Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Wat zijn de gevolgen van de anderhalvemetersamenleving voor de bouwsector?

Hoewel de eerste golf van het coronavirus inmiddels achter ons ligt, geldt dit niet voor de gevolgen ervan. Verschillende sectoren zijn en worden geraakt door deze crisis, zo ook de bouwsector. In het onderstaande stuk beschrijft Martin Koning, senior onderzoeker bij het Economisch Instituut voor de Bouw, wat het nieuwe normaal dat de anderhalvemetersamenleving heet betekent voor de bouwsector.

1 July 2020

De coronacrisis is niet alleen een wereldwijde gezondheidscrisis, maar door alle lockdownmaatregelen ook een economische crisis. Bedrijven gingen eind maart tijdelijk op slot of konden door de anderhalvemeterregel niet meer de normale omzet realiseren. Nu het aantal nieuwe besmettingen fors lager is, worden gaandeweg de beperkingen losgelaten. Het economisch dieptepunt lijkt hiermee in het tweede kwartaal te zijn bereikt en als een tweede golf aan besmettingen uitblijft, kan al aan het eind van dit jaar herstel optreden. De lockdownmaatregelen hebben voor de bouwsector tot nu toe geen grote gevolgen voor de productie gehad. Weliswaar kampten bouwbedrijven met een hoger ziekteverzuim, maar de bouwactiviteiten konden ondanks de anderhalvemeterregel in de meeste gevallen gewoon doorgaan. Dit betekent echter niet dat de coronacrisis aan de bouw voorbij zal gaan. De coronacrisis zal de bouw juist nog sterk gaan treffen.

Bouwprojecten worden afgebouwd, maar nieuwe opdrachten blijven uit

De coronacrisis brengt de Nederlandse economie in een recessie en net als in vorige crises zullen hierdoor vooral de investeringen van zowel particulieren als van bedrijven worden geraakt. In reactie op de sterk toegenomen onzekerheid over de toekomstige situatie wordt een deel van de investeringen uitgesteld. De productie van de bouw bestaat voor 70% uit investeringen. De bouwsector is daardoor een conjunctuurgevoelige sector, wat betekent dat de uitslagen in de bouwproductie - zowel opwaarts als neerwaarts - groter zijn dan die van het bbp. Het uitstel van de investeringen werkt vanwege de doorlooptijden van projecten met vertraging door in de bouwproductie. Dit geldt ten eerste voor de nieuwbouw waar vergunning- en aanbestedingsprocedures aan de bouw voorafgaan en waar het bouwproces zelf vaak zes maanden tot een jaar in beslag neemt. Ook renovatie-activiteiten worden vaak al maanden van tevoren gecontracteerd en hebben vervolgens ook vaak een doorlooptijd van maanden. Alleen het onderhoud is minder conjunctuurgevoelig en kent kortere doorlooptijden.

Voor derde keer in twaalf jaar tijd belandt de bouw in een crisis

Door de coronacrisis komt de bouw dit jaar voor een derde keer in twaalf jaar tijd in een crisissituatie terecht. Door de sterkere economische krimp dan tijdens de twee vorige crises zijn de gevolgen naar verwachting ook groter. Zowel de investeringen in de woningbouw als in de utiliteitsbouw worden sterk getroffen door de crisis. Dit betreft zowel nieuwbouw als herstel en verbouw in beide sectoren. In twee jaar tijd dalen zowel de woningbouwinvesteringen als de investeringen in de utiliteitsbouw cumulatief met 15%. Alleen het onderhoud van gebouwen blijft in deze periode nog redelijk op peil. De infrastructuur wordt ook zwaar getroffen en de investeringen lopen hier cumulatief met bijna 20% terug. Dit is overigens maar deels het gevolg van de coronacrisis en deels het gevolg van eerdere problemen rond stikstof en PFAS. De totale bouwproductie daalt dit jaar met 7% en vanwege de doorlooptijden in de bouw is de klap in 2021 met bijna 10% nog groter. In twee jaar tijd loopt de bouwproductie met ruim € 11 miljard terug. Overigens moest zonder corona al rekening worden gehouden dat de bouwproductie in 2020 en 2021 licht zou krimpen door stringente regelgeving rond stikstof en PFAS en door toenemende ruimtelijke knelpunten.

Na zware terugval volgt weer een periode met krachtig herstel

Bij het veronderstelde krachtige herstel van de Nederlandse economie vanaf 2021, kan de bouwproductie in de periode 2022-2024 weer zeer sterk aantrekken en het verloren gegane terrein weer grotendeels inlopen. In de woningbouw zet het herstel in met groeicijfers van gemiddeld bijna 15% per jaar voor zowel de nieuwbouw als de herstel en verbouw. De ontwikkeling op de woningmarkt vertoont daarmee veel verwantschap met de achter ons liggende perioden van crisis en herstel. Eerst zal het woningaanbod en de verbonden bouwproductie sterk inzakken om daarna weer zeer sterk aan te trekken. Het beeld van een duidelijk inzakkende markt gevolgd door alweer snel een periode van schaarste ligt op de loer. Ook in de utiliteitsbouw treedt zowel bij de nieuwbouw als bij de herstel en verbouw weer krachtig herstel op. Het herstel komt bij de nieuwbouw vanwege de langere doorlooptijden van nieuwe projecten iets later op gang. In 2024 is het grootste deel van het productieverlies weer ingelopen als gevolg van het sterke herstel van de Nederlandse economie. Vanaf 2022 is ook sprake van een krachtig herstel van de investeringen in infrastructuur. Doordat het infraonderhoud in 2020 en 2021 minder sterk krimpt, is het herstel hier ook minder krachtig.

Opnieuw stop en go op de bouwarbeidsmarkt

De sterke daling van de productie heeft ook belangrijke gevolgen voor de werkgelegenheid in de bouw. Het beeld op de bouwarbeidsmarkt slaat dit jaar snel om. Dit is al zichtbaar in het aantal openstaande vacatures dat aan het eind van het eerste kwartaal snel is teruggelopen. In twee jaar tijd daalt de werkgelegenheid met ongeveer 40.000 arbeidsjaren, een daling van ruim 8%. Zoals gebruikelijk bij een schok in de productie, leidt de teruggang eerst in sterke mate tot productiviteitsverlies. Hierdoor kan het werkgelegenheidsverlies in 2020 nog beperkt blijven tot 15.000 arbeidsjaren. In 2021 zet de daling van de werkgelegenheid krachtig door. Niet alleen is de terugval in de productie in dit jaar sterker dan in 2020, maar de productiedaling slaat volgend jaar relatief ook sterker neer in de werkgelegenheid dan in 2020. De totale werkgelegenheid daalt in 2021 nog eens met 25.000 arbeidsjaren.

In de herstelperiode 2022-2024 is het omgekeerde beeld weer zichtbaar, waarbij de productiegroei eerst relatief sterk in productiviteitsherstel neerslaat, waarna werkgelegenheidsherstel met enige vertraging weer krachtig inzet en zal de spanning op de bouwarbeidsmarkt met alle negatieve gevolgen daarvan snel weer terugkeren.

Invloed van overheidsbeleid

Het productiebeeld voor de bouwsector in de komende jaren zal mede afhangen van het gevoerde overheidsbeleid. Er zijn geen maatregelen aangekondigd die de vraaguitval of de productie-beperkingen duidelijk reduceren. De maatregelen die het bedrijfsleven ondersteunen zijn vooral gericht op het door de coronacrisis helpen van bedrijven, terwijl bij de bouw op dit moment de productie nog doorloopt en de grootste problemen nog moeten komen. Indien er alsnog specifiek beleid komt om de bouw te ondersteunen, dan kunnen de negatieve effecten voor de bouwproductie en de werkgelegenheid (belangrijk) worden gereduceerd. Het beleid zou zich dan bijvoorbeeld kunnen richten op het beperken van vraaguitval op de woningmarkt door overheidsvraag tijdelijk de plaats in te laten nemen van consumentenvraag, door het ondersteunen van renovatiewerkzaamheden via verlaging van btw-tarieven of (duurzaamheids-)subsidies en door het naar voren halen van overheidsinvesteringen in de utiliteitssector en de infrastructuur. Ook zou een minder stringent ruimtelijk ordeningsbeleid kunnen helpen om locaties te ontwikkelen waar nog wel voldoende vraag naar is na de coronacrisis. In onze publicatie ‘Crisis en crisismaatregelen’ hebben wij de effecten van een aantal van deze maatregelen in beeld gebracht. Met gericht overheidsbeleid kan het verlies van 40.000 arbeidsjaren tot de helft worden teruggebracht. Meest effectief zijn maatregelen die financieringsproblemen voor starters oplossen, verruiming bieden bij het ruimtelijk beleid en het mogelijk maken om tijdelijk op voorraad woningen te bouwen via een publiek opkoopfonds.

Artikel delen