Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

34e RECHTERLIJKE UITSPRAAK BOPA! o.a., mer-beoordelingsplicht, privacy, bodem, relatie met technische bouwvergunning

De uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 2 mei 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:4592 is de inmiddels 34e (gepubliceerde) uitspraak over het instrument van de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) t.b.v. het realiseren van een appartementengebouw met 24 appartementen.

2 May 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

De voorzieningenrechter stelt vast dat de uitleg van het college over het parkeren in het bestreden besluit substantieel afwijkt van de toelichting in de motivering BOPA. Door de voorzieningenrechter kan niet worden vastgesteld van welke uitleg dient te worden uitgegaan. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het besteden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.

Voor wat betreft de gevolgen voor de privacy zal verweerder de vergunning nog van een aanvullende motivering moeten voorzien, maar ook hierin ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat de verleende vergunning in bezwaar zal worden herroepen. De voorzieningenrechter heeft hierbij in aanmerking genomen dat het hier gaat om een ontwikkeling in verstedelijkt gebied, waarbij men een zekere inbreuk op de privacy heeft te dulden.

Op bladzijde 21 van de motivering Bopa staat als conclusie vermeld dat de potentiële effecten van het project in relatie tot de kenmerken en de plaats van het project dusdanig beperkt van aard en omvang zijn dat het project geen aanzienlijke milieu-effecten tot gevolg heeft die het doorlopen van een mer-procedure noodzakelijk maken. Gelet op het bepaalde in artikel 11.6 van het Omgevingsbesluit en het bepaalde in bij J11 van de tabel “bijlage 5” geldt in dit geval een MER-beoordelingsplicht als bedoeld in artikel 16.43 eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet en daaraan is voldaan. Op basis van de aanmeldnotitie (zie bijlage 2 bij de motivering BOPA) is geoordeeld dat er geen is om te oordelen dat het project grote milieu-effecten tot gevolg zal hebben. Een Mer-beoordeling is dan niet nodig. Dat bij de beoordeling van de Mer-plicht is uitgegaan van onjuiste gegevens is niet aannemelijk geworden.

In het bestreden besluit is de conclusie van de adviseur bodembescherming opgenomen, die luidt: Wij concluderen dat er sprake is van overschrijding van de toelaatbare kwaliteit bodem. Er moet daarom gesaneerd worden. Hiertoe is op 21 december 2023 al een melding gedaan. In de motivering Bopa wordt niet alleen de bodemgesteldheid, maar ook de invloed van het project op onder meer de grondwaterstand besproken. De voorzieningenrechter acht van belang dat er voorafgaande aan de bouw een nulmeting bij de omliggende woningen is gepland, zodat goed in kaart kan worden gebracht of de bouw schade veroorzaakt bij de omliggende woningen. Daarbij is ook van belang dat voor de technische aspecten van de bouw een aparte “technische vergunning” is verleend, die nu niet ter beoordeling voorligt.

Het project is gesitueerd op gronden waar het omgevingsplan Gemeente Haarlemmermeer geldt en de bestemmingsplannen “Nieuw Vennep”, “Parapluplan parkeerregels”, “Parapluplan parkeerregels -partiële herziening”, “Parapluplan wonen” en “Parapluplan Datacenters”.

Op grond van het bestemmingsplan “Nieuw-Vennep” rust op de gronden de enkelbestemming “Bedrijf”, de enkelbestemming “Horeca”, de enkelbestemming “Tuin” en de enkelbestemming “Wonen”.

Het bouwplan is hiermee in strijd, omdat er geen (zelfstandige) woningen zijn toegestaan op percelen met de bestemming Bedrijf, Tuin en Horeca, en omdat op gronden met de bestemming Wonen maar één woning is toegestaan (en niet de 4 woningen die daar zijn voorzien).

Verder is het project buiten het bouwvlak gesitueerd en worden de ter plaatse maximaal toegestane oppervlakten voor gebouwen en de maximaal toegestane goot- en bouwhoogten overschreden. Daarnaast zijn ter plaatse van de aanduiding ‘geluidszone industrie’ geen geluidsgevoelige objecten mogelijk.

Standpunt college

Volgens het college mag deels op basis van de binnenplanse regels worden afgeweken van de ter plaatse geldende regels. De buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa) mag ook worden vergund, als de activiteit maar voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (dit volgt uit de artikelen 22.10 van de Omgevingswet en 8.0a, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), en dat is volgens het college het geval.

Het project is voorzien van een ruimtelijke motivering in de vorm van een ETFAL (Evenwichtige toedeling van functies aan locaties) die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. In deze ETFAL is tot de conclusie gekomen dat de aanvraag stedenbouwkundig matig, maar voldoende is. Er bestaat geen bezwaar tegen de functie-wijziging. Het plan ligt buiten de risico-zone’s voor externe veiligheid, en de luchtkwaliteit voldoet. Daarnaast zijn de MER-paragraaf en aanmeldnotitie akkoord evenals de bedrijven- en milieuzonering, het geluid en het aantal verkeersbewegingen(intensiteit). Ook het punt parkeren is akkoord, net zoals de punten ecologie, wonen, welstand en bodemkwaliteit.

Volgens het college is geen sprake van strijd met het Paraplubestemmingsplan parkeerregels en het paraplubestemmingsplan Parkeerregels partiële herziening omdat in totaal 25 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd en er daarnaast voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn in de openbare ruimte.

Volgens het college is ook geen sprake van strijd met het parapluplan “Wonen“, het parapluplan “Datacenters” en geen sprake van strijd met het TAM-voorbereidingsbesluit “voorbeschermingsregels bodem” en het TAM voorbereidingsbesluit "voorbeschermingsregels staalslakken”. De verordening fysiek domein gemeente Haarlemmermeer (de Verordening) is volgens het college ook van toepassing als onderdeel van het Omgevingsplan Haarlemmermeer. Het college heeft met toepassing van de bepalingen uit deze Verordening de aangevraagde uitweg vergund nadat de afdeling beheer en onderhoud van de gemeente Haarlemmermeer op 31 juli 2024 positief over de gevraagde uitweg heeft geadviseerd.

Juridisch kader

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze wet heeft elke gemeente direct een omgevingsplan van rechtswege dat regels geeft over de fysieke leefomgeving voor het gehele grondgebied van de gemeente. Ter plaatse van het perceel geldt het Omgevingsplan Gemeente Haarlemmermeer. Dat omgevingsplan bestaat voor nu uit een tijdelijk deel, waarin onder meer alle bestemmingsplannen zijn opgenomen die vóór 1 januari 2024 golden.

Bezwaargronden

De parkeersituatie

Eisers vinden het onbegrijpelijk dat verweerder bij de beoordeling van de parkeerdruk is uitgegaan van een parkeerbehoefte van 73 plekken in de oude situatie, waarin ter plaatse een grand café was gevestigd met de naam “Grand Café De Bulls”. Dat komt in ieder geval niet overeen met de oude feitelijke situatie, aldus verzoekers. Het college heeft in het bestreden besluit aangegeven dat hij er van uit gaat dat voor het bouwplan 34 parkeerplaatsen nodig zijn, uitgaande van de norm van 1,6 parkeerplaats per (duur)koopappartement. De ontwikkelaar brengt 25 parkeerplaatsen aan op eigen terrein en voor de overige 9 parkeerplaatsen kan volgens het college een beroep worden gedaan op de parkeermogelijkheden in de openbare ruimte. Deze zijn beschikbaar omdat er in de oude situatie een veel groter beroep werd gedaan op de parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Op de locatie waarop het bouwplan ziet was de horecaonderneming Grand Café De Bulls gevestigd met een parkeerbehoefte van 80 plaatsen in het weekeinde (waarvan 63 voor bezoekers) en 73 plekken door de week. De totale parkeerbehoefte neemt daarom volgens verweerder af van 80/73 naar 34 plaatsen en de parkeerbehoefte op openbaar terrein van 61 naar 9 plaatsen.

Op bladzijde 22 van de motivering Bopa staat iets anders vermeld. Daar staat dat er in de oude situatie sprake was een totale parkeerbehoefte van 83,9 plaatsen, waarvan er 35 aanwezig waren op eigen terrein. Er werd dus voor 48,9 parkeerplekken gebruik gemaakt van de openbare ruimte. Op bladzijde 23 staat daarover verder dat na realisatie van het bouwplan nog maar voor 9 plekken gebruik zal worden gemaakt van de openbare ruimte, zodat de parkeerdruk per saldo fors zal afnemen.

De voorzieningenrechter stelt vast dat artikel 3.2.4 de mogelijkheid biedt om af te wijken van de algemene regel uit het Parapuplan parkeren als opgenomen in artikel 3.2.1. die inhoudt dat op eigen terrein in voldoende mate in parkeerruimte dient te worden voorzien. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat de uitleg van het college over het parkeren in het bestreden besluit substantieel afwijkt van de toelichting in de motivering BOPA.

Door de voorzieningenrechter kan niet worden vastgesteld van welke uitleg dient te worden uitgegaan. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het besteden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder zal dit motiveringsgebrek in bezwaar dienen te herstellen. Omdat verweerder ter zitting ook heeft toegezegd dit te zullen doen, ziet de voorzieningenrechter hierin vooralsnog echter geen grond om te verwachten dat de verleende vergunning in bezwaar zal moeten worden herroepen. De voorzieningenrechter acht in dit verband nog van belang dat zowel uit de toelichting van verweerder in het bestreden besluit als uit de motivering BOPA volgt dat de vergunde ontwikkeling zal leiden tot een (aanzienlijke) vermindering van de parkeerbehoefte in de openbare ruimte. De voorzieningenrechter ziet daarom in de geconstateerde gebrekkige motivering op dit punt geen grond om de verleende vergunning te schorsen.

De uitweg

Volgens verzoekers is een uitweg vergund direct naast en tegenover hun woningen, is die uitweg onveilig en zal die overlast opleveren. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar deze nadelige consequenties en alternatieven. In de verkeerskundige beoordeling van Goudappel Coffeng wordt zicht en hinder expliciet genoemd en daaraan is verweerder volledig voorbij gegaan.

Verweerder heeft op bladzijde tien van het bestreden besluit overwogen dat de Afdeling Beheer en Onderhoud van de gemeente Haarlemmermeer op 31 juli 2024 positief over de uitweg heeft geadviseerd. Er ontstaat geen verkeersonveilige situatie, omdat het overzichtelijk is en er geen obstakels in de weg staan die het zicht kunnen belemmeren. De uitweg komt bovendien binnen een 30-km-zone op een erftoegangsweg, die bedoeld is voor het ontsluiten van erven. Het gaat om wijzigen van bestaande uitwegen op een plek waar verkeersgebruikers al bekend zijn met uitwegen en de komst van de uitweg gaat niet ten koste van een openbare parkeerplaats of openbaar groen.

Op grond van artikel 6.3 van de Verordening is voor een uitweg een vergunning nodig, en in artikel 2.6 is opgenomen op welke gronden deze vergunning kan worden geweigerd. Niet aannemelijk is geworden dat zich één van de weigeringsgronden voordoet als bedoeld in artikel 2.6 van de verordening. De voorzieningenrechter gaat er daarom vooralsnog van uit dat verweerder de uitweg terecht heeft vergund. Van het door verzoekers genoemde rapport waarin volgens hen kanttekeningen zijn geplaatst bij de uitrit, heeft de voorzieningenrechter geen kennis kunnen nemen. Het college heeft dat rapport niet aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd en verzoekers hebben genoemd rapport niet overgelegd.

Verkeer

Volgens verzoekers lijkt het erop dat alleen de verkeersintensiteit op de Hoofdvaart is betrokken bij de beoordeling van impact van de realisatie van het appartementengebouw op het verkeer, terwijl de uitweg uitkomt op de Nieuwstraat. Dit is een drukke straat met ook veel fietsers en voetgangers.

In de motivering Bopa staat op pagina 23 vermeld dat het aantal verkeersbewegingen met 163 verkeersbewegingen per etmaal zal afnemen ten opzichte van de oude situatie.

Dat er sprake zal zijn van een afname van verkeersbewegingen is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onaannemelijk. Dit geldt ook voor de stelling van verweerder dat hierdoor de parkeerbehoefte in de openbare ruimte zal afnemen. Het aantal bezoekers neemt af, dus ook de parkeerbehoefte en het aantal verkeersbewegingen. Dat verweerder er vanuit is uitgegaan dat de verkeersintensiteit niet zal toenemen, komt de voorzieningenrechter daarom niet onredelijk voor. Verzoekers hebben daar tegenin gebracht dat de bezoekers andere horecagelegenheden in de buurt zullen bezoeken, en daarom in de buurt zullen blijven parkeren. Deze stelling is echter niet onderbouwd of geconcretiseerd en gelet daarop niet aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter ziet hierin daarom geen grond om te oordelen dat het bestreden besluit op dit punt in bezwaar geen stand zal houden.

Welstandelijke en stedenbouwkundige beoordeling

Volgens verzoekers is het gebouw veel te groot. Gebouwen met deze omvang komen in de omgeving niet voor.

In de motivering Bopa is uitgebreid aandacht besteed aan welstand op pagina 18 en verder. Het vergunde object is getoetst aan de Nota Uiterlijk van Bouwwerken Haarlemmermeer 2020. Op pagina 19 van de motivering Bopa is voorts aangegeven dat de vergunde ontwikkeling zich bevindt in een gebied dat is aangeduid als ‘welstandsniveau regulier’. In dat geval wordt in het kader van de welstand niet alleen in haar omgeving getoetst, maar ook als zelfstandig object.

Ter plaatse geldt (deels) het gemeentelijk Beeldkwaliteitsplan “Polderlinten Haarlemmermeer”. In de motivering Bopa is voorts overwogen dat de vergunde ontwikkeling zich bevindt in stedelijk gebied en dat in de verdichtingsvisie van de gemeente Haarlemmermeer is aangegeven dat polderlinten liggend in een stedelijke context op een kleinschalige manier kunnen worden verdicht. Conclusie in de motivering Bopa is vervolgens mede daarom dat de vergunde ontwikkeling in lijn is met de Nota Uiterlijk van Bouwwerken en het beeldkwaliteitsplan Polderlinten Haarlemmermeer.

Verzoekers hebben dit in feite ook niet bestreden. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekers hebben aangevoerd op dit punt daarom vooralsnog geen grond om te oordelen dat het college de vergunning had moeten weigeren vanwege strijd met de ter plaatse geldende welstandelijke en stedenbouwkundige kaders. De enkele stelling dat het gebouw veel te groot wordt is daarvoor onvoldoende.

privacy, geluid en bezonning

Verzoekers vrezen verlies van woongenot en inbreuk op hun privacy, onder meer door inkijk vanaf de balkons in hun tuinen en woningen. Daarnaast vrezen zij geluidsoverlast en verlies van zonlicht.

In de motivering Bopa (zie bladzijde 42) is onder verwijzing naar een uitgevoerde bezonningsstudie opgenomen dat de bezonning wel verandert voor de panden [adres] -7 en Hoofdweg 1153, maar dat de gevolgen niet zodanig zijn dat niet gesproken kan worden van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Ook is op bladzijde 29 van de motivering BOPA overwogen dat de woonfunctie beter past in de woonomgeving dan een restaurant en dat de verwachting is dat geluidsoverlast ter plaatse door de wijziging van functie zal afnemen. Over de privacy is geen afzonderlijke overweging in de motivering BOPA of in het bestreden besluit opgenomen.

De voorzieningenrechter ziet in het door verzoekers gestelde op dit punt geen grond om te oordelen het college daarin aanleiding had moeten zien om de gevraagde vergunning te weigeren. Niet gesteld is dat de bezonning onaanvaardbaar zal afnemen en aannemelijk is dat een appartementencomplex met 24 woningen niet voor meer overlast zal zorgen dan een grand café.

Voor wat betreft de gevolgen voor de privacy zal verweerder de vergunning nog van een aanvullende motivering moeten voorzien, maar ook hierin ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat de verleende vergunning in bezwaar zal worden herroepen. De voorzieningenrechter heeft hierbij in aanmerking genomen dat het hier gaat om een ontwikkeling in verstedelijkt gebied, waarbij men een zekere inbreuk op de privacy heeft te dulden.

Ecologie

Volgens verzoekers is er een Wet natuurbescherming (Wnb) vergunning aangevraagd, maar die is nog niet verleend en had verweerder daarom nog niet tot vergunningverlening mogen besluiten.

De voorzieningenrechter stelt vast dat bij de gedingstukken een quickscan Flora en Fauna is gevoegd gedateerd 18 januari 2024, evenals een nader ecologisch onderzoek vleermuizen van november 2023, alsmede een activiteitenplan Wet natuurbescherming van 27 november 2023 en een aanvraag ruimtelijke ingrepen in het kader van de Wet natuurbescherming waarop de omgevingsdienst namens gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland op 9 april 2024 positief heeft beslist. Verzoekers stellingen op dit punt treffen daarom geen doel.

Milieu-effectrapportage (Mer)

Volgens verzoekers had moeten worden beoordeeld of bij de voorbereiding van het besluit een Mer-rapportage had moeten worden gemaakt en is bij de beoordeling uitgegaan van onjuiste gegevens.

In het bestreden besluit is onder het kopje MER opgenomen ‘akkoord’.

Op bladzijde 21 van de motivering Bopa staat als conclusie vermeld dat de potentiële effecten van het project in relatie tot de kenmerken en de plaats van het project dusdanig beperkt van aard en omvang zijn dat het project geen aanzienlijke milieu-effecten tot gevolg heeft die het doorlopen van een mer-procedure noodzakelijk maken.

Gelet op het bepaalde in artikel 11.6 van het Omgevingsbesluit en het bepaalde in bij J11 van de tabel “bijlage 5” geldt in dit geval een MER-beoordelingsplicht als bedoeld in artikel 16.43 eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet en daaraan is voldaan. Op basis van de aanmeldnotitie (zie bijlage 2 bij de motivering BOPA) is geoordeeld dat er geen is om te oordelen dat het project grote milieu-effecten tot gevolg zal hebben. Een Mer-beoordeling is dan niet nodig. Dat bij de beoordeling van de Mer-plicht is uitgegaan van onjuiste gegevens is niet aannemelijk geworden. Verzoekers stelling op dit punt slaagt daarom niet.

Bodemgevoelig gebouw

Er verzoekers vrezen verzakkingen en optrekkend vocht door de grote bouwmassa. Niet duidelijk is of daarmee rekening is gehouden bij de bodemonderzoeksrapportage.

In het bestreden besluit is de conclusie van de adviseur bodembescherming opgenomen, die luidt: Wij concluderen dat er sprake is van overschrijding van de toelaatbare kwaliteit bodem. Er moet daarom gesaneerd worden. Hiertoe is op 21 december 2023 al een melding gedaan. In de motivering Bopa wordt niet alleen de bodemgesteldheid, maar ook de invloed van het project op onder meer de grondwaterstand besproken. Conclusie is dat er ook voor wat betreft het aspect water sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

De effecten van het bouwplan op de grondwaterstand zijn dus beoordeeld en akkoord bevonden. De voorzieningenrechter ziet in de overigens begrijpelijke vrees van verzoekers voor verzakking en optrekkend vocht daarom onvoldoende reden om te oordelen dat het bestreden besluit op dit punt in bezwaar geen stand zal houden. Daarbij acht de voorzieningenrechter nog van belang dat er, zo heeft Socialex ter zitting toegezegd, voorafgaande aan de bouw een nulmeting bij de omliggende woningen is gepland, zodat goed in kaart kan worden gebracht of de bouw schade veroorzaakt bij de omliggende woningen. Daarbij is ook van belang dat voor de technische aspecten van de bouw een aparte “technische vergunning” is verleend, die nu niet ter beoordeling voorligt.

Participatie

De participatie is volgens verzoekers onvoldoende geweest. Er is althans niet voldaan aan het bepaalde in de artikelen 16.55, lid 6 van de Omgevingswet in combinatie met het bepaalde in artikel 7.4 van de Omgevingsregeling.

Het uitgangspunt onder de Omgevingswet is dat participatie door de initiatiefnemer, in dit geval vergunninghouder) bij omgevingsvergunningen vrijwillig is. Maar de gemeenteraad kan gevallen aanwijzen waarin participatie een verplicht aanvraag vereiste is.

Voor de gemeente Haarlemmermeer heeft de gemeenteraad dit vastgesteld in de openbare vergadering van 20 april 2023. In het bestreden besluit heeft verweerder geen aansluiting gezocht bij deze aanwijzing. Hij zal dit in bezwaar wel moeten doen.

In het bestreden besluit is er echter vanuit gegaan dat participatie verplicht is, zodat het vorenstaande niet tot toewijzing van het verzoek leidt. In het bestreden besluit is opgenomen dat participatie heeft plaatsgevonden en bij de gedingstukken heeft de voorzieningenrechter een verslag aangetroffen van een participatiebijeenkomst op 23 september 2023 in Grand Café De Bulls. Daar is een nieuwbouwplan voor 24 appartement-woningen besproken evenals de zorgen van omwonenden over onder meer verkeer, inkijk en schaduwvorming. Aangekondigd is dat nog meer informatieavonden zullen volgen. Uit de stukken blijkt voorts dat op 4 juni 2024 nog een informatieavond heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft vergunninghouder onder meer een onderzoek laten uitvoeren door bureau Goudappel naar de verschillende verkeersaspecten, en is gekozen voor een trillingsarm heisysteeem. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat vergunninghouder hiermee aan zijn (eventuele) participatieplicht heeft voldaan. Participatie beoogt immers niet om unanieme steun of draagvlak onder alle omwonenden te verkrijgen, maar om burgers in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de besluitvorming.

Bijzondere belangen [adres]

Volgens verzoekers is het belang van de bewoners van [adres] onvoldoende bij de beoordeling betrokken. Het gaat om een geluidsarme en prikkelarme woning die in de tuin is gerealiseerd voor de zoon van de bewoners en deze woning zal niet meer prikkelvrij zijn na realisatie van het appartementencomplex, en al helemaal niet gedurende de realisatiefase.

De voorzieningenrechter ziet in het gestelde op dit punt vooralsnog onvoldoende grond om te oordelen dat de gevraagde vergunning had moeten worden geweigerd vanwege de belangen van de bewoners van [adres] Het door verzoekers op dit punt gestelde is daarvoor te weinig concreet, zeker omdat het hier gaat om vervanging van een horecagelegenheid door seniorenwoningen. Dat deze vervanging zal leiden tot een minder prikkelarme omgeving ligt immers niet zonder meer in de rede. Vergunninghouder heeft bovendien aangegeven dat zij in de realisatiefase zoveel mogelijk wil voorkomen dat omwonenden schade of overlast ondervinden. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat er daarbij speciale aandacht is voor de belangen van de bewoners van [adres] , zoals ter zitting aan de orde is gekomen.

Voorlopige conclusie

De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit op enkele punten in bezwaar van een nadere motivering zal moeten worden voorzien, maar ziet in hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht geen grond om voor het oordeel dat de verleende vergunning in bezwaar zal moeten worden herroepen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen grond om de belangen van verzoekers bij het tijdelijk schorsen van de vergunning zwaarder te laten wegen dan de belangen van de voortgang van de bouw van 24 woningen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af. Dat betekent dat de bouw mag starten/doorgaan.

Artikel delen