Als er binnen de gemeente een vergunningverlening (en bijbehorende legesaanslag) voor een groot project te verwachten is, dan doet de gemeente er verstandig aan om in de raming en/of de begroting een overweging te wijden aan de te verwachten baten uit dit project.
Gemeenten mogen leges heffen als vergoeding voor individuele tegenprestaties, zoals bijvoorbeeld het verlenen van een omgevingsvergunning. Hiervoor stelt de gemeenteraad de legesverordening vast. In deze gemeentelijke legesverordening staan onder meer de legesbedragen en -tarieven.
De vraag is in hoeverre de gemeente rekening moet houden met toekomstige gebeurtenissen bij het vaststellen van de bedragen en tarieven. Als er een groot project binnen de gemeente wordt verwacht, dan moet de gemeente dat betrekken bij de vaststelling van de legesverordening (en de daarin genoemde bedragen en tarieven). Soms is dit een dure les getuige een arrest van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch: een legesaanslag van meer dan twee miljoen euro werd door het hof ’s-Hertogenbosch vernietigd.
Aan de hand van deze zaak hebben wij in dit blog enkele lessen voor de praktijk en aandachtspunten geformuleerd. Allereerst zullen wij kort ingaan op het systeem van de gemeentelijke heffingen. Vervolgens zullen wij ingaan op de relevante feiten en omstandigheden in de zaak van Schouwen-Duivenland.
Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet mogen gemeenten rechten heffen ter zake van gebruik, genot en vermakelijkheden. Hiervoor stelt de gemeenteraad een gemeentelijke legesverordening vast (artikel 147 van de Gemeentewet). In deze gemeentelijke legesverordening staan onder meer de legesbedragen en -tarieven. Deze tarieven moeten voldoen aan de opbrengstlimiet: de geraamde baten mogen niet uitgaan boven de geraamde lasten (artikel 229b van de Gemeentewet). Een gemeente mag dus geen winst maken op de legesheffing.
Bij het vaststellen van de legesverordening gaat een gemeente uit van ramingen. Er zijn namelijk geen definitieve cijfers beschikbaar betreffende de opbrengsten en de lasten. De ramingen moeten daarom gebaseerd zijn op cijfers die zijn terug te voeren op de gemeentelijke begroting. Bij de raming van de baten mag een bepaalde voorzichtigheid in acht worden genomen. Een te lage raming kan niet worden aanvaard als de gemeente die baten in redelijkheid niet op dat bedrag heeft kunnen ramen.
In de gemeente Schouwen-Duiveland is belanghebbende in 2009 begonnen met de planning van de bouw van een park met windturbines. De gemeente is vanaf het begin bij dit project betrokken geweest. Per e-mail van 21 oktober 2013 heeft belanghebbende aan de gemeente een indicatieve planning voor de voortgang van het project toegestuurd. In die planning is onder meer vermeld dat de aanvragen voor vergunningen in februari 2014 zullen worden ingediend. Belanghebbende heeft op 20 mei 2014 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van 35 windturbines. De heffingsambtenaar heeft een schriftelijke kennisgeving leges voor een bedrag van € 2.144.899,85 aan belanghebbende gestuurd.
Bij de vaststelling van de legesverordening heeft de gemeente echter geen rekening gehouden met dit project en de daarbij behorende leges. Naar het oordeel van het hof heeft de heffingsambtenaar niet inzichtelijk gemaakt waarom de gemeente, ondanks de verwachting dat belanghebbende de aanvraag in 2014 zou doen, de baten voor 2014 heeft geraamd op een bedrag van € 1.987.963,-. In geen enkel (raads)stuk is terug te vinden:
dat in de raming van de legesopbrengsten voor 2014 vanuit oogpunt van voorzichtigheid geen rekening is gehouden met de mogelijk te verwachten aanvraag voor het windpark en
waarom voor 2014 geen rekening is gehouden met die mogelijk te verwachten bate.
Gelet op het bedrag van de onderhavige aanslag en het belang daarvan voor de begroting van de gemeente had het, naar het oordeel van het hof in de rede gelegen dat daarvan melding zou zijn gemaakt bij de vaststelling van de begroting.
Nu de raming van de baten daarmee niet inzichtelijk is gemaakt, heeft de gemeente de opbrengsten in redelijkheid niet kunnen ramen op € 1.987.963,-. Gelet op de hoogte van deze baten leidt dit ertoe dat de baten de lasten met meer dan tien percent overschrijden. Dit is een niet verwaarloosbare overschrijding van de opbrengstlimiet. De legesverordening is daarom in zoverre onverbindend en de aanslag moet worden vernietigd.
Uit deze kwestie blijkt nogmaals dat het voor gemeenten heel belangrijk is om inzicht in de ramingen te verschaffen. Concreet komt het erop neer dat de gemeente inzicht verschaft in de afwegingen: een redelijke raming brengt immers mee dat alle bekende relevante feiten in de raming worden betrokken.