijft waardoor slechts een reductie van 5% wordt behaald.
Er moeten dus een aantal tandjes bij.
De Europese Unie heeft onder het Klimaatakkoord van Parijs toegezegd haar CO2-emissies met minimaal 40% te reduceren ten opzichte van 1990. Deze commitment wordt op Europees niveau vormgegeven door een 43% reductie ten opzichte van 2005 binnen het Europese emissiehandelsysteem (EU ETS) en een 30% reductie ten opzichte van 2005 voor niet-EU ETS sectoren via, onder meer, de effort sharing verordening (EU) 2018/842.
Tot 2020 kende het EU ETS een reductiedoelstelling van 21% ten opzichte van 2005. Uit de geverifieerde gegevens beschikbaar tot en met 2019 volgt dat er onder het EU ETS een reductie is behaald van 29% ten opzichte van 2005. Er zijn echter wel aanpassingen aan het EU ETS nodig om de 43% doelstelling in 2030 te behalen. Tegen die achtergrond is het EU ETS herzien door middel van richtlijn (EU) 2018/410. Met ingang van de vierde handelsperiode zal het totaal aantal onder het EU ETS toegestane emissies sneller dalen dan voorheen, wordt de marktstabiliteitsreserve versterkt en worden de antiweglek-regels verbeterd. Als onderdeel van de Europese Green Deal wordt daarnaast een nadere reductie binnen het EU ETS en uitbreiding van het EU ETS naar andere sectoren, zoals zeescheepvaart en wegverkeer, overwogen. PBL-onderzoekers zetten overigens vraagtekens bij het nut van een dergelijke uitbreiding.
Vooruitlopend op verdergaande acties op Europees niveau, heeft Nederland alvast eigen, verdergaande doelen gesteld in het Klimaatakkoord. In het Klimaatakkoord is een reductiedoelstelling opgenomen van 49% CO2-reductie ten opzichte van 1990.
Voor de industrie betekent dit een reductie van 14,3 Mton CO2 in 2030 ten opzichte het zogenoemde PBL-basispad. Eén van instrumenten waarin het Klimaatakkoord voorziet om deze reductie door de industrie te behalen is de introductie van een CO2-heffing. Naast de prijsprikkels van het EU ETS en deze CO2-heffing, voorziet het Klimaatakkoord ook in nieuwe subsidiestromen onder de SDE++ voor transitie naar CO2-arme productie, middelen voor pilots en demonstraties voor de ontwikkeling van CO2-reductietechnieken en een waterstofprogramma.
Voor de CO2-heffing gaat het Klimaatakkoord uit van een heffingstarief van 30 euro per teveel uitgestoten ton CO2 bij de start van de heffing in 2021. Dit tarief loopt vervolgens op tot 125-150 euro in 2030. Opbrengsten van de CO2-heffing worden benut voor vergroening van de industrie.
Ondanks berichten in de eerste helft van april 2020 dat de CO2-heffing zou worden uitgesteld in verband met huidige Corona-crisis, is het kabinet toch voornemens om voortgang te maken met de invoering van deze heffing. Daartoe ligt het concept Wetsvoorstel CO2-heffing industrie tot en met 29 mei 2020 ter inzage voor internetconsultatie. Het kabinet wil dit wetsvoorstel op Prinsjesdag aanbieden aan de Tweede Kamer.
De gedachte van het kabinet achter de CO2-heffing is om een prijsprikkel te geven aan de Nederlandse industrie om emissiereductie-investeringen financieel aantrekkelijker te maken dan het betalen van de CO2-heffing en om zo door die emissiereductie-investeringen de reductiedoelstelling voor de industrie te behalen in 2030. Alleen die emissies die met het oog op de industriële reductiedoelstelling van het Klimaatakkoord (en daarop volgende herijkingen) gereduceerd moeten worden, worden belast. Het Kabinet wil daarbij het gelijke speelveld met omringende landen zo min mogelijk aantasten en de kans op weglek van werkgelegenheid en CO2-uitstoot naar het buitenland minimaliseren. Wel geldt dat bij de huidige vormgeving van het EU ETS bedrijven in 2030 naar verwachting efficiënter moeten zijn dan hun EU ETS-benchmarks om geen CO2-heffing te hoeven betalen. Tot slot geeft het kabinet aan oog te hebben voor de huidige economische ontwikkelingen door voorzichtig te starten met de CO2-heffing.
De CO2-heffing, die wordt vormgegeven als een belasting op milieugrondslag, gaat gelden voor ‘industriële installaties’. Dit zijn:
Industriële installaties die onder het EU ETS vallen
Ook installaties die warmte leveren vallen onder de heffing, met uitzondering van installaties die voornamelijk (>75%) warmte leveren voor stadsverwarming
Uitgezonderd zijn glastuinbouw, enkele ziekenhuizen, een universiteit, Schiphol en de bloemenveiling Aalsmeer omdat de CO2-reductiedoelen voor deze sectoren conform de afspraken in het Klimaatakkoord al op een andere wijze worden vormgegeven.
In totaal gaat dit om 271 installaties, waarvan er 4 geen recht hebben op toewijzing van gratis emissierechten onder het EU ETS.
Afvalverbrandingsinstallaties voor CO2-emissies
Uitgezonderd zijn: installaties voor grondreiniging en verbranding van ziekenhuisafval, chemisch afval of zuiveringsslib.
Dit gaat in totaal om 12 installaties.
Substantiële lachgasproductie die niet reeds onder het EU ETS valt
Dit gaat om 1 installatie.
Elektriciteitsproductie valt niet onder deze CO2-heffing. Deze emissies zijn al nationaal geïnstrumenteerd met de minimum CO2-prijs voor elektriciteitsopwekking.
In formulevorm ziet de CO2-heffing er op jaarbasis als volgt uit: te betalen CO2-heffing = (industriële jaarvracht – dispensatierechten) x (heffingstarief – EU-ETS-prijs).
De industrie zal de CO2-heffing gaan afdragen over tonnen industriële emissies die zij het voorgaande kalenderjaar hebben uitgestoten die uitkomen boven de vrijgestelde uitstootruimte.
Vrijgestelde uitstootruimte
Deze vrijgestelde uitstootruimte bestaat uit dispensatierechten. Met uitzondering van de vier EU ETS deelnemers die geen gratis emissierechten ontvangen, krijgt ieder bedrijf dispensatierechten op basis van het activiteitenniveau van het bedrijf en de aanname dat het bedrijf met een bepaalde, hoge efficiëntie opereert. Hierop wordt vervolgens een reductiefactor toegepast. Deze reductiefactor start op 1,2, waardoor bedrijven relatief veel dispensatierechten krijgen, en zal richting 2030 aflopen. Emissiereductie-investeringen worden onder voorwaarden beloond doordat de bespaarde emissies – kort gezegd – niet in mindering hoeven te worden gebracht op het activiteitenniveau.
Dispensatierechten kunnen jaarlijks gedurende enkele maanden verhandeld worden met andere bedrijven die CO2-heffingsplichtig zijn. Aan deze mogelijkheid om te verhandelen zijn bepaalde voorwaarden gesteld om speculatie en oneigenlijke praktijken te voorkomen.
Dispensatierechten kunnen niet worden meegenomen naar het volgende jaar, maar bedrijven die vanaf 2022 dispensatierechten ‘over’ hebben, kunnen deze wel gebruiken voor een herberekening van de heffing die zij over voorgaande jaren tot maximaal vijf jaar terug hebben moeten betalen. Deze herberekening kan worden ingezet over de jaren 2021-2029.
Heffingstarief
Het heffingstarief geldt per ton teveel uitgestoten CO2-equivalent en zal tussen 2021 en 2030 oplopen. Het in het Klimaatakkoord voorziene prijspad was van 30 naar 120-150 euro. Het concept wetsvoorstel bevat nog geen tarieven en prijspad. In de concept memorie van toelichting is opgenomen dat het kabinet aan de hand van nadere informatie – onder andere de uitkomsten van een speelveldanalyse die door PwC zal worden uitgevoerd en een advies van het Planbureau voor de Leefomgeving – en de actuele economische ontwikkeling bij de indiening van het wetsvoorstel met een actueel prijspad zal komen.
Voor bedrijven die nu reeds onder het EU ETS vallen, wordt de EU ETS-prijs in mindering gebracht op het heffingstarief. De EU ETS-prijs wordt op jaarbasis bepaald door middel van een zogenaamde ‘december-future’. Als het Europese beleid leidt tot aanscherpingen van het EU ETS en een hogere prijs voor emissierechten, dan leidt dat automatisch tot een lagere heffing.
Het netto tarief voor de CO2-heffing kan niet lager zijn dan nul.
Bepalen industriële jaarvracht en berekenen dispensatierechten
Om de heffing te kunnen vaststellen, zullen de bedrijven informatie moeten verzamelen en rapporteren over hun industriële CO2-emissies en over de dispensatierechten waarop zij recht hebben. Bedrijven moeten met het oog hierop:
Uiterlijk 31 maart een industrieel emissieverslag over het afgelopen jaar indienen
EU ETS deelnemers kunnen dit verslag baseren op de emissie- en activiteitenverslagen die zij in het kader van de EU ETS rapportagecyclus moeten indienen.
EU ETS deelnemers die geen recht hebben op gratis toewijzing onder het EU ETS zullen gelet op de heffing een uitsplitsing moeten maken tussen emissies die wel onder de heffing vallen en emissies die niet onder de heffing vallen. Hiertoe zullen zij een industrieel monitoringplan moeten opstellen. Hun industrieel emissieverslag moet zijn voorzien van een extern verificatierapport.
Niet EU ETS deelnemers zullen een industrieel monitoringsplan moeten opstellen als basis voor de monitoring en rapportage van industriële emissies. Het industrieel emissieverslag moet zijn voorzien van een extern verificatierapport.
Uiterlijk 31 maart (de concept MvT spreekt van vóór 30 april) een verslag berekening dispensatierechten indienen
Hierin dient het aantal dispensatierechten te worden berekend op basis het activiteitenniveau van de installatie en de reductiefactor.
Indien noodzakelijk om de dispensatierechten te berekenen, moet ook een industrieel monitoringsmethodologieplan worden opgesteld voor het bepalen van het activiteitenniveau. Voor meer informatie over het monitoringsmethodologieplan, klik hier.
EU ETS deelnemers zonder gratis toewijzing, hoeven dit verslag niet in te dienen. Zij ontvangen geen dispensatierechten.
Bij niet-tijdige inlevering van dit verslag, krijgt het bedrijf geen dispensatierechten.
Uiterlijk op 1 oktober aangifte doen en de heffing betalen
De monitorings- en rapportageverplichtingen worden nader uitgewerkt in lagere regelgeving waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de EU ETS monitorings- en rapportageverplichtingen.
Volgens het concept wetsvoorstel zijn de extra administratieve lasten van de CO2-heffing voor de bedrijven eenmalig zo tussen de 200-2.000 euro en structureel zo tussen de 2.000-6.000 euro. Uitzondering hierop is de industriële installatie die lachgas produceert. De structurele kosten voor deze installatie worden ingeschat op maar liefst 227.024 euro.
Het concept wetsvoorstel voorziet erin dat de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) de CO2-heffing zal uitvoeren. De taken die zien op monitoring en rapportage van emissies en dispensatierechten zullen onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa, een zelfstandig bestuursorgaan, worden uitgevoerd. Zo zal de NEa de industriële monitoringsplannen en eventuele industriële monitoringsmethodologieplannen goedkeuren en de industriële emissieverslagen controleren. De heffingstaken zullen door de Dienst Nederlandse Emissieautoriteit worden uitgevoerd die voor de uitvoering van deze taken onder toezicht van de minister van Financiën zal staan.