Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Zonder betutteling word je niet gezond

"Grote digitale borden hangen boven de trappen in het kantoor van de GGD. Ze houden je op de hoogte van het aantal mensen dat vandaag al de trap heeft verkozen boven de lift. Het is een van de manieren waarop de GGD haar werknemers wil motiveren extra te bewegen. Maar zolang die lift daar is, wordt hij ook veel gebruikt. “We zouden ‘m eigenlijk eens een maandje in onderhoud moeten hebben”, zegt Fred Woudenberg, hoofd afdeling leefomgeving, GGD Amsterdam. Bij de GGD gebeurt in het klein wat gemeenten met de invoering van de Omgevingswet in het groot moeten gaan doen: via ruimtelijke indeling zorgen dat mensen gezonder worden. Dat is niet makkelijk. Woudenberg: “Maatregelen die iets opleveren, doen ook vaak pijn.”"

19 maart 2019

Met de invoering van de Omgevingswet in 2021 moeten gemeenten gezondheid opnemen in hun omgevingsvisie en omgevingsplan. Wat gaat dit betekenen?

Woudenberg: Gemeenten krijgen meer afwegingsruimte om belangen op het gebied van gezondheid af te wegen tegen belangen op het gebied van economie, bouwen en mobiliteit. Het kan zijn dat een gemeente meer ruimte biedt voor gezondheid, maar het kan ook de andere kant op slaan. Ik denk dat de Omgevingswet meer bedreigingen kent dan kansen.

Waar zitten die bedreigingen in?

Neem geluid: de Omgevingswet maakt het mogelijk om in steden meer verkeerslawaai toe te staan. Waar de norm in de stad eerst 63 decibel was, wordt die nu 70 decibel. Dat betekent dat gemeenten huizen met een grotere gevelbelasting mogen bouwen. Er is een enorme bouwopgave en geluid heeft een indirect ruimtebeslag, dat neemt ruimte in die je niet ziet. Nu komt er de mogelijkheid om de zones waarmee afstand wordt gehouden tot een drukke weg ook vol te bouwen. Dus dat zou kunnen betekenen dat de situatie, als het om geluid gaat, ongezonder wordt.

Het idee is dat gemeenten en provincies meer afwegingsruimte krijgen, maar in die afweging speelt geld ook een belangrijke rol. Ik vrees dat gezondheid dan toch minder ruimte krijgt en dat gemeenten vooral kijken tot hoe ver ze kunnen gaan.

Er zijn ook gemeenten en provincies die de mogelijkheden wel aangrijpen. Amsterdam hanteert voor het enorme nieuwbouwgebied Haven-Stad een parkeernorm van maximaal 0,2. Nijmegen heeft een roetnorm. De provincie Utrecht wil dat overal wordt voldaan aan de nieuwe strenge richtwaarde voor geluid van de Wereldgezondheidsorganisatie. Groningen wil de hele stad rookvrij maken. Dus er gebeurt wel veel, maar we hadden het mooi gevonden als vanuit het Rijk de gezonde situatie als uitgangspunt was genomen met de afwegingsruimte voor gemeenten om het ongezonder te maken. Dan moet een gemeente of provincie zich inspannen om de situatie ongezonder te maken in plaats van de huidige situatie waarin ze zich moeten inspannen om het gezonder te maken. Ik vrees dat veel gemeenten dat laatste niet gaan doen.

Het Rijk had daar volgens u meer verantwoordelijkheid in moeten nemen?

Ja, veel meer. Eigenlijk is gewoon gezegd: doe maar. Dus nu ligt het bij de gemeenten, zij hebben de afwegingsruimte. Ik probeer aan hen duidelijk te maken welke concrete maatregelen daadwerkelijk gezondheidswinst boeken. Er zijn ambities op dit vlak, gemeenten die echt iets voor de gezondheid willen doen. Maar ze willen tegelijkertijd ook dat het niet te veel geld kost, niet te veel energie kost, niet te veel belemmeringen oplevert. En dat gaat niet altijd samen. Maatregelen die iets opleveren doen ook vaak pijn.

Wat ik als mijn eigen opgave zie, is om gemeenten een transparante afweging te laten maken en helder te kiezen of ze ervoor gaan of niet - want dat mag ook. Nu wordt er nog veel gedaan alsof. Dan komen er allerlei maatregelen die er cosmetisch leuk uitzien, maar die eigenlijk niets voorstellen.

Zoals?

Het aanleggen van een paadje om te bevorderen dat mensen gaan lopen en fietsen. Of een communicatiecampagne om mensen op te roepen vaker de fiets te nemen en de auto te laten staan. En het aanleggen van groen- en speelplekken zonder barrières ernaartoe weg te nemen. De mogelijkheid is er dan om naar buiten te gaan, te fietsen of lopen, maar het is net zo makkelijk om de auto te pakken.

Als je in een gebied het lopen en fietsen écht wilt bevorderen, moet je het autoverkeer belemmeren. Dat kan niet anders. Als je in een gebied faciliteiten voor lopen en fietsen uitbreidt, naast de faciliteiten voor autos, dan laat je mensen zelf kiezen. En ik zeg niet dat het slecht is, maar je moet niet verwachten dat daardoor meer mensen gaan lopen en fietsen. Wanneer gaan mensen dat wel doen? Als je parkeren enorm gaat belemmeren of duur gaat maken. Of je zorgt ervoor dat een nieuwe wijk vooral met de fiets goed bereikbaar is en minder met de auto. Als je een verschuiving wilt, moet je bepaalde zaken moeilijk maken. Die keuze maken is voor veel gemeenten lastig.

Ik kan me dat wel voorstellen. De maatregelen hebben lokaal effect en de gemeenten staan dan wel erg dichtbij de mensen die stemmen. Het Rijk heeft wat dat betreft meer afstand.

Precies, naarmate je verder op afstand staat, is het makkelijker. Een goed voorbeeld is houtrook. Ik heb aardig wat wethouders verteld dat als zij overlast en luchtverontreiniging echt willen beperken, ze gewoon moeten verbieden dat er op hout gestookt wordt. Het dient geen enkel ander doel dan gezelligheid. Mensen hebben er last van en het is slecht voor de luchtkwaliteit: verbied het gewoon. Een wethouder denkt aan de kiezers en gaat dat niet doen. Degene die er het langst over nadacht deed er een paar seconden over.

De hele wetgeving rond luchtkwaliteit kwam uit Europa. Dat leidde in Nederland tot allerlei problemen met bouwstop en dergelijke. Zelfs de Rijksoverheid staat te dicht bij die problematiek om te zeggen: Nu gaan we strenge normen voor luchtkwaliteit invoeren, die consequenties hebben voor het aantal huizen dat we in Nederland kunnen bouwen. Een gemeente had dat nooit gedaan, het Rijk misschien, maar Europa zegt: Voor de gezondheid is het belangrijk, dus ze lossen het maar op.

Het is belangrijk om het positief te framen en daar gezondheid echt bij te betrekken, anders lijkt het erop dat je mensen aan het pesten bent. Je zegt niet: wij gaan autos verbieden. Nee, we gaan het gezond bewegen hier bevorderen. Of als het gaat over roken: je gaat niet het roken verbieden, je gaat een generatie helpen om rookvrij op te groeien. Dus je belicht de positieve kant. Dat is heel belangrijk, ook in het beleid naar je burgers toe. Het moet duidelijk zijn waarom je het doet.

Veel mensen zullen wel zeggen: Stop eens met die betutteling, ik mag niet meer roken, ik mag mn gezellige houtkacheltje niet meer aan.

Het raakt je persoonlijke levenssfeer. Het is vervelend als je iets niet meer mag of kan. We moeten ook niet doen alsof het wel leuk is. Maar zonder betuttelen word je niet gezond. Heel simpel. Sterker nog, als wij maatregelen invoeren en mensen reageren daar niet heftig op, dan denken we dat het niet gaat werken.

Om sociaaleconomische verschillen te verkleinen, moet je pijnlijke maatregelen nemen. Daar schrikken veel gemeenten voor terug.

Je bevordert niet alleen gezondheid, maar verkleint ook sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Dat zijn belangrijke doelen. Laagopgeleide mensen zijn veel ongezonder dan hoogopgeleide mensen. Dat vindt iedereen oneerlijk en iedereen wil daar wat aan doen. Maar om daar wat aan te doen, moet je juist die pijnlijke maatregelen gaan treffen. Daar schrikken veel gemeenten dan weer voor terug. Dat mag, maar realiseer je dan dat je niet die sociaaleconomische gezondheidsverschillen gaat verkleinen.

Doordat gezondheid een deel van de Omgevingswet wordt, moeten het sociale en fysieke domein veel meer samenwerken. Hoe moet dat vorm krijgen?

De domeinen komen veel dichter bij elkaar. Gezondheidsmensen denken vaak in getallen en tabellen en fysieke mensen denken vaak in beelden en kaarten. Je moet dus daadwerkelijk begrijpen wat de taal is van die persoon. Het sociale domein moet de mores van het fysieke domein gaan begrijpen. Het fysieke domein heeft zijn eigen wetmatigheden, bijvoorbeeld de stappen waarin een nieuw gebied ontwikkeld wordt. Daar moet de advisering helemaal op afgestemd zijn. Je moet goed begrijpen wanneer welke besluiten worden genomen. Als je te vroeg of te laat bent, dan werkt het niet.

Dan worden mensen maar gelukkig en gezond in iets dat er heel lelijk uitziet.

Tegelijkertijd is het omgekeerde ook waar; het fysieke domein moet ook leren. Zij zijn visueel ingesteld, willen iets maken wat mooi is. Wij willen vooral dat mensen zich er goed in voelen. Dan worden mensen maar gelukkig en gezond in iets dat er heel lelijk uitziet. Niet dat dit een pleidooi is om lelijke dingen te maken, maar het esthetische is niet het belangrijkste.

Bijvoorbeeld: een ontwerp bevat prachtige zichtlijnen, maar er is niet op geluid gelet. Dat kan betekenen dat er nergens stilte te vinden is dankzij die fantastische zichtlijnen. Waar namelijk niet alleen het zicht, maar ook het geluid dwars doorheen gaat. Het is goed om te bedenken: hoe is het geluidslandschap hier? En zijn er plekken waar mensen rust kunnen vinden? En het is sowieso belangrijk om je te realiseren: als hier mensen wonen, wat gaan ze doen? Hoe gaan ze zich voelen?

Maar ook de sociale component is belangrijk in de samenwerking. Denk aan veiligheid en eenzaamheid, zeker in grote steden. Hoe zorg je ervoor dat je mensen een omgeving biedt waardoor ze sneller geneigd zijn om anderen op te zoeken? En hoe organiseer je dat? Als je een parkje hebt, wil je ook dat er mensen gebruik van maken. Dat kan alleen maar als het aan de sociale kant ook goed gebeurt. Dus dat is helemaal vervlochten. Je bouwt een stad voor mensen, niet voor bakstenen. En tegelijkertijd vormen die bakstenen wel de hardware waarin die mensen zich bewegen. Door met de bewoners in gesprek te gaan, kan je fysiek en sociaal oplossingen bedenken. Dat zorgt voor meer effect en draagvlak. En de bewoners zullen positiever denken over de gemeente en het bestuur. Dat is iets wat heel veel bestuurders, los van hoe de burgers zich voelen, ook belangrijk vinden: hoe er over ze gedacht wordt.

Kan die samenwerking dankzij de Omgevingswet verstevigd worden?

Ik denk dat er twee manieren zijn om die Omgevingswet in te voeren in je gemeente. Eén is: we gaan op de oude voet verder, we noemen het alleen anders. Je kan ook zeggen: we gebruiken de wet om op een andere manier te kijken naar hoe we onze stad vormgeven. Dan kan het verbinden van het sociale en het fysieke een enorme meerwaarde hebben voor de gezondheid, maar ook voor het geluk van inwoners.

Artikel delen