Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Vragen en antwoorden over nieuwe Omgevingswet

Hier vindt u vragen en antwoorden over verschillende aspecten van de Omgevingswet. Ze zijn onderverdeeld in de rubrieken Algemeen, Instrumenten (omgevingsvisie, omgevingsverordening, projectbesluit, omgevingsvergunning) en Invoering.

1 August 2012

Hier vindt u vragen en antwoorden over verschillende aspecten van de Omgevingswet. Ze zijn onderverdeeld in de rubrieken Algemeen, Instrumenten (omgevingsvisie, omgevingsverordening, projectbesluit, omgevingsvergunning) en

Invoering.

Algemeen

1. Waarom is gekozen voor het maken van één Omgevingswet?

Het Omgevingsrecht is nu versnipperd in tientallen wetten, circa 150 AMvBs en honderden ministeriële regelingen. Het stelsel is daarmee erg ingewikkeld geworden. Die complexiteit leidt tot onzekerheid en onduidelijkheid bij de initiatiefnemers over voorgenomen projecten en activiteiten. Daarom moet het omgevingsrecht transparanter, eenvoudiger en sneller en goedkoper worden. Met één Omgevingswet kunnen meer toestemmingen onder één procedure, bij één loket en onder één aanvraag worden verkregen met minder onderzoekslasten.

2. Er wordt gesproken over een integrale wet, wat wordt daar precies mee bedoeld?

De Omgevingswet betreft regelgeving voor de fysieke leefomgeving. Nu zijn er sectorale wetten en regels voor water, bodem en natuur voor het ontwikkelen of het beheren van de fysieke leefomgeving. Straks volstaat het om de Omgevingswet te raadplegen. De Omgevingswet omvat  een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, de omgevingsverordening en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd.   

3. Richt de Omgevingswet zich alleen op nieuwe ontwikkelingen of ook op beheer?

De Omgevingswet is gebaseerd op een ontwikkel- en beheerscyclus en richt zich dus zowel op ontwikkelingen als op beheer.  De wet richt zich met de instrumenten projectbesluit en omgevingsvergunning op ontwikkelingen; met het instrument omgevingsverordening op beheer.

4.  Wanneer treedt de Omgevingswet in werking?

Het wetsvoorstel voor de eerste tranche van de Omgevingswet wordt eind 2012 aangeboden aan de Raad van State. Na advisering door de Raad van State wordt het voorstel aangeboden aan de Tweede Kamer en wordt de Invoeringswet voorbereid. De inwerkingtreding is afhankelijk van het parlementaire traject dat daarna volgt.

5.  Wat is het verschil tussen normen en toetsingskaders?

Een norm is een regel of richtlijn. Een toetsingskader beschrijft het geheel van ruimtegebonden beleidsuitspraken en waaraan nieuwe ontwikkelingen worden getoetst. Een voorbeeld van een toetsingskader is een structuurvisie (straks een omgevingsvisie). Een toetsingskader kan normen bevatten, maar dat hoeft niet. Bovendien is een toetsingskader vaak breder dan een norm. Een norm kan ook op zichzelf staan en hoeft niet per se gekoppeld te zijn aan een toetsingskader.

6.  Hoe verhoudt de ontwikkeling van de Regionale Uitvoeringsdiensten zich tot de vernieuwing van het omgevingsrecht?

De ontwikkeling van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUDs) loopt parallel aan de ontwikkeling van de Omgevingswet. De Omgevingswet zorgt voor een vereenvoudiging van het omgevingsrecht, en daardoor worden de taken van de RUDs vereenvoudigd. De beoogde taken van de RUDs beperken zich nu vooral tot handhaving op het terrein van milieu. Daar waar vergunningen nog verder dan bij de Wabo al het geval was geïntegreerd worden, zal dat ook doorwerken in handhaving en daarmee in het takenpakket van de RUDs.

7.  Hoe wordt tijdelijk bestemmen (beter) mogelijk gemaakt met de nieuwe Omgevingswet?

Tijdelijk bestemmen kan onder het huidige recht voor een periode van 5 jaar. De procedure voor het aanvragen van een tijdelijke bestemming duurt 26 weken. In de nieuwe Omgevingswet zal de periode voor tijdelijke bestemming worden verlengd naar 10 jaar; de procedure voor een aanvraag wordt verkort tot 8 weken. Dit in navolging van gang van zaken bij de Crisis- en herstelwet.

8.  Hoe draagt de Omgevingswet bij aan een duurzamer leefomgeving?

De Omgevingswet heeft als hoofddoelstelling een veilige en gezonde leefomgeving op een duurzame en doelmatige wijze behouden, beheren, gebruiken en ontwikkelen. Duurzaamheid wordt in de Omgevingswet bevorderd door de integrale besluitvorming: door alle relevante aspecten, waaronder duurzaamheid, in een zo vroeg mogelijk stadium tegen elkaar af te wegen. Drie van de zes instrumenten in de Omgevingswet vragen een integrale aanpak (omgevingsvisie, omgevingsverordening, omgevingsvergunning). Daarnaast dragen algemene regels, de beheerscyclus, de programmas en de experimenteerbepaling bij aan het mogelijk maken van duurzame ontwikkelingen.

9.  Wie bepaalt en betaalt de positieve evenredigheid?

De afweging of in het belang van een duurzame ontwikkeling toestemming voor een activiteit of ontwikkeling moet worden gegeven heeft plaats bij het verlenen van de omgevingsvergunning of in het projectbesluit. Het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning verleent of het projectbesluit neemt, maakt dus de brede afweging waarbij hij zowel de positieve gevolgen van de ontwikkeling op de leefomgeving als de negatieve gevolgen betrekt. Hij mag afwijken van een of meerdere sectorale normen mits het belang van een duurzame ontwikkeling zich daar niet tegen verzet. Dit betekent nadrukkelijk dat, in het geval dat het bevoegd gezag wil af wijken van sectorale normen, dit altijd gekoppeld moet zijn aan een verbetering van de totale leefomgeving. In het geval dat het bevoegd gezag wil afwijken van een norm of een regel die gesteld is door een ander bestuursorgaan dat daarvoor ook beheersverantwoordelijkheid heeft, moet het bevoegd gezag eerst ontheffing vragen aan het andere bestuursorgaan. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een gemeente wil afwijken van een regel die gesteld is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ontwikkeling. In dat geval moet de gemeente eerst ontheffing vragen aan de minister. Dit is nu overigens ook het geval; in de Omgevingswet blijft dit ongewijzigd.

De kosten voor het noodzakelijke onderzoek om de afweging te kunnen maken en de kosten voor extra te nemen maatregelen zijn voor de initiatiefnemer.

10.  Wat is de relatie tussen de ontwikkel- en beheercyclus en handhaving?

De beheer- en ontwikkelcyclus, zoals deze is ingebed in de Omgevingswet, zorgt voor goede kwalitatieve ontwikkelingen. Toezicht en handhaving zijn onderdeel van deze cyclus en vormen het sluitstuk.

11.  Welk bevoegd gezag is verantwoordelijk voor omgevingsverordening en omgevingsvergunning?

Wie verantwoordelijk is voor de omgevingsverordening hangt af van het gebied. Wie verantwoordelijk is voor de omgevingsvergunning hangt af van de activiteiten die onder de vergunning worden aangevraagd. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet krijgt de initiatiefnemer te maken met één loket. Dit betekent dat de gemeente eerste aanspreekpunt is; de gemeente kan de initiatiefnemer per aanvraag vertellen wie het bevoegd gezag is.

12.  Is de verschuiving van de zeggenschap van de decentrale wetgever naar het decentrale bestuur beoogd?

Decentraal wat kan en centraal wat moet is ook uitgangspunt van de Omgevingswet. De wens om tot snelle en effectieve besluitvorming te komen kan leiden tot het meer inzetten van besluiten (bevoegdheid bestuur) in plaats van verordeningen (bevoegdheid volksvertegenwoordiging/wetgever). De rol van de volksvertegenwoordiging komt dan meer neer op het meegeven van beleidsmatige kaders vooraf (bijvoorbeeld in de omgevingsvisie) en controle achteraf, dan op directe betrokkenheid bij elk ruimtelijk besluit.

13.  Hoe worden erfgoed en andere waarden beschermd?

De specifieke wetgeving op het gebied van onder andere erfgoed, natuur en milieu gaat op termijn op in de Omgevingswet. Het beschermingsniveau van deze waarden blijft tenminste gelijk aan de het beschermingsniveau in de huidige wet- en regelgeving. Erfgoed en andere waarden worden met de Omgevingswet ook beschermd door de geïntroduceerde zorgplicht en algemene regels. Daarnaast biedt de Omgevingswet mogelijkheden om met de omgevingsvisie en/of omgevingsverordening erfgoed en andere waarden te beschermen.

14. Is het mogelijk om bij de inzet van integrale instrumenten maatwerk te leveren zonder terug te vallen op een sectorale aanpak?

Ja, de instrumenten zijn ook gericht op maatwerk. De Omgevingswet maakt bijvoorbeeld herverdeling mogelijk en kent afwegingsruimte onder de noemer van positieve evenredigheid, om tot een verstandige keuze te kunnen komen over afwijking van normen, passend bij de specifieke situatie van het gebied. Ook tijdelijk gebruik is onder de Omgevingswet flexibel en snel te regelen.

15. Hoe zijn de reacties van de internetconsultatie verwerkt?

De reacties van de internetconsultatie zijn gelezen, geanalyseerd en ingedeeld in grofweg drie categorieën: punten die worden meegenomen, punten die niet worden meegenomen en punten die niet haalbaar zijn, niet gewenst zijn of buiten de

scope

van de Omgevingswet vallen. Daarnaast is teruggekoppeld in een brief aan de Tweede Kamer (zie onder Publicaties) en is een verantwoording geplaatst op

www.internetconsultatie.nl

.

Instrumenten: omgevingsvisie, omgevingsverordening, projectbesluit, omgevingsvergunning

16. Wat is het verschil tussen de nieuwe omgevingsvisie en de bestaande structuurvisie?

De nieuwe omgevingsvisie vervangt de huidige vijf sectorale strategische plannen:

1. De (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening

2. Het waterplan

3. Het milieubeleidsplan

4. Het verkeers- en vervoersplan

5. Ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming

17.  Welke bestuursorganen maken verplicht een omgevingsvisie? Mogen andere bestuursorganen vrijwillig een omgevingsvisie maken?  

Rijk en provincie maken verplicht een omgevingsvisie. Gemeenten zijn vrij om een omgevingsvisie te maken. Voor grotere gemeenten zal het meer voor de hand liggen om een omgevingsvisie te maken dan voor heel kleine gemeenten. Het kan ook zo zijn dat meerdere gemeenten samen een intergemeentelijke visie maken; deze kan ook naast een gemeentelijke omgevingsvisie bestaan. Waterschappen mogen ook een omgevingsvisie maken, maar zijn hier niet toe verplicht.

18. Wat is de meerwaarde van één omgevingsverordening ten opzichte van

www.ruimtelijkeplannen.nl?Ruimtelijkeplannen.nl

laat zien welke ruimtelijke regels gelden voor een bepaald gebied. Een omgevingsverordening is een integrale verordening met ruimtelijke regels voor een bepaald gebied. Bij ruimtelijkeplannen.nl kunnen regels elkaar tegenspreken. In een omgevingsverordening kan dat niet, omdat deze integraal is.

19. Wat is het verschil tussen de omgevingsverordening en het bestemmingsplan?

De omgevingsverordening is een gebiedsdekkende verordening voor de leefomgeving. Hij vervangt:

1. Bestemmingsplan(nen)

2. Algemene plaatselijke verordening(en)

3. Bomenverordening

4. Monumentenverordening

5. Reclameverordening

20. Wat is het verschil tussen de omgevingsvisie, omgevingsverordening, het projectbesluit en omgevingsvergunning? Oftewel:

Wanneer een omgevingsvisie?

Op grond van de Omgevingswet maken Rijk en provincie een omgevingsvisie. Andere bestuursorganen zijn vrij om een omgevingsvisie te maken. In de omgevingsvisie worden de ambities van een bestuursorgaan voor de leefomgeving geformuleerd. Deze visie wordt door gemeenten, provincies en Rijk voor hun huishouding en grondgebied vastgesteld. Doel is om invulling te geven aan de taken en bevoegdheden van bestuursorganen op het gebied van de leefomgeving. Het gaat om een samenhangende visie op strategisch niveau, niet om een optelsom van beleidsvisies voor de diverse domeinen. Dat is ook de reden dat bestuursorganen slechts één visie vaststellen: één kenbaar en integraal beleidsdocument dat het gehele strategische omgevingsbeleid voor de overheid die plannen vaststelt omvat.

Wanneer een omgevingsverordening?

Op grond van de Omgevingswet maakt elke gemeente, waterschap en provincie één gebiedsdekkende verordening voor de leefomgeving. In deze verordening zijn alle geldende ruimtelijke regels te vinden, net als locatiegebonden regels en vergunningvereisten. Er zijn twee instrumenten waarmee kan worden afgeweken van de omgevingsverordening: het projectbesluit en de omgevingsvergunning. Daarnaast kan de omgevingsverordening gewijzigd worden.

Wanneer een projectbesluit?

Het projectbesluit is het instrument voor besluitvorming over projecten van nationaal of provinciaal belang. Met dit instrument wordt een slagvaardige procedure geboden voor projecten waarbij de overheid een beheersverantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de doelen in de leefomgeving, zoals infrastructuur en waterveiligheid. Maar ook voor private initiatieven waarbij privaat initiatief en het bereiken van publieke doelen in de leefomgeving samen vallen.

Wanneer is een omgevingsvergunning nodig?

De omgevingsvergunning is het instrument voor besluitvorming over projecten en activiteiten die een voorafgaande toetsing of afweging door de overheid behoeven

21. Kun je in de omgevingsvergunning afwijken van de omgevingsverordening?

Om af te kunnen wijken van de omgevingsverordening kan een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Er zijn echter nog twee manieren om af te wijken van de omgevingsverordening: via het projectbesluit en via wijziging van de omgevingsverordening. Afwijken van de omgevingsverordening kan dus op drie manieren. Onderstaande tabel geeft  kort de verschillen tussen de drie routes weer.

Het projectbesluit

De omgevingsvergunning

Wijziging van de omgevingsverordening

1) projecten met een publiek belang

1) alle projecten

1) lokale projecten en generieke aanpassingen

2) overheidsinitiatief of op aanvraag, afwijzing daarvan is niet appellabel

2) alleen op aanvraag, afwijzing is appellabel

 

2) overheidsinitiatief of op aanvraag, afwijzing daarvan is niet appellabel

3) bijzondere voorbereidings­procedure (Elverding)

 

3) uitgangspunt is de reguliere procedure (soms afd. 3.4 Awb)

 

3) politieke besluitvorming met waar nodig toepassing Awb afdeling 3.4 en andere participatie

4) integraal besluit over leefomgeving

 

4) (multi-)sectoraal besluit over één of meer aspecten van de leefomgeving

4) betreft alleen regels in de gemeentelijke omgevingsverordening

5) genomen door het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling

5) verleend door het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het aspect van de leefomgeving dat aan de orde is (of bij samenloop: waar het zwaartepunt daarbij ligt)

5) genomen door gemeenteraad

6) Rijk of provincie kan andere bestuursorganen

overrulen

6) gelijkwaardigheid van bestuursorganen is het uitgangspunt

6) betrokkenheid andere bestuursorganen slechts in adviesrol (zoals watertoets)


Invoering

22.

 

Hoe ziet het proces van de uitrol van de Omgevingswet er uit? Hoe wordt het overgangsrecht geregeld?

Het proces van de uitrol van de Omgevingswet hangt vanzelfsprekend af van de uiteindelijke inhoud van de wet en de bijbehorende invoeringswet. Hoewel deze nog onvoldoende bekend zijn voor de precieze ontwikkeling van de producten voor de implementatie zelf, is wel al begonnen met de voorbereiding van de implementatie. Er worden plannen van aanpak voorbereid voor drie onderdelen: (1) invoeringsbegeleiding: op weg helpen van gebruikers bij de nieuwe werkwijze, (2) centraal Informatiepunt Omgevingsrecht: helpdesk, website, etc., (3) digitale informatievoorziening: omgevingsinformatie en ondersteuning van uitvoeringsprocessen. Vooralsnog is het uitgangspunt dat de implementatie een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheden wordt, gestuurd door de gebruikers. Bij het opstellen (en later de uitvoering) van de plannen van aanpak worden toekomstige doelgroepen betrokken, om de praktische relevantie van te ontwikkelen producten zo goed mogelijk te laten aansluiten bij hun behoeften.

Over het overgangsrecht valt op dit moment nog niet heel veel meer te zeggen dan dat we bij de opstelling zullen voorzien in overgangsrecht om de overgang naar het nieuwe regime zo goed en doeltreffend mogelijk te regelen. Bijvoorbeeld bij de overgang van bestemmingsplan naar verordening en de overgang van de verschillende rechtsfiguren naar de zes rechtsfiguren in de Omgevingswet.

Door Rijksoverheid, Eenvoudig Beter

Artikel delen