Nederland staat voor grote ruimtelijke opgaven. De afgelopen paar jaar is de overtuiging gegroeid dat het Rijk weer meer regie moet voeren over de ruimtelijke ordening. Dit was aanleiding te onderzoeken in hoeverre de huidige governance binnen de ruimtelijke ordening effectief is om te komen tot integrale keuzes en een adequate uitvoering in een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO-RO). Dit IBO “Van woorden naar daden: over de governance van de ruimtelijke ordening” is nu door minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden. De reactie op dit advies zal worden gegeven door het volgende kabinet.
Op basis van ervaringen uit het verleden en interviews geeft het IBO een algemeen model voor de inrichting van een effectieve governance van de ruimtelijke ordening. Binnen dit model stelt het Rijk voor een beperkt aantal nationale opgaven per provincie/regio de doelen vast en geeft waar nodig ordenende principes mee. Decentrale overheden maken vervolgens op basis van die doelstellingen en principes de ruimtelijke keuzes. Provincies/regio’s werken die keuzes binnen een bepaalde periode in een concreet plan uit met een tijdsplanning en financiële onderbouwing. Sluitstuk is een bestuursakkoord dat Rijk en de regio/provincies met elkaar sluiten, waarin de wederkerige afspraken en de wijze van monitoring worden vastgelegd. Daarbij bestaat expliciet de mogelijkheid om te escaleren bij achterblijvende prestaties. Ook wordt gewezen op het belang van uitvoeringstoetsen en pilots om ideeën te testen.
Dit model is in het IBO de basis voor de analyse van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de praktijk rond duurzame verstedelijking, toekomstbestendig landelijk gebied en de Regionale energiestrategieën. Het IBO geeft 27 aanbevelingen om de governance te verbeteren.
Volgens het IBO kiest de NOVI met de regio voor het goede schaalniveau. Positief is ook de inzet om als Rijk gelijkwaardig op te trekken met andere overheden. Op andere punten schiet de NOVI volgens het IBO nog tekort. Het beveelt aan dat het Rijk de nationale doelen op regionaal/provinciaal niveau ruimtelijk uitwerkt. Daarnaast vraagt het IBO onder andere aandacht voor het versterken van de kennisbasis, beleidscapaciteit en de uitvoeringskracht bij overheden, zowel centraal als decentraal. Zo stelt het IBO onder andere voor om periodiek scenario’s voor klimaatadaptatie op te stellen. Voor betere interdepartementale afstemming wordt aanbevolen een onderraad van de ministerraad in te richten die zich bezighoudt met de ruimtelijke aspecten van sectorale beleidsterreinen. Het IBO adviseert om terughoudend te zijn met departementale herindelingen.
Rijk en regio werken in zeven stedelijke regio’s aan verstedelijkingsstrategieën waarin de belangrijkste opgaven, volgens het IBO, op een pragmatische manier worden afgewogen. De focus ligt op de woningbouwopgave in combinatie met de daarvoor benodigde infrastructuur. Andere opgaven worden zoveel mogelijk meegenomen. Dit heeft geleid tot een door de overheden gedeeld beeld over de gewenste contouren voor deze regio’s. Concrete afspraken over de uitvoering en financiering moeten echter nog gemaakt worden. Vooral het bij elkaar brengen van de benodigde investeringen is nog geen uitgemaakte zaak. Het IBO beveelt voor de zeven verstedelijkingsstrategieën aan toe te werken naar bestuursakkoorden, te zorgen voor een grotere beschikbaarheid van woningbouwlocaties en de financiering van rijksbelangen, waar mogelijk, vorm te geven als één rijksbod per gebied. Daarnaast doet het IBO aanbevelingen om het proces rond woningbouw te stroomlijnen en waar mogelijk te versnellen. Voor het landelijk gebied beveelt het IBO aan om met de provincies kwantitatieve afspraken te maken voor de bijdragen die zij moeten leveren aan de woningbouwopgave. Verder stelt het IBO voor dat er per woningmarktregio met decentrale overheden en woningcorporaties afspraken worden gemaakt over de sociale woningbouwopgave en dat om die opgave te realiseren ervoor wordt gezorgd dat corporaties daar financieel toe in staat worden gesteld. Ook beveelt het IBO aan om de R in het MIRT meer ruimte te geven en dat het budget wordt afgestemd op de ruimtelijke ambities.
Wat betreft het landelijk gebied constateert het IBO dat er veel sectorale programma’s naast elkaar bestaan. Het proces om tot een integrale afweging te komen, moet hier nog op gang komen. Uitvoering van de aanbevelingen zet op korte termijn een proces in gang om op provinciaal/regionaal niveau plannen op te stellen om niet-duurzame ontwikkelingen in bodem- en watersystemen te keren. Aanbevolen wordt om een centrale regionale tafel in te richten, waar samenhangende opgaven worden vertaald in concrete doelen voor het gebied. Daarnaast beveelt het IBO aan om als rijk ook aan het landelijk gebied ordenende principes mee te geven, bijvoorbeeld waar landbouw of natuur meer of minder ruimte krijgen. Onderzocht moet verder worden of actief grondbeleid kan bijdragen aan de gewenste verandering in het landelijk gebied.
Bij de Regionale Energiestrategieën (RES’en) is gekozen voor een sectorale aanpak, waarbij aan de voorkant een duidelijk kwantitatief doel is gedefinieerd, gebaseerd op het Klimaatakkoord. De afstemming met andere ruimtelijke opgaven moet echter nog plaatsvinden en er zijn nog vragen over efficiëntie van door de regio gemaakte keuzes en de financiering van de uitvoering. Het IBO beveelt onder andere een meer integrale afweging van de ruimtelijke belangen aan. Een andere aanbeveling is om de afweging tussen draagvlak versus systeemefficiëntie meer expliciet te maken.
Aanbiedingsbrief bij rapport Van woorden naar daden over de governance van de ruimtelijke ordening