Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

2de uitspraak ABRvS over TAM-IMRO-Omgevingsplan en ETFAL!

Op 7 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3035 heeft de voorzieningenrechter van de ABRvS voor de tweede maal een uitspraak gedaan over een TAM-IMRO-omgevingsplan (hoofdstuk 22a van het omgevingsplan). Eerder is op 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5222 (Aalsmeer) een andere uitspraak gewezen over een TAM-IMRO-omgevingsplan.

9 July 2025

De raad neemt een besluit tot wijziging van het omgevingsplan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of met het besluit tot wijziging van het omgevingsplan sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot wijziging van het omgevingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Interessant is de volgende rechtsoverweging over de relatie over welstand en de omgevingsplanactiviteit bouwen in relatie tot het TAM-omgevingsplan. In artikel 6.5.1 van de regels van het besluit tot wijziging zijn de regels voor de toelaatbaarheid van bouwwerken op gronden met de functie "Wonen" opgenomen. In artikel 6.6.2 staan de regels voor het bouwen van hoofdgebouwen op die gronden en in artikel 3.8 de meet- en rekenbepalingen voor ondergeschikte bouwdelen. Of de balkons aan die regels voldoen en aan redelijke eisen van welstand, kan aan de orde komen bij de beoordeling van de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit voor bouwen. Dit ligt niet voor bij de beoordeling van het besluit tot wijziging.

Andere aspecten die in deze uitspraak aan de orde komen zijn: het bouwvolume, groen/het bomenbeleidsplan, water, verkeer en parkeren. Uit het voorgaande volgt dat wat [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het besluit tot wijziging in strijd is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL) of anderszins met het recht.

Bij besluit van 6 februari 2025 heeft de raad het "TAM-imro-omgevingsplan, hoofdstuk 22a Veldstraat ong. Den Dungen" als wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Sint-Michielsgestel (hierna: het besluit tot wijziging) vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

Het besluit tot wijziging maakt de bouw van maximaal 24 woningen mogelijk bij de Veldstraat in Den Dungen (hierna: de locatie). De voormalige basisschool op de locatie is gesloopt en het terrein ligt braak.

[verzoeker] en anderen wonen naast of dichtbij de locatie. Zij kunnen zich niet vinden in het besluit tot wijziging omdat de grote toename van het aantal woningen, het tekort aan parkeerplaatsen, het ontbreken van klimaatadaptieve maatregelen en het verdwijnen van groen volgens hen zullen leiden tot een aanzienlijke verslechtering van het woon- en leefklimaat.

Rechtigheidsoordeel

De voorzieningenrechter zal vooruitlopend op de beoordeling van het beroep hieronder een zogenoemd "voorlopig rechtmatigheidsoordeel" geven, dat wil zeggen een inschatting maken van de kans van slagen van de belangrijkste gronden in beroep.

Toetsingskader

De raad neemt een besluit tot wijziging van het omgevingsplan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of met het besluit tot wijziging van het omgevingsplan sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot wijziging van het omgevingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Bouwvolume

[verzoeker] en anderen betogen dat het bouwvolume te groot is. Er zijn volgens hen te veel woningen op een te klein oppervlak voorzien. Een massief appartementencomplex past volgens hen niet in een straat met individuele woningbouw en ruime kavels.

Er zijn geen aanknopingspunten voor twijfel aan het standpunt van de raad dat de ontwikkeling ruimtelijk en visueel past tussen de omliggende woonbebouwing. Uit de kaart die met het besluit tot wijziging is vastgesteld (hierna: de kaart) volgt dat aan de locatie de functies "Wonen" of "Verkeer" of "Groen" zijn toegekend. Op deze kaart is ook een bouwvlak opgenomen waarbinnen maximaal 16 wooneenheden kunnen worden gebouwd en de maximale goot- en bouwhoogte 8 meter hoog is. Verder zijn op de kaart twee andere bouwvlakken opgenomen, waarin per bouwvlak maximaal 4 woningen mogen worden gebouwd met een maximum goot- en bouwhoogte van 4 en 8 meter. Deze bebouwingsmogelijkheden die het besluit tot wijziging mogelijk maakt, sluiten aan op de bestaande woonbebouwing in de directe omgeving van de locatie. Uit de motivering bij het besluit tot wijziging (hierna: de motivering) volgt namelijk dat in de directe omgeving onder meer woningen met twee lagen met kap en met platte daken staan en dat er een appartementengebouw met drie bouwlagen staat. Mede gelet op de ligging van de bouwvlakken op de kaart en de aangewezen ruimte voor verkeer en groen is er geen aanleiding voor het oordeel dat de raad te veel woningen op een te klein oppervlak heeft voorzien.

Balkons en terrassen buiten bouwvlak

Volgens [verzoeker] en anderen ontbreekt in strijd met de Welstandsnota een open structuur, doordat de balkons en terrassen buiten het bouwvlak zijn voorzien. Uit de uitspraken van 2 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1460, en van 2 juni 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AP0402, leiden verzoekers af dat deze in het bouwvlak moeten worden opgenomen.

Zoals de raad ter zitting naar voren heeft gebracht, geven de balkons en terrassen die in de motivering zijn geïllustreerd slechts een impressie. De woningcorporatie heeft ter zitting opgemerkt dat in de tekeningen van het bouwplan loggia’s in plaats van balkons zijn opgenomen. Volgens de woningcorporatie passen de loggia’s in het bouwvlak.

In artikel 6.5.1 van de regels van het besluit tot wijziging zijn de regels voor de toelaatbaarheid van bouwwerken op gronden met de functie "Wonen" opgenomen. In artikel 6.6.2 staan de regels voor het bouwen van hoofdgebouwen op die gronden en in artikel 3.8 de meet- en rekenbepalingen voor ondergeschikte bouwdelen. Of de balkons aan die regels voldoen en aan redelijke eisen van welstand, kan aan de orde komen bij de beoordeling van de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit voor bouwen. Dit ligt niet voor bij de beoordeling van het besluit tot wijziging.

Groen

[verzoeker] en anderen betogen dat de raad niet heeft onderbouwd dat de locatie wordt ingericht met veel groen. Dat slechts twee van de vijftien volwassen bomen op de locatie blijven staan, is volgens hen in strijd met het Bomenbeleidsplan Sint-Michielsgestel 2020-2030 (hierna: het Bomenbeleidsplan), waarin is opgenomen dat volwassen bomen met een levensverwachting van meer dan 15 jaar zoveel mogelijk behouden moeten worden. Het besluit tot wijziging is volgens hen ook in strijd met de Omgevingsvisie Sint-Michielsgestel, omdat de natuur en groene kwaliteit volgens [verzoeker] en anderen niet wordt behouden en versterkt. Verder merken zij op dat het besluit tot wijziging niet is aangepast op de door de raad aangenomen motie van 6 februari 2025 waarin is besloten tot het opnemen van meer groen op de locatie. Dat de woningcorporatie € 12.000,00 in een groenfonds stort om elders in de gemeente groen te realiseren volstaat volgens hen niet.

Volgens het Bomenbeleidsplan wordt bij de ontwikkeling van nieuwe woonwijken ruimte gereserveerd voor een uitbreiding van de bomenstructuur. Daarbij gaat kwaliteit boven kwantiteit. Bomen worden volgens het Bomenbeleidsplan in nieuwe woongebieden planmatig ingepast als onderdeel van de structuur. Dit kost meer ruimte dan een boomloze inrichting, maar heeft voordelen als een hogere woon- en leefkwaliteit, hogere natuurwaarde, hogere maatschappelijke waarde en hogere klimaatadaptieve waarde, zo is vermeld in het Bomenbeleidsplan.

Volgens de motivering heeft de locatie meerdere woongebouwen met bijgebouwen en is de overige ruimte groen van karakter, wat bijdraagt aan het voorkomen van hittestress. Uit de motivering volgt verder dat drie van de in totaal 14 bomen die op de locatie staan een hoge levensverwachting en kwaliteit hebben, dat één daarvan is gerooid en dat de overige twee waardevolle bomen behouden blijven. Dit is met het besluit tot wijziging geborgd. Uit de kaart volgt namelijk dat een deel van de gronden op de locatie de functie "Groen" heeft en dat op twee plekken gronden zijn aangewezen met de functie "Waarde - Waardevolle boom". Op grond van artikel 13.3 van de regels van het besluit tot wijziging zijn de hiervoor aangewezen gronden mede aangewezen voor het behoud en bescherming van waardevolle en bijzondere boombeplantingen.

De raad heeft ter zitting een beplantingsplan van 12 februari 2025  overgelegd, waarbij hij heeft opgemerkt dat dit beplantingsplan ter uitvoering van de motie van de raad van 6 februari 2025 aan de raad is verstrekt. De woningcorporatie heeft ter zitting opgemerkt dat zij het groen belangrijk vindt en dat zij nog een extra bomeneffectanalyse heeft laten uitvoeren waaruit is gebleken dat nog een extra boom behouden kan blijven, zodat uiteindelijk in totaal drie van de grote, bestaande bomen blijven staan.

In aanvulling op deze drie bestaande bomen voorziet het  beplantingsplan in acht bomen, namelijk drie Krentenbomen, twee Sierkersen, één Esdoorn en twee Spaanse Aken. Daarnaast zijn in het beplantingsplan een haag van Haagbeuk, verschillende soorten struiken en een bodembedekker voorzien. Ter zitting heeft de raad opgemerkt dat ook groene (sedum)daken zullen worden aangelegd op de bergingen die grenzen aan het perceel Veldstraat 15.

Gelet op de borging van de waardevolle bomen in het besluit tot wijziging, de toelichting ter zitting over het groen en het beplantingsplan van 12 februari 2025, is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat de groene kwaliteit van de locatie, anders dan wordt betoogd, zal worden versterkt.

Water

[verzoeker] en anderen betogen dat in het besluit tot wijziging niet is geborgd dat bij een toename aan verharding 70 mm per m² aan waterberging moet worden gecreëerd, overeenkomstig de Strategie Klimaatadaptatie, en dat de effecten hiervan voor de omliggende percelen ongewis zijn. Volgens hen wekt de raad ten onrechte de indruk, door de toekomstige situatie te vergelijken met die van 10 jaar terug met de basisschool, dat het verhard oppervlak zal afnemen in plaats van toenemen.

Volgens de motivering heeft het besluit tot wijziging geen uitbreiding van verhard oppervlakte ten opzichte van het voormalig gebruik als basisschool tot gevolg. In de Watertoets van 26 april 2024 is vermeld dat het verhard oppervlak afneemt met ruim 1.194 m² en is geconcludeerd dat gezien die grote afname in verhard oppervlak ten opzichte van de eerdere situatie additionele bergings- of infiltratievoorzieningen niet nodig worden geacht. Het betoog geeft geen aanleiding tot twijfel hieraan. Anders dan [verzoeker] en anderen veronderstellen, hoeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bij de vergelijking niet de nu bestaande situatie, waarbij de locatie na sloop van de school onverhard is, te worden betrokken.

Overigens heeft de raad ter zitting opgemerkt dat ondanks dat er geen sprake is van een toename van de verharding wel is voorzien in waterberging. Volgens de motivering wordt een afkoppeling van de hemelwaterafvoer geïntegreerd. De woningcorporatie beoogt een ondergrondse voorziening in de vorm van infiltratiekratten of basaltgrindkoffers te realiseren op de locatie, daar waar het plegen van periodiek onderhoud mogelijk is. Verder worden de parkeerplaatsen volgens de motivering aangelegd met grastegels of waterdoorlatende bestrating.

Verkeer

[verzoeker] en anderen betogen dat het effect van de verkeersgeneratie van het besluit tot wijziging op de verkeersafwikkeling onduidelijk is. Een verkeersonderzoek ontbreekt. Door te vergelijken met de situatie van 10 jaar terug met een basisschool, stelt de raad volgens [verzoeker] en anderen ten onrechte dat de verkeersgeneratie op bepaalde tijdstippen afneemt.

Volgens de motivering wordt de locatie ontsloten via de Veldstraat, zoals ook bij de voormalige basisschool het geval was. Deze straat is een 30 km-weg met eenrichtingsverkeer.

Naar de raad ter zitting heeft gesteld, bedraagt de capaciteit van de omliggende wegen Veldstraat/Groot Grinsel ongeveer 3.000 mvt/etmaal. De daadwerkelijke verkeersintensiteit ligt ruim hieronder. Volgens paragraaf 2.1 van het Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai van 1 mei 2024 heeft de Veldstraat namelijk een verkeersintensiteit van minder dan 1.000 mvt/etmaal. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de Veldstraat het aantal extra verkeersbewegingen door het besluit tot wijziging, naar de raad ter zitting heeft gesteld ongeveer 150-200 mvt/etmaal, niet aankan en een verkeersonderzoek had moeten worden verricht.

Parkeren

[verzoeker] en anderen betogen dat de door de raad berekende parkeerbehoefte in strijd is met de Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel (hierna: de beleidsregels). Zij stellen dat de raad voor de 8 vrije sector huurwoningen de norm van 2 parkeerplaatsen per woning en voor de 16 sociale huurappartementen de parkeernorm van 1,4 per woning van de beleidsregels had moeten hanteren, zodat het besluit tot wijziging had moeten voorzien in 38,4 parkeerplaatsen.

De raad heeft 32 parkeerplaatsen op de locatie voorzien, overeenkomstig de berekende parkeerbehoefte voor de 24 woningen op basis van een parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per woning. Ter zitting heeft de raad opgemerkt dat, anders dan abusievelijk in de motivering staat, ook de 8 woningen sociale huurwoningen zijn. De raad is er bij de berekening van de parkeerbehoefte daarom vanuit gegaan dat alle 24 woningen uitsluitend sociale huurwoningen zijn. Ook heeft de raad opgemerkt dat de beoogde parkeerplaatsen openbaar zullen zijn, voor de bewoners en bezoekers, dus dat sprake zal zijn van dubbelgebruik.

Voor de berekening van de parkeerbehoefte zijn volgens de motivering zowel de gemeentelijke parkeernormen van de beleidsregels als de daadwerkelijk gemeten parkeervraag betrokken. Volgens de beleidsregels geldt voor een sociale huurwoning een parkeernorm van 1,3 tot 1,6 parkeerplaatsen per woning en voor niet-grondgebonden huur (goedkoop en midden) een parkeernorm van 1,1 tot 1,4 parkeerplaatsen per woning.

De beleidsregels maken maatwerk mogelijk. Het bureau Goudappel heeft in het rapport "Onderzoek autobezit sociale huurwoningen" van 22 juli 2021 op basis van de onderzoeksgegevens van het gemeten autobezit van huurders in de gemeente Sint-Michielsgestel geconcludeerd dat de parkeernormen voor sociale huurwoningen beduidend hoger liggen dan het gemeten autobezit. Het autobezit in Sint-Michielsgestel van grondgebonden sociale huurwoningen is 1 auto per bewoonde woning en voor niet-grondgebonden woningen 0,6 auto’s per bewoonde woning. Voor de vergelijking met de gemeentelijke parkeernormen moet dit volgens Goudappel worden verhoogd met het bezoekersdeel van 0,3 parkeerplaats per woning.

De raad heeft ter zitting opgemerkt dat niet zonder meer van die onderzoeksresultaten is uitgegaan, maar dat in overleg met de woningcorporatie voor alle woningen gezamenlijk een gemiddelde  parkeernorm van 1,3 per woning passend is geacht.

Uit het voorgaande volgt dat de raad met de 32 parkeerplaatsen, zoals hij ook ter zitting heeft opgemerkt, binnen de bandbreedte is gebleven van de beleidsregels. Verder volgt hieruit ook dat de raad van meer parkeerplaatsen voor het besluit tot wijziging is uitgegaan dan volgens het onderzoek van Goudappel nodig is. De voorzieningenrechter verwacht dan ook niet dat de Afdeling in de bodemprocedure tot het oordeel komt dat de raad de parkeerbehoefte onjuist heeft berekend.

Conclusie

Uit het voorgaande volgt dat wat [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het besluit tot wijziging in strijd is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties of anderszins met het recht. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat dit besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden.

Artikel delen