Nu de eerste versies van de regionale energiestrategieën gereed zijn en gemeenten de transitievisies warmte afronden, komen de wijkuitvoeringsplannen in beeld. Met die plannen besluit de gemeenteraad per wijk welke alternatieve warmtevoorziening er moet komen. Het uur U waarop het voorbereidend werk van de afgelopen jaren van gemeenten en de RES-regio’s moet worden vertaald in concrete keuzes. Het wetsvoorstel "Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie" brengt de uitvoering dichterbij.
Het Klimaatakkoord uit 2019 beschrijft de stappen om te komen tot warmtevoorziening in de gebouwde omgeving waarmee minder CO2 wordt uitgestoten dan nu het geval is. In de transitievisie warmte (gereed eind 2021) heeft de gemeenteraad een tijdspad bepaald waarop wijken van het aardgas afgaan. Voor de wijken die als eerste aan de beurt zijn en de transitie vóór 2030 klaar moet zijn, zijn mogelijke alternatieven voor warmtevoorziening in beeld gebracht. Vervolgens besluit de gemeenteraad door middel van het uitvoeringsplan op wijkniveau over de definitieve warmtestrategie van een wijk. Dit moet in samenspraak met betrokken stakeholders. De gemeente kan bijvoorbeeld in samenspraak met huurders, woningbouwcorporaties en warmteleveranciers besluiten een concessie uit te geven voor een warmtenet of in het wijkuitvoeringsplan kan een bewonersinitiatief voor 'all electric' verwarming worden neergelegd. Het uitvoeringsplan moet worden verwerkt in het omgevingsplan van de gemeente, waarin wordt opgenomen wanneer en hoe (door welke stappen) een wijk van het aardgas afgaat. Tegen het omgevingsplan staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De keuze voor de warmtestrategie zal dan ter toetsing komen van de rechter. Het Klimaatakkoord geeft het idee achter de wijkuitvoeringsplannen in grote lijnen weer, maar hoe de plannen precies eruit moeten komen te zien is nog niet heel concreet beschreven.
In de kamerbrief van 1 oktober 2021 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nog eens herhaald dat gemeenten een uitvoeringsplan op wijkniveau maken. In die brief is de financiële, inhoudelijke en organisatorische ondersteuning voor gemeenten opgesomd. Zo zijn er verschillende modellen waarmee de kosten van een warmtestrategie kunnen worden begroot. De Leidraad van het Expertise Centrum Warmte bevat een “Startanalyse” waarin de nationale kosten zijn weergegeven voor verschillende warmtestrategieën. Ook bevat de Leidraad een “Handreiking voor lokale analyse” waarmee gemeenten een meer gedetailleerde analyse kunnen (laten) uitvoeren waarin rekening wordt gehouden met lokale omstandigheden.
Gemeenten kunnen dus op dit moment aan de hand van de verschillende modellen een analyse maken van de kosten van de alternatieven en de technische voorwaarden verder uitdenken. Aan de hand daarvan kunnen gemeenten de keuze voorbereiden voor het alternatief dat zij willen uitwerken in het wijkuitvoeringsplan.
Het Klimaatakkoord bevat een wetgevingsagenda voor de wijkgerichte aanpak waarin verschillende wetsaanpassingen worden beschreven die nodig zijn om de wijkgerichte aanpak mogelijk te maken. Zo zal de rijksoverheid de wet- en regelgeving op het terrein van elektriciteit, gas, warmte, mijnbouwactiviteiten en het omgevingsrecht geschikt maken. De nieuwe Energiewet zou meer mogelijkheden moeten bieden voor uitvoering van de wijkgerichte aanpak, als ook de Wet collectieve warmtevoorziening. Beide wetsvoorstellen hebben in 2020 ter consultatie gelegen.
Ook heeft het rijk toegezegd de (uitvoerings)regels van de Omgevingswet te herijken om de energietransitie te faciliteren en onnodige belemmeringen weg te nemen. Op 15 december 2021 is een wetsvoorstel ter consultatie gegaan, de “Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie”. Het voorstel bevat een ingrijpende wijziging van de Gaswet en de Omgevingswet, omdat het daarmee mogelijk wordt voor gemeenten om het gebruik van gas in een omgevingsplan uit te sluiten. Op dit moment is het nog niet mogelijk om in een bestemmingsplan op te nemen dat een wijk van het aardgas af wordt gehaald. Op grond van de Crisis- en herstelwet kan weliswaar bij wijze van experiment worden afgeweken van de Gaswet en de Wet ruimtelijke ordening, maar een verzoek van de gemeente Utrecht om daarvan gebruik te mogen maken om aardgasvrij koken te kunnen verplichten werd nog niet toegewezen en in beraad gehouden. De reden hiervoor was dat er nog een “brede discussie loopt over de invulling van het Klimaatakkoord” (Stb 2021, 193, p. 21). Het voorstel voor de “Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie” geeft gemeenten een algemene bevoegdheid om wijken aan te wijzen waar een duurzame energievoorziening beschikbaar komt ter vervanging van aardgas, een zogenoemde “aanwijsbevoegdheid”. De gemeenteraad kan dan in een omgevingsplan regels stellen die het gebruik van aardgas uitsluiten. Deze bevoegdheid zal verder worden ingekaderd door middel van algemene maatregelen van bestuur. Voorwaarde is dat aardgas alleen wordt uitgesloten, wanneer een andere energievoorziening (met voldoende capaciteit) aanwezig is.
Daarnaast bevat het wetsvoorstel bepalingen waarmee de transitievisie warmte als warmteprogramma wordt aangemerkt. Een warmteprogramma is een onverplicht programma onder de Omgevingswet. Gemeenten worden niet verplicht om een warmteprogramma op te stellen, tenzij de gemeente de aanwijsbevoegdheid wil toepassen. Toepassing van het instrument programma biedt duidelijkheid aan gemeenten voor de te volgen procedures en de verplichtingen in het kader van participatie en inspraak.
Het voorstel “Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie” is een grote stap om te komen tot de uitvoering van de warmtetransitie. Gemeenten krijgen. als het voorstel wordt aangenomen, de bevoegdheid om niet alleen op basis van vrijwilligheid te sturen op het aardgasvrij verwarmen van gebouwen, maar ook een juridische stok achter de deur. Het wetsvoorstel ligt tot 26 januari 2022 ter consultatie. Het wetsvoorstel zal vast een hoop reacties losmaken; het is te hopen dat het voortvarend wordt behandeld en op de beoogde datum van 1 januari 2024 in werking kan treden, zodat gemeenten heldere keuzes kunnen maken in de wijkuitvoeringsplannen.