Per 1 juli 2016 zal er een aantal wetswijzigingen in werking treden.
Per 1 juli 2016 zal er een aantal wetswijzigingen in werking treden.
Wetswijziging tijdelijke huurcontracten
Op 12 april 2016 is de Wet doorstroming huurmarkt (Stb. 2016, 158) aangenomen door de Eerste Kamer. Het voorstel heeft betrekking op de huurprijs van woonruimte en op de tijdelijk verhuur van woonruimte. Het wetsvoorstel wijzigt boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enkelen andere wetten in verband met het stellen van nadere huurmaatregelen tot verdere bevordering van de doorstroming op de woninghuurmarkt.
Met het wetsvoorstel wil het kabinet een belangrijk impuls geven aan een betere doorstroming op de huurwoningmarkt en het bestrijden van scheefheid. Dit stimuleren van scheefwoners wordt onder meer gedaan door de inkomenstoets. Voor inkomens boven de toewijzingsgrens voor de sociale huur geldt een huurverhoging van inflatie plus 4 procent. Gepensioneerden en huishoudens van minstens 4 personen zijn uitzondering op deze regel.
Voorts verbreedt het wetsvoorstel doorstroming huurmarkt via een wijziging van het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheid voor tijdelijke huurcontracten. Deze tijdelijke huurcontracten eindigen automatisch door het verstrijken van de tijd. Hiervoor is geen opzegging nodig en de rechter hoeft geen reden voor de beëindiging te toetsen. In het wetsvoorstel staat wel een verplichting voor de verhuurder om de huurder te herinneren aan de einddatum. Dit dient schriftelijk te geschieden, niet eerder dan drie maanden en niet later dan één maand voor de einddatum. De uitbreiding van de mogelijkheid voor tijdelijke huurcontracten draagt bij aan een efficiënter gebruik van de woningvoorraad. Er wordt een maximum gesteld aan de duur van tijdelijke huurovereenkomsten. De maximale duur van een tijdelijke huurwoning is bij een zelfstandige woonruimte 2 jaar en bij een onzelfstandige woonruime 5 jaar.
Wetswijziging Erfgoedwet
Met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet (Stb. 2015, 511) worden zes wetten en regelingen (De Monumentenwet 1988, De Wet tot behoud van cultuurbezit, De Wet tot teruggave cultuurgoederen uit bezet gebied, De Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen, De Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten en de Regeling materieel beheer museale voorwerpen) opgenomen in de Erfgoedwet.
Het deel van de Monumentenwet 1988 dat ziet op de fysieke leefomgeving zal worden opgenomen in de Omgevingswet. De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed - beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen - en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving, komt daardoor in 2019 in de Omgevingswet terecht. Voor de vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten, de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie en de bescherming van stads- en dorpsgezichten, is een overgangsregeling voor de periode 2016-2019 in de Erfgoedwet opgenomen.
Daarnaast brengt de Erfgoedwet een aantal veranderingen met zich mee, o.a.:
Het college van burgemeester en wethouders dient een gemeentelijk erfgoedregister van aangewezen cultureel erfgoed bij te houden.
De gemeenteraad kan een erfgoedverordening vaststellen die toeziet op het beheer en behoud van cultureel erfgoed gelegen binnen de desbetreffende gemeente, dat van bijzonder belang is voor die gemeente vanwege de cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis. Eenzelfde regeling is voor de provincie opgenomen.
De uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt van toepassing op aanwijzingsprocedure voor rijksmonumenten. Dit brengt met zich mee dat beslistermijn 6 maanden wordt (was 10 maanden).
Het vergunningstelsel voor archeologische opgravingen wordt vervangen door een certificeringsstelsel.
Harmonisering handhaving en toezicht op cultuurgoederen en musea.
