Wat is in de nieuwe zwemwater-regelgeving een ‘badwaterbassin’? Dat is de eerste vraag waar we binnen artikel 15.1, eerste lid, Bal tegen aanlopen. Om het gemakkelijk te maken, heeft de wetgever een definitie gegeven van het begrip ‘badwaterbassin’. In dit blog-artikel zullen we die definitie onder de loep nemen. De wettelijke definitie bevat elementen die kenmerkend zijn voor een badwaterbassin. Die elementen zijn echter ook de bron van een groot grijs gebied. Zo is in het ene geval wel sprake van een badwaterbassin en in het andere geval niet. Dat grijs gebied gaan we verkennen. Zo zal al een eerste beeld ontstaan van wat wel en wat niet onder hoofdstuk 15 Bal valt.
Eerst zal ik het wetsartikel aanhalen waarin het begrip ‘badwaterbassin’ is gedefinieerd. Daarbij zal ik de drie elementen benoemen die kenmerkend zijn voor een badwaterbassin. Onder het kopje ‘Probleem in de systematiek’ kies ik ervoor om slechts twee van deze elementen te bespreken. Het derde element komt aan bod in het volgende blog-artikel. Een korte beschouwing van de twee elementen levert een eerste beeld op van de toepasselijkheid van hoofdstuk 15 Bal.
De wetgever heeft van het begrip ‘badwaterbassin’ een definitie gegeven. De definitie vind je in bijlage I bij artikel 1.1 van het Bal onder hoofdletter A (begrippen).
Een ‘badwaterbassin’, zegt de wetgever, is een ‘waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden.‘
Deze definitie bevat drie elementen die kenmerkend zijn voor een badwaterbassin. Die elementen bepalen of iets een badwaterbassin is of niet.
Het eerste kenmerkende element is het element ‘waterkerende constructie’. Kenmerkend is ook dat de constructie bedoeld is om water vast te houden. Verder is voor een badwaterbassin kenmerkend dat het water in de constructie bedoeld is voor het zwemmen of baden.
Met het laatste element (bedoeld voor het zwemmen of baden) stuiten we gelijk op een probleem in de systematiek.
‘Bedoeld voor het zwemmen of baden’ is een element in de definitie van het begrip ‘badwaterbassin’. Dit hebben we zojuist gezien. Tegelijkertijd zien we de begrippen ‘zwemmen’ en ‘baden’ ook terug in artikel 15.1, eerste lid. Daarin komen die begrippen voor náást het begrip ‘badwaterbassin’. Kijk nog maar eens naar mijn vorige blog-artikel.
Dus aan de ene kant zijn de begrippen ‘zwemmen’ en ‘baden’ onderdeel van de definitie van het begrip ‘badwaterbassin’. Terwijl aan de andere kant de wetgever deze begrippen als een zelfstandig element hanteert naast het begrip ‘badwaterbassin’. Zo is er een overlap tussen artikel 15.1, eerste lid, en de definitie van het begrip ‘badwaterbassin’.
Van mij mag je dit snel vergeten. Waarom haal ik dit probleem dan aan? Dat doe ik alleen maar om aan te geven dat de overlap mij dwingt om keuzes te maken. Moet ik de begrippen ‘zwemmen’ en ‘baden’ meenemen in de behandeling van het begrip ‘badwaterbassin’? Of kan ik deze begrippen parkeren voor het volgende blog-artikel?
Ik kies voor het laatste. In dit blog-artikel laat ik de begrippen ‘zwemmen’ en ‘baden’ voor wat ze zijn. Ik kom er wel op terug in het volgende blog-artikel. Daarmee volg ik de systematiek van artikel 15.1, eerste lid.
Goed, dit gezegd hebbend, gaan we nu maar eens kijken naar de elementen ‘waterkerende constructie’ en ‘water’.
Een badwaterbassin is een constructie. Wat is een constructie? De term ‘constructie’ heeft de wetgever niet gedefinieerd. Als je woordenboeken erop naslaat, dan heeft een constructie iets te maken met bouw, makelij, montage. Een constructie heeft dus altijd iets kunstmatigs, iets dat van de tekentafel komt, iets dat door mensenhanden is aangelegd.
Een badwaterbassin is niet zomaar een constructie. Een badwaterbassin is een waterkerende constructie. Dat zegt de wetgever nadrukkelijk in de definitie. Met de zinssnede ‘voor het vasthouden van water’ benadrukt de wetgever nog eens fijntjes het waterkerend vermogen.
Al met al kunnen we zeggen dat een badwaterbassin een constructie is dat water vasthoudt en dus waterkerend is.
De volgende vraag is dan: wat moeten we verstaan onder het begrip ‘water’?
Ook dit begrip heeft de wetgever niet gedefinieerd. Volgens het normale spraakgebruik draait het bij water om drinkwater, regenwater of zeewater.
Tot nu toe hebben we de elementen ‘waterkerende constructie’ en ‘water’ kort beschouwd. Deze beschouwingen leren ons dat in het ene geval sprake is van een badwaterbassin en in het andere geval niet. Zo ontstaat al een eerste beeld van wat wel onder hoofdstuk 15 Bal valt en wat niet.
Zwemlocaties en modderbaden zijn geen badwaterbassin. Ook bassins met melk, yoghurt of bier zijn geen badwaterbassin. In al deze gevallen is hoofdstuk 15 Bal niet van toepassing. Ik zal dit wat meer toelichten.
Zwemlocaties zijn locaties in oppervlaktewateren die zijn aangewezen om te kunnen zwemmen. Hierbij kun je denken aan de zee, meren, rivieren, kanalen en vijvers. Ook kun je denken aan bassins die in contact staan met oppervlaktewateren.
Het typische in deze gevallen is het natuurlijke karakter. Van een constructie is geen sprake. Daarom zijn zwemlocaties geen badwaterbassin en vallen zij buiten de werking van hoofdstuk 15 Bal. Zwemlocaties zijn wel geregeld in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit (Ob). Lees nog maar eens mijn blog-artikel ‘Waar is de nieuwe zwemwater-regelgeving te vinden?’
Modderbaden hebben op zichzelf misschien wel kenmerken van een waterkerende constructie. Toch zijn modderbaden geen badwaterbassin. Modder is namelijk geen water. Dat water een belangrijk bestanddeel is van modder, maakt dit niet anders. Modderbaden vallen daarom buiten de werking van hoofdstuk 15 Bal.
Ook bassins met melk, yoghurt of bier hebben op zichzelf wel kenmerken van een waterkerende constructie. Maar melk, yoghurt en bier zijn nu eenmaal geen water. Bassins met melk, yoghurt of bier vallen daarom buiten de werking van hoofdstuk 15 Bal.
Reguliere zwembaden zijn wel aan te merken als een badwaterbassin. Dat geldt ook voor bassins waar aan het water zouten of kruidenmengsels zijn toegevoegd. In deze gevallen is hoofdstuk 15 Bal wel van toepassing. Ook dit zal ik toelichten.
Dat reguliere zwembaden zijn aan te merken als ‘badwaterbassin’ is wel duidelijk.
Het komt voor dat aan water zouten of kruidenmengsels zijn toegevoegd. In de visie van de wetgever is dan nog steeds sprake van water. Bassins met water en allerlei toevoegingen vallen daarom in de regel onder het toepassingsbereik van hoofdstuk 15 Bal.
Beheerders en exploitanten van zwembaden en dergelijke vinden de nieuwe zwemwater-regelgeving in hoofdstuk 15 Bal.
De vraag is wanneer hoofdstuk 15 Bal van toepassing is en wanneer niet. Artikel 15.1, eerste lid, geeft antwoord. Hoofdstuk 15 Bal is van toepassing op de activiteit ‘het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin‘.
In dit blog-artikel heb ik stilgestaan bij het begrip ‘badwaterbassin’. Uit dat begrip zijn gevallen af te leiden die geen badwaterbassin zijn. Op die gevallen is hoofdstuk 15 Bal dan ook niet van toepassing. Het gaat met name om zwemlocaties, modderbaden en bassins met melk, yoghurt of bier. Reguliere zwembaden en bassins waar aan het water zouten of kruidenmengsels zijn toegevoegd, vallen wel onder hoofdstuk 15 Bal.
Ik heb een eerste beeld geschetst over de toepasselijkheid van hoofdstuk 15 Bal. In het volgende blog-artikel zal ik dat beeld verder verfijnen. Dat doe ik met de begrippen ‘zwemmen’ en ‘baden’. Nu al wijs ik erop dat water in een badwaterbassin bedoeld moet zijn om te zwemmen of te baden. Alleen dan is hoofdstuk 15 Bal van toepassing. Dit moet je wel altijd voor ogen houden.