Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

100 papegaaien te luidruchtig voor woonbestemming

Partij woont op een perceel in Valkenswaard waar hij 100 tot 150 papegaaien en parkieten houdt en kweekt. Naar aanleiding van klachten van buren, appellant sub 1 en appellant sub 2, over geluidsoverlast, heeft het college handhavend opgetreden. Volgens het college is het houden van zoveel vogels in strijd met de woonbestemming. Op 23 december 2019 zijn meerdere lasten onder dwangsom opgelegd, later bij besluit van 19 mei 2020 zijn deze gewijzigd. De lasten betroffen het beperken van illegale bebouwing tot 150 m², het terugbrengen van het aantal vogels tot 25 (hobbymatig), en het beperken van geluidhinder. De rechtbank constateerde in een tussenuitspraak van 25 november 2021 gebreken en gaf het college de mogelijkheid deze te herstellen. Bij besluit van 25 januari 2022 heeft het college de besluiten van 19 mei 2020 herroepen. In de einduitspraak van 28 april 2022 vernietigde de rechtbank de besluiten voor zover die het aantal vogels beperkten tot 25. Appellant sub 1 en [appellant sub 2 stelden hoger beroep in. De relevante beroepsgronden zullen hierna kort besproken worden. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van partij zal buiten beschouwing worden gelaten.

30 July 2025

Uitspraken van de rechtbank

De rechtbank oordeelde in de tussenuitspraak dat het college terecht handhavend heeft opgetreden, omdat het houden van circa 100 vogels niet hobbymatig is en in strijd met de woonbestemming. Het besluit van 19 mei 2020 was echter onvoldoende gemotiveerd, onder meer over de vraag of sprake is van een inrichting en waarom geen hogere geluidgrenswaarden zijn toegepast. Voor de vraag of sprake is van een inrichting, heeft het college bij de beantwoording van deze vraag gebaseerd op artikel 3.168, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. Volgens de rechtbank vergt de beantwoording van deze vraag een op de situatie zelf toegesneden beoordeling. Deze beoordeling heeft niet plaatsgevonden. Daarnaast is de last onvoldoende concreet, omdat de last geen concrete geluidsnorm bevat. Het college kreeg gelegenheid om de gebreken te herstellen.

In de einduitspraak stelde de rechtbank vast dat het herstelbesluit van 25 januari 2022 de gebreken niet herstelde. Het college bleef zich onterecht baseren op een vaste grens van 25 vogels zonder maatwerkbeoordeling.

Hoger beroep

Is het besluit van 19 mei 2020 deugdelijk onderbouwd?

Appellant sub 1 stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de situatie niet concreet heeft beoordeeld bij de vraag of sprake is van een inrichting. Volgens haar blijkt uit het advies van 12 februari 2020 dat dit wel degelijk is gedaan. De Afdeling volgt dit niet. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het besluit van 19 mei 2020 geen situatiegerichte beoordeling bevatte. Uit het advies blijkt dat het college zich enkel heeft gebaseerd op de grens van 25 vogels uit artikel 3.168 van het Activiteitenbesluit. Een beoordeling toegespitst op de feitelijke omstandigheden op het perceel ontbreekt. Daarmee is niet voldaan aan de vereiste situatiegerichte toepassing.

Het betoog slaagt niet.

Is het besluit van 25 januari 2022 deugdelijk onderbouwd?

Appellant sub 1 en appellant sub 2 stellen dat het college in het besluit van 25 januari 2022 wél voldoende heeft onderbouwd hoeveel vogels partij mag houden. Zij wijzen op de aard, omvang, intensiteit en ruimtelijke uitstraling die het gebruik heeft en betogen dat het houden van meer dan 25 luidruchtige vogels in een woonwijk niet past binnen de woonbestemming. Dit omdat het perceel in een reguliere woonwijk ligt, de vogels buiten direct tegen de erfgrens worden gehouden, papegaai- en parkietachtigen bekend staan als tamelijk luidruchtige vogelsoorten en het houden van vogels in het verleden een duidelijke continuïteit heeft gekend

De Afdeling volgt dit niet. Het college baseerde zich opnieuw uitsluitend op de standaardgrens van 25 vogels uit artikel 3.168 van het Activiteitenbesluit. Het college had de vraag of het gebruik van de gronden voor het houden van papegaai- en parkietachtigen in strijd is met de woonbestemming moeten beantwoorden aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat specifieke gebruik, gezien zijn

aard, omvang en intensiteit, heeft. Deze beoordeling is opnieuw niet gemaakt. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat het eerder geconstateerde gebrek niet is hersteld.

Het betoog slaagt niet.

Beslissing van de Afdeling

De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak en veroordeelt het college van Burgemeester en Wethouders van Valkenswaard en de Staat tot het betalen van een schadevergoeding voor het overschrijden van de redelijke termijn.

Artikel delen